![]() |
V. DE ELEKTRONISCHE POSTBODE BELT MEER DAN TWEE KEER
In april 1994 kwam het advocatenkantoor Canter & Siegel uit Phoenix, Arizona op het briljante idee om te adverteren via Internet. In een ultieme poging om zo'n beetje elke gebruiker te bereiken verspreidde het bureau via duizenden verschillende newsgroups dezelfde elektronische oproep. Dat hebben ze geweten. Binnen een week stond hun telefoon roodgloeiend, had de faxmachine het begeven en was het computersysteem waarvan ze gebruik maakten, bezweken onder de enorme hoeveelheid reacties. Over het succes van de oproep kan niettemin getwijfeld worden. Het overgrote deel van de reacties bestond namelijk uit protesten van kwade Internet-gebruikers, oftewel netizens, een samenvoeging van de termen networkers en citizens. Met hun reclame-actie hadden de advocaten moedwillig de `ongeschreven' wetten van het net, de zogeheten netiquette, geschonden. Met als resultaat dat geïrriteerde netgebruikers al hun creativiteit botvierden in wraakacties. De advocaten ontvingen zogeheten elektronische postbommen (ellenlange berichten die bijvoorbeeld vijftig keer de integrale versie van de bijbel of een elektronisch receptenboek bevatten, en door hun omvang de toevoer van gewone berichten verstoppen), telefonische collect calls uit verre streken en dagelijks verschenen er op het net nieuwe adressen van organisaties waar een officiële klacht tegen het gedrag van de juristen kon worden ingediend. Ook werden er zoveel mogelijk persoonlijke gegevens van de gewraakte juristen, een echtpaar dat gezamenlijk een praktijk voert, openbaar gemaakt. Wat was er gebeurd? De advocaten hadden een programmeur opdracht gegeven om een stukje software te maken dat een enkel bericht automatisch plaatste in meer dan vijfduizend verschillende USENET-newsgroups. Het was de bedoeling dat de boodschap bij iedere Internet-gebruiker zou overkomen. Het bericht had betrekking op de zogeheten Green Card Lottery, een incidenteel door de overheid gehouden `loterij', waarbij aan buitenlanders uit een groot aantal landen volledige verblijfsvergunningen worden verstrekt. Hoewel de loterij nagenoeg gratis is en er alleen maar een formulier met persoonlijke gegevens ingevuld hoeft te worden, suggereerden de advocaten dat het verstandig was om hun hulp in te roepen. Via Internet hoopten ze een groot aantal geïnteresseerde buitenlanders (`aliens' in het Amerikaanse taalgebruik) te bereiken. Gouden regel voor het leveren van bijdragen aan USENET is dat het geplaatste bericht ook daadwerkelijk betrekking heeft op de onderwerptitel van de groep. Dit om te voorkomen dat slimmeriken in heel veel groepen een oproep plaatsen voor bijvoorbeeld een logeeradres in New York. Het doornemen van de groepen kost de gebruiker namelijk geld, alleen al de kosten van de telefoonverbinding, en dan is het niet prettig om voortdurend irrelevante berichten tegen te komen. Deze regel werd dus door de advocaten geschonden. Op zich is dat nog niet voldoende om de gemiddelde gebruiker in de gordijnen te krijgen. Het gebeurt wel vaker dat irrelevante berichten in een newsgroup opduiken, maar dit keer kleefden er nog een aantal andere bezwaren aan de oproep. Zo ergerden veel gebruikers zich aan het feit dat er een volledig overbodige dienst werd aangeboden. Ze beschouwden deze juridische `hulp' als net zo zinnig als het in de arm nemen van een advocaat bij het aanschaffen van een staatslot. Daarnaast is er het commerciële aspect. Internet-gebruikers zijn als de dood voor de vercommercialisering van `hun' netwerk. Ze vrezen dat het systeem ten onder gaat als de commercie ongebreideld gebruik gaat maken van de communicatiemogelijkheden. Het gaat daarbij niet zozeer om de angst voor commercie in het algemeen maar voor zogeheten `junk mail', ongevraagd en nutteloos reclamemateriaal dat de kracht van het systeem - vrije communicatie - zou verlammen of het gebruik in ieder geval onplezierig zou maken. Die vrees komt niet zomaar uit de lucht vallen. Vroeger - toen de wereld nog niet bij elkaar werd gehouden met