Goedendag

BladblazerMijn vriendjes moesten er altijd om lachen, dat ik ‘goedendag’ zei tegen de mensen die we op straat tegen kwamen. Heb je hem weer met z’n ‘goedendag’ proestten ze en spraken het woord langzaam en langgerekt uit om de beleefdheidsfactor te overdrijven. Misschien was het ook wel een beetje vreemd, jongens van 10, 11 die als schavuiten door het dorp struinden, stoer, de handen in de zakken, schoppend tegen kiezels of wat er verder maar los op straat lag en dat dan een van hen keurig ‘goedendag’ zei tegen een passant die juist wat ontzag ingeboezemd moest krijgen.

Het was een loyaliteitsconflict. Ja, misschien was het wel gek dat goedendagzeggen maar ik had het geleerd van mijn vader. Regel een was bij hem: altijd beleefd zijn. En dat was hij dan ook, altijd. Iedereen op straat werd gegroet, wat overigens niet zo vreemd was in een dorp. En mijn vader had in mijn ogen nooit ongelijk. De wereld mocht gek zijn, hij was dat zeker niet. Dus ik moest het doen dat groeten, het voelde als verraad om niet meer ‘goedendag’ te zeggen, begeleid door de bijpassende knik met het hoofd. Het compromis dat ik vond werd mompelen. ‘Moewhenda’ zei ik dan, zo zachtjes soms dat ik het alleen via de binnenkant van mijn oren hoorde. Het geproest hield op, tenminste tot er een nieuwe aanleiding was ontdekt.

Ik moest er aan terugdenken toen ik deze week door Hilversum liep. In de straat waren twee mannen met bladblazers en een hels kabaal in gevecht met de natuur, thermodynamica en zwaartekracht. Toen ik naderde stopte de strijd even en stapten ze opzij. ‘Goedendag’ zei ik, ze groetten vrolijk terug.

Het mooie van groeten op straat is dat je elkaar aankijkt. Dat gebeurt heel weinig, als je er op gaat letten. De meeste mensen kijken in het niets als ze over straat lopen. Ze lachen zelden. Logisch want in het niets valt natuurlijk ook niets te lachen. Als je vanaf een andere planeet zou landen en ons door observatie trachtte te doorgronden zou je vast concluderen dat we allemaal een hekel aan elkaar hebben. Het lijkt wel of groeten of de ander opmerken gezien wordt als teken van zwakte. Want als je wel groet, groet de ander altijd terug. Maar nooit als eerste. Neem plaats in de trein naast iemand, er volgt geen kik. Zeg goedemorgen en ze groeten terug, soms lijken ze zelfs opgelucht.

De Volkskrant schreef vandaag over het nieuwe fotoboek Crossing Europe van Poike Stomps. Hij fotografeerde door heel Europa zebrapaden vol met overstekende mensen. En vrijwel overal zag hij hetzelfde: “Ze zijn in zichzelf gekeerd, allemaal op weg naar een eigen doel.” In de zuidelijke landen wat minder dan in het noorden maar nergens hebben voorbijgangers oog voor elkaar. Is dat erg? Ja, dat lijkt me wel. We onthouden elkaar levensvreugde.

Verderop in de Hilversumse straat stond nog een man met een bladblazer, in de druilerige regen. Hij hield stil en deed een stap opzij. Zwart krullend haar, een stoppelbaard, donkere ogen. Hij keek zorgelijk naar de grond, alsof er ieder moment iets ernstigs kon gebeuren. ‘Goedendag’. Zijn blik kwam omhoog. Hij keek me aan zei ‘goeiendag’ en er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht. Het voelde als een cadeau.

cc-foto: Walther Siksma

 

 

 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.