koperdraadjes en glasvezels - betekende het klepperen van de brievenbus een sensatie. Het geluid stond voor het bezorgen van de post en dat was een persoonlijke traktatie. Brieven en kaarten werden gebruikt om in contact te komen met de anderszins onbereikbaren. Als bij een Pavlov-reactie kon door het geklepper de hartslag versnellen. Het ongevraagde en ongewenste reclamedrukwerk heeft dat aloude interactieve ritueel in anderhalf decennium redelijk om zeep geholpen. Geklepper roept nu alleen nog maar een zucht op. De gang naar de brievenbus wordt steevast gevolgd door de tocht naar de prullenbak. Niemand zal het in z'n hoofd halen om direct-mail op gelijke voet te stellen met `brieven schrijven' en `corresponderen'. Alleen de commercie probeert die mythe in stand te houden door elke standaardbrief waar de computer een naam boven heeft geplaatst te betitelen als `persoonlijk'. Het vervelende van dergelijke reclame is niet zozeer de inhoud maar de opdringerigheid. Het is juist dat laatste aspect dat zo gevreesd wordt als het gaat om digitale reclame. In tegenstelling tot wat velen denken is de Internet-gemeenschap helemaal niet zo'n tegenstander van commerciële mededelingen. Maar dan moet het wel gaan om zuinig gedoseerde, zinnige boodschappen. En dat is dan meteen het probleem: reclame is meestal verre van zinnig. En al helemaal niet gedoseerd. `Herhaling is de kracht van reclame'. Die kreet gebruiken uitgevers nog wel eens om adverteerders te paaien. In het digitale tijdperk betekent dit een ramp, vooral omdat het maken van dergelijke reclame nauwelijks inspanning kost. Het ongevraagd verspreiden van gewoon reclame-drukwerk kent haar beperkingen, alleen al omdat het geld kost. Niettemin raken - vooral in de steden - brievenbussen al verstopt door folders, brochures en pamfletten. Digitalisering van direct-mail en huis-aan-huisverspreiding betekent een veel grotere ramp. Wie over de juiste software beschikt hoeft maar een boodschap in te tikken, op een knop te drukken en hup: de mededeling vliegt in miljoenenvoud de wereld rond. Tegen reclamedrukwerk kun je op het eerste gezicht maar twee dingen ondernemen: een sticker op de brievenbus plakken dat je het niet wilt ontvangen en een prullebak kopen. Er is echter nog een derde mogelijkheid, namelijk het retourneren van de folder. Dat is wat omslachtig maar effectiever dan men zou denken. Een vriend van mij die consequent elk bedrijf dat de anti-drukwerksticker op zijn brievenbus negeerde, trakteerde op een retourzending, boekte daar ongekende resultaten mee. Sommige bedrijven sparen kosten noch moeite om hun bezorgers er van af te houden nog langer drukwerk bij hem in de bus te stoppen. Ironisch genoeg waren er ook bedrijven die hem onder het uiten van pseudo-bedreigingen maanden onmiddellijk te stoppen met het retourzenden omdat ze niet op dergelijke post zaten te wachten. Het is juist deze strategie die de netgebruikers inzetten om de ongewenste reclameboodschappen af te weren. Een druk op de knop is voldoende om het bericht retour afzender te sturen. Wie een reclame-boodschap onder twintig miljoen gebruikers verzendt mag dus ook wel een forse elektronische postbus klaarzetten om de retourzendingen te ontvangen. Nu is Internet over het algemeen een redelijk vredig terrein waar het wapengekletter zich beperkt tot wat scheldpartijen over en weer. Uitzonderingen daargelaten, winden de meeste gebruikers zich niet gauw op. Behalve als ze de oorlog wordt verklaard. En dat laatste is precies wat het advocatenduo deed. In plaats van dat de juristen na de eerste protesten de conclusie trokken dat het niet zo'n verstandige zet was geweest om op deze manier reclame te maken, noemden ze hun actie `een groot succes' en kondigden aan de methode vaker te gebruiken. Dat is dus schreeuwen om moeilijkheden. Het verzet tegen de juristen ging hierna een paar stappen verder. Het fax-apparaat werd getrakteerd op eindeloze berichten (men neme een lang dichtbedrukt of zwart papier, plaatst het in een faxmachine, verbindt de onderkant in een lus met de bovenkant en belt het faxapparaat van de boosdoener) en een krankzinnige hoeveelheid post. Canters bleek een aardige bezigheidstherapie voor mensen die zich verveelden. Sommige gebruikers stuurden het advocatenkantoor dagelijks meer dan duizend gefingeerde verzoeken om inlichtingen. Het belangrijkste resultaat van de uitdaging was echter dat er ook programmeurs aan het werk togen om te zorgen dat er nooit meer een boodschap van Canters en Siegel op het net zou verschijnen. Zo werd in Noorwegen een programma ontwikkeld dat onophoudelijk het net afzoekt naar boodschappen van de advocaten en deze vervolgens wist, nog voordat iemand ze heeft kunnen lezen. Het echtpaar ontwikkelde zich zo tot de eerste digitale melaatsen van de informatiemaatschappij. Niettemin zijn ze nog steeds hinderklijk aanwezig. Ze sloegen terug met het boek `How to make forune on the Information Superhighway`, waarin allerlei tips worden gegeven om rijkdom via het net te vergaren maar die in de praktijk alleen maar tot ergernis leiden. Overigens wil dat niet zeggen dat Internet niet commercieel gebruikt kan of mag worden. Integendeel. Zo heerst er op Internet een levendige handel in tweedehands goederen. Er werd ooit zelfs vanuit de voormalige Sovjet-Unie een MIG gevechtsvliegtuig te koop aangeboden. Een voorbeeld van hoe het wel kan, is Adam Curry, voormalig presentator van het wereldwijde televisiestation MTV. `Als ik zou weten dat er straks op mijn grafsteen komt te staan "Hij bracht de mensen op Internet", hield ik er nu meteen mee op. Dan is mijn doel al bereikt. Meer eer hoef ik niet.' Onsterfelijkheid is kennelijk toch prettiger dan genietbare rijkdom. MTV-video jockey Adam Curry baarde eind april 1994 opzien met zijn plotselinge vertrek bij het muziekstation en de opmerkelijke aankondiging dat hij zich geheel zou gaan wijden aan Internet. `A VJ with a Vision,' kopte een Amerikaanse krant. Een paar dagen later sprak ik hem op een Amsterdam terras. `Weet je hoe het ging? Ik was onderweg naar de studio in New York voor de opname van de Video Countdown Top 20, toen ik min of meer impulsief besloot de stap te nemen en mijn baan op te zeggen. MTV in de Verenigde Staten is niks meer, heel anders dan hier in Europa. Ze draaien voortdurend programma's als de soap Real World. Of neem zoiets als Beavis & Butthead, de eerste honderd keer is het misschien leuk, maar daarna heb je het wel gezien. Niet dus, alle afleveringen worden nu doodleuk herhaald.' In een via Internet verspreide verklaring stelde hij dan ook: `MTV is a video channel that really hasn't had much of the "M" in it's name lately.' Curry stapte die bewuste donderdag 21 april met zijn geheime voornemen de studio binnen, deed zijn thing en kondigde vervolgens net voor de nummer 1 van de hitparade aan dat hij er met onmiddellijke ingang de brui aan gaf. Iedereen was flabbergasted. De volgende dag bij uitzending bleek MTV het grote nieuws niettemin uit de opnames te hebben geknipt. Curry verdween zonder veel ophef van het scherm, als een in ongenade gevallen partijleider in een verkeerd geregeerd land. Waarop Adam zich op zijn Internet-site afvroeg: `Bear this in mind, if MTV is willing to censor someone who has worked for and with them for over six years, what are they doing to everybody else?' Echt vriendschappelijker is de sfeer er daarna niet op geworden. De kop `MTV sues Curry' verscheen binnen drie weken op het scherm. Maar het conflict met het muziekstation was niet het meest interessante aspect aan Curry's opmerkelijke stap. Hij heeft namelijk grootse plannen met Internet. `De eerste keer dat ik contact legde met het net was ik meteen verkocht. Zo'n onvoorstelbare hoeveelheid informatie, ik was overdonderd en besloot vrijwel meteen dat ik een eigen site wilde exploiteren. Ik wilde hoe dan ook deel uitmaken van het net. Gewoon voor de lol.' Geheel buiten het tv-station om zette hij in samenwerking met studenten van universiteit van Michigan mtv.com op. Na het conflict met station zag hij zich vooralsnog gedwongen om die naam te veranderen in metaverse.com. Op die site is informatie te vinden over popmuziek en aanverwante zaken. Je kunt er muziek beluisteren, van U2 tot Rotterdamse gabberhouse of roddels lezen in de sectie Cybersleaze. Om de site op te zetten leerde hij omgaan met Unix, het uitgebreide besturingssysteem dat nauw verbonden is met het gebruik van Internet en kreeg hij de beschikking over een SUN-machine. Een SUN is voor computeraars wat een Lamborghini is voor autoliefhebbers, razendsnel en krachtig. Aanvankelijk was het net niet meer dan een hobby, iets wat nog het meeste leek op zijn werk bij de Amsterdamse radio-piraat Decibel begin jaren tachtig. Zijn ogen gingen pas echt open door het gedrag van zijn fans. `Ik wil niet zeuren, maar als je bekend bent, is het vrijwel onmogelijk op een normale manier met je fans om te gaan. Ze staren je vaak stomverbaasd aan, weten niet wat te zeggen of roepen zo maar wat. Bovendien heb je het meestal te druk om echt contact met ze te hebben. Via Internet kreeg ik echter al gauw elektronische fanmail en daar bleken opmerkelijk veel inhoudelijke reacties tussen te zitten. Toen ging me een licht op. Internet is dus kennelijk in staat communicatie op gang te brengen die anders onmogelijk is.' Curry realiseerde zich dat zo'n communicatiemogelijkheid commercieel te benutten is. `Bedrijven willen niets liever dan contact met hun klanten. Daarom wordt er zoveel geld gestoken in reclame. Ik ga ze die nieuwe mogelijkheden dus bezorgen.' Tot dan toe worstelden bedrijven met de vraag hoe ze in hemelsnaam geld kunnen verdienen aan Internet. Meestal reikten hun ideeën niet verder dan het opzetten van systemen die geld innen voor de toegang tot het net dan wel voor het opvragen van informatie. `Dat moet je dus niet doen, want het ondermijnt het succes. Commerciële netwerken als Compuserve blijken juist het grootste obstakel voor de opmars van computernetwerken. Niet alleen zijn ze duur, maar ze leggen meteen ook allerlei beperkingen op. Mag je elkaar bijvoorbeeld geen porno toesturen. Wat is dat voor onzin? Het gaat niemand wat aan waarover ik met anderen wil communiceren.' Curry ziet geld in de sponsoring van het net. Hij wil sites opzetten die gekoppeld zijn aan merknamen en de gebruiker bieden wat hij zoekt. `Zo'n site is bij uitstek geschikt om de gebruiker het gevoel te geven dat hij ergens deel van uitmaakt. Je kunt er associaties mee oproepen en dat is precies waar reclame om draait. Budweiser bijvoorbeeld adverteert altijd met mooie meiden omdat ze denken dat hun klanten zich daar prettig bij voelen. Dus creëer je een site waar die volop te vinden zijn en noemt die budweiser.com.' Zo'n site draagt dan meteen zorg voor de tweede factor: informatie. Een bedrijf kan er informatie op plaatsen waarvan ze denken dat die aantrekkelijk is voor de klant, van voetbaluitslagen tot en met details over het brouwproces en het spelen van spelletjes. Zodat mensen die de uitslagen willen weten automatisch aan budweiser.com denken. `De klanten zelf kunnen aan zo'n site bijdragen door met elkaar maar ook met het bedrijf te communiceren. Nu al zijn er discussiegroepen op het net als bijvoorbeeld alt.beer die enkel handelen over thuisbrouwen en consumptie. Zo'n newsgroup zou je als brouwerij ook zelf kunnen starten. Dan is de cirkel rond. Er is de associatie van prettige zaken met het merk en er is een directe communicatie tussen consument en producent. Dat laatste is goud waard. Er kan bijvoorbeeld veel gerichter marktonderzoek worden gedaan.' Curry trok langs bedrijven om ze warm te maken voor deze opzet. Het probleem daarbij bleek dat de potentiële klanten eigenlijk nauwelijks bekend zijn met de mogelijkheden. Internet wordt veelal nog gezien als een speeltje voor freaks. `Pas was ik nog bij zo'n board of directors en dan zit iedereen een beetje te dubben. Totdat de topman op tafel sloeg en zei: `Ik snap absoluut niet wat het is, maar ik weet wel dat als we op deze manier dertig miljoen mensen kunnen bereiken er in ieder geval een aantal tussen moet zitten dat geïnteresseerd is in ons produkt. Dus doen we het.'' Steeds krijgt Curry ook de vraag waarom ze hem daarvoor zouden inschakelen. De bedrijven kunnen het immers toch ook zelf opzetten. `Natuurlijk, antwoord ik dan. Net zoals u zelf ook een telefoonverbinding op kunt zetten door een paar kabels te trekken of een fabriek kunt bouwen door eigen bouwvakkers in dienst te nemen. Maar dat doe je ook allemaal niet. Jullie hebben mij nodig omdat ik weet hoe het moet.' Voor het verval van het net met de intrede van de commercie is hij niet bang. `Niet als het goed gebeurt. Je moet mensen niet ongevraagd informatie opdringen. Dat is de gouden regel. Als je het weerbericht opvraagt, mag er geen reclamelogo verschijnen. Niemand mag bepalen wat jij te zien krijgt. Het draait erom dat je het als gebruiker leuk moet vinden om contact te leggen met een bedrijf omdat zij iets bijzonders te bieden hebben.' Om de plannen te kunnen realiseren heeft hij een topprogrammeur, verantwoordelijk voor onder meer de financiële software van de Wall Street beurs, weggehaald bij SUN. Daarnaast verzamelt hij in hoog tempo mensen om zich heen die overweg kunnen met de techniek van het net. `Great job opportunity', tettert hij via metaverse.com door cyberspace. Curry is volgens eigen zeggen van plan vreselijk rijk te worden van de nieuwe mogelijkheden. Hij wil met zijn partner de zangeres Patricia Paay - `zij is erg analoog maar vindt het prima wat ik doe' - New York verlaten en op de Bahama's gaan wonen. `Van daaruit kun je al die sites net zo goed onderhouden.' `Ik wil deze boot niet missen, zoals ik dat bijvoorbeeld bij de 06-lijnen wel heb gedaan. Daar had ik veel eerder in moeten stappen. Alhoewel: ik zou liever toch niet in de sexbusiness terecht zijn gekomen en het exploiteren van die lijnen blijft toch een beetje verkeerd. Je plukt mensen alleen maar. Ik vind dit veel leuker omdat iedereen er beter van wordt.' Nou ja, iedereen. Curry voorspelt onder meer dat de opkomst van Internet het einde van de platenmaatschappijen inluidt. `Die houden zich eigenlijk alleen maar bezig met fysieke distributie. Daar verdienen ze veel geld mee. Internet maakt die distributie echter overbodig. Je kunt muziek zo binnenhalen. Weliswaar is dat nu in de praktijk nog moeilijk, maar met de opkomst van de digital super highway wordt het een fluitje van een cent.' De functie van de platenmaatschappijen kan volgens Curry het best overgenomen worden door hardwarefabrikanten als Philips en Sony. `Zij moeten sites creëren waarop muziek is te vinden die je op hun apparatuur kunt afspelen. Zij betalen ook de muzikanten voor hun composities, want copyrights werken nu eenmaal niet bij digitale informatie.' Het verlies aan inkomsten voor de muzikant wuift hij weg. `Ach, er wordt toch niemand muzikant om rijkdom te vergaren.' Voor muzikanten heeft hij overigens ook een aardig project in petto: wereldwijde jamsessies. Computergestuurde muziekinstrumenten maken gebruik van zogeheten MIDI-signalen, relatief compacte codes die door een geluidskaart omgezet worden in muziek. Curry wil daarmee jamsessies organiseren via het net. Een drummer in Tokyo hoort dan het keyboard van een collega in San Francisco en vice versa. Zo kunnen ze samen `real time' spelen. Anderen kunnen meeluisteren of zelf ook spelen. Probleem daarbij is vooralsnog de synchronisatie. Omdat niet alle verbindingen even snel zijn kan er vertraging optreden. Curry is er echter van overtuigd dat hij dat probleem kan oplossen. De muzikale plannen van Curry leggen de bijl aan de wortel aan een van de belangrijkste fundamenten van de huidige informatieverspreiding: het auteursrecht. Alle informatie die via Internet wordt verspreid is in principe gratis. Dat wil niet zeggen dat er geen auteursrecht op rust, maar dat aan die rechten geen stuiver te verdienen valt. Het auteursrecht staat echter niet alleen daarom op de helling. Het is vooral de digitalisering die knaagt. Er is namelijk een belangrijk verschil tussen analoge en digitale informatie. Analoge informatie kent altijd een origineel en een kopie. Bij digitale informatie valt dat onderscheid weg. Als van een elektronische tekst negen kopieën gemaakt worden, valt absoluut niet te achterhalen welke van de tien nu eigenlijk de brontekst was. Weliswaar kennen computersystemen een tijd- en datumstempel toe aan bestanden, maar dergelijke toegevoegde informatie is eenvoudig te wijzigen. Dat wegvallen van het verschil tussen kopie en origineel heeft onmiskenbaar consequenties. Jaarlijks bezoeken tienduizenden toeristen het Rijksmuseum in Amsterdam om de originele versie van de Nachtwacht te aanschouwen. Dat is eigenlijk merkwaardig, want reprodukties van het schilderij van Rembrandt zijn over de hele wereld te vinden. Die kopieën zijn echter kennelijk niet bevredigend genoeg voor de kunstliefhebber of attractiebeluste toerist. Maar stel nu dat de Nachtwacht geen analoog schilderij was, maar een digitale afbeelding. Dan zou het voor de bezoekers helemaal geen zin hebben om het museum te bezoeken. Gewoon omdat er geen verschil is tussen kopie en origineel. Neem in plaats van de Nachtwacht maar eens een populair computerprogramma zoals het tekstverwerkingsprogramma WordPerfect in gedachten. Een dergelijk programma kent altijd een vaste schare van enthousiaste gebruikers die over de software kunnen praten alsof het een soort elektronische auto is. Het is ondenkbaar dat ook maar een van deze fans naar het stadje Provo in de Amerikaanse staat Utah zou afreizen om daar in het hoofdkantoor van WordPerfect de originele versie van het computerprogramma te gaan bewonderen. Niet alleen omdat die versie er exact hetzelfde uitziet als de software in zijn eigen computer, maar ook omdat het bedrijf zelf waarschijnlijk niet meer weet wat nu eigenlijk de originele versie was. Nu is een computerprogramma geen kunstwerk, maar er gaan al digitale artistieke uitingen de wereld rond: elektronische boeken. Sommige boeken worden in compleet opgemaakte pagina's gepresenteerd via het World Wide Web, andere gaan de wereld rond in ruwe formaten die in elke tekstverwerker geladen kunnen worden. Dat is een bijzondere ontwikkeling, want nog niet zo lang geleden werd het onmogelijk geacht om met een tekstverwerker iets van waarde te produceren. Een serieuze schrijver zou toch `het contact met het papier' nodig hebben. Het turen naar een beeldscherm zou te veel afleiden en daarmee het creatieve proces belemmeren. Dergelijke onzin werd zonder blikken of blozen als argument gebruikt tegenover de voordelen van tekstverwerking. Achteraf blijkt dat het een kwestie van wennen was. De meeste schrijvers van nu zouden zouden zich geen raad weten zonder tekstverwerker. En vrijwel nooit meer hoor je iemand klagen over het onpersoonlijke karakter van de machine. Tenminste, zo lang het niet over lezen gaat. Want een schrijver mag zijn verhaal wel op een computer maken, de lezer mag de literatuur niet via een soortgelijk apparaat tot zich nemen. Want dan mis je toch het contact met het papier... enz. Kortom, het `elektronische boek' moet opboksen tegen een kast vol vooroordelen. En dat terwijl het verschijnsel onmiskenbare voordelen heeft. Althans voor de lezer. Om maar een voorbeeld te noemen: wie via Internet en naar het adres www.spies.com gaat, belandt in het menusysteem van een elektronische bibliotheek in de Amerikaanse staat Californië. Daar zijn meer dan honderden titels te vinden. Van de complete werken van Shakespeare tot het CIA World Fact Book. De collectie groeit gestaag. Zo is er het Project Gutenberg dat zoveel mogelijk literatuur elektronisch toegankelijk wil maken. Veelal gaat het dan om oude titels waar geen auteursrecht meer op rust, maar er komen ook steeds meer boeken die veel recenter zijn verschenen. Het naar je toe halen van zo'n boek is een kwestie van minuten. Het overzenden van bijvoorbeeld de integrale tekst van `Alice in Wonderland' neemt niet meer dan twee minuten in beslag. Dan staat het complete werk in je eigen computer opgeslagen en kan het met elke tekstverwerker gelezen worden. Kosten: dertig cent. Tegen zo'n voordeel kan geen papier opboksen. Een gedrukte versie van hetzelfde verhaal kost al gauw 25 gulden en bovendien moet je er de deur voor uit. Een ander voordeel van elektronische boeken is dat de boekenkast bij de vuilnisman gezet kan worden. De meeste van die ruimte verslindende kasten zijn namelijk gevuld met werken die nog slechts sporadisch geraadpleegd worden. Op een computer neemt zo'n boek een te verwaarlozen hoeveelheid ruimte in beslag. En je kunt in elektronische boeken razendsnel zoeken als dat nodig is. Voor bijvoorbeeld een boek als de Devil's Dictionary van Ambrose Bierce is dat wel zo prettig. Dergelijk gemak doet hunkeren naar bijvoorbeeld de elektronische versie van Multatuli's Ideeën. Misschien wordt dat wel de toekomstige functie van elektronische boeken. Je leest het gedrukte exemplaar, omdat dat nu eenmaal comfortabeler is, en bewaart vervolgens de elektronische versie. Als de gedrukte versie dan ook nog bij de bibliotheek wordt geleend, bespaart dat al gauw een paar naaldwouden aan papier. Helemaal aardig is het elektronische boek overigens als verjaardagscadeau. Op een computerfloppy passen gemakkelijk een stuk vijf meesterwerken. Goedkoop, handzaam en het moet wel heel raar lopen als de jarige al die titels reeds bezit. En als hij de boeken niet leuk vindt, kunnen ze nog altijd gewoon gewist worden en plaats maken voor bijvoorbeeld een computerspelletje. Wat met boeken gebeurt, geldt ook voor tijdschriften. Steeds meer bladen gaan er toe over (delen van) hun inhoud via Internet te verspreiden. Als ze het niet al zelf doen, dan zijn er wel lieden die zonder toestemming de artikelen overtypen of scannen. Dat laatste is een techniek die lijkt op fotokopiëren, maar in plaats van een papieren kopie wordt de tekst door de computer `gelezen' en in een elektronische versie omgezet die in iedere tekstverwerker ingelezen kan worden. Het is overigens niet gezegd dat dergelijke elektronische verspreiding ook daadwerkelijk een einde maakt aan de commerciële aspecten van het auteursrecht. Er hebben namelijk ook succesvolle experimenten plaatsgevonden om financiële transacties via Internet te laten verlopen. Alleen de banken moeten nog van het nut en de betrouwbaarheid daarvan overtuigd worden. Als deze techniek goed van de grond komt, is het wel denkbaar dat boeken tegen betaling elektronisch aangeboden gaan worden. Maar dan nog is er het probleem van kopiëren. De zorgen die de muziekuitgeverijen zich maakten bij de opkomst van de geluidscassettes, vallen in het niet bij deze ontwikkeling. Ook op dit terrein loopt de wetenschap voorop. Prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften lijden onder de moderne technieken. De tijd dat de hele academische gemeenschap wachtte op de verschijning van een nieuw nummer om daarin de laatste stand van zaken op hun vakgebied te lezen, is aan het verdwijnen. Onderzoeksresultaten worden razendsnel uitgewisseld. En vaak zijn de artikelen juist tot stand gekomen met behulp van Internet. Het netwerk maakt het mogelijk dat onderzoekers die duizenden kilometers van elkaar verwijderd zijn, gezamenlijk projecten uitvoeren zonder elkaar ook maar te hoeven ontmoeten. In de wetenschap wordt dan ook een discussie gevoerd over het afschaffen van auteursrecht. Er is gewoonweg geen tijd meer om maanden te wachten op publikaties in officiële tijdschriften. Een wetenschapper heeft er belang bij dat zijn kennis snel wordt verspreid. Bovendien is hij voor zijn inkomen niet afhankelijk van royalties. Het publiceren is onderdeel van zijn betaalde baan. Voor sommige mensen zou dat een godsgeschenk zijn. Denk maar eens aan de onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden. Zij ontberen de financiële middelen om alle belangrijke - en vaak zeer dure - wetenschappelijke uitgaven aan te schaffen. Via Internet kunnen ze echter toch op de hoogte blijven van bijvoorbeeld de jongste resultaten in het onderzoek naar de bestrijding van besmettelijke ziekten. In die zin is Internet zelfs in staat om levens te redden en kennis eerlijker over de wereld te verdelen. |