Het Boek Wie is dat nou weer?


Xb. DE EERSTE STAPPEN OP HET NET


Om over het net te surfen kan zo'n beetje iedere computer als plank gebruikt worden. En het kan met elke modem en met praktisch ieder communicatieprogramma. De nadruk ligt hier wel op het woord `kan', want of het ook daadwerkelijk gaat is een ander verhaal.

  Het verkennen van Internet is een ware digitale expeditie. Wie normaal al worstelt met een tekstverwerkingsprogramma of het kopiëren van een floppy disk moet erop voorbereid zijn de meest afgrijselijke ontberingen te doorstaan. Het slimste is te handelen zoals de meeste ontdekkingsreizigers doen: contact leggen met de plaatselijke bevolking, oftewel iemand zoeken die al op het net zit en daar alle vragen op afvuren.

  Als dat niet gaat, is een andere handige benadering om de beschikking te hebben over een redelijk toegeruste computer met kleurenscherm, een snelle modem en een behoorlijke kluit geheugen en vervolgens een van de Internet-providers te benaderen die alle benodigde software en hulp kunnen leveren.

  Maar het kan natuurlijk ook met een simpele XT-computer die voor nog geen tweehonderd gulden tweedehands op de kop getikt kan worden en een bijbehorende, trage modem die wel ergens voor vijfentwintig piek te vinden moet zijn. Voor de communicatie zelf is er gratis software verkrijgbaar. Al is deze mogelijkheid wel te vergelijken met een 14-daagse cruise door de Caraïben op een reddingsvlot.

  Hier doet zich dus het eeuwige computerdilemma voor: de te kiezen apparatuur is afhankelijk van wat de gebruiker wil, maar de gebruiker weet niet wat hij wil omdat hij de apparatuur niet heeft. Nog steeds zijn er hele volksstammen die een absoluut uitgeklede goedkope machine aanschaffen, omdat ze `toch niet meer willen dan tekstverwerken' en zich later verbijten omdat het apparaat vanwege zijn beperkingen inderdaad niet veel meer blijkt te kunnen. Aan de andere kant staan er machines opgesteld die over voldoende rekenkracht beschikken om de aërodynamische eigenschappen van een straaljager uit te rekenen bij mensen die er niets anders mee doen dan briefjes typen alsof het een elektrische schrijfmachine is. Maar dat schijnt bij deze wereld te horen. Rolls-Royces zijn immers ook bijna altijd in het bezit van mensen die nauwelijks autorijden.

  Het is niet verstandig om adviezen te geven op computergebied (omdat het altijd de verkeerde blijken te zijn), maar als de financiën het toelaten, is het het verstandigst om een computer met kleurenscherm te nemen en een snelle (14.400) modem. En voorzien van een geluidskaart.

  Als die hobbel is genomen, doemt het volgende probleem op: wat voor soort Internet-aansluiting moet je nemen? Sommige providers bieden bijvoorbeeld de mogelijkheid om alleen een goedkoop e-mailabonnement te nemen. Van de rest van de mogelijkheden van het net, dus zo'n beetje alles wat in dit boek besproken is, kan dan geen gebruik worden gemaakt. Hoewel met e-mail meer gedaan kan worden dan alleen maar berichtjes versturen. Veel elektronische tijdschriften worden via e-mail verspreid en ook zijn er massa's discussies die de deelnemers gezamenlijk voeren door bij te dragen aan rondzendlijsten: elke individuele bijdrage wordt daarbij naar alle deelnemers gestuurd.

  Volledige toegang tot het net is mogelijk via twee verschillende benaderingen: remote login en SLIP. De eerste is de meest simpele, maar vreemd genoeg ook de meest ingewikkelde. Simpel omdat de installatie eenvoudig is en er aan de eigen computer niet zoveel veranderd hoeft te worden, ingewikkeld omdat er gewerkt moet worden in een zogeheten Unix-omgeving. Unix is een besturingssysteem, net als bijvoorbeeld MS-DOS, dat een heleboel mogelijkheden kent en op zo'n beetje alle systeemcomputers `gedraaid' wordt. Het probleem zit 'm dus in die vele mogelijkheden. Om het net over te kunnen surfen is kennis vereist van de Unixprogramma's die dat mogelijk maken. Het is niet ondoenlijk, maar voor iemand die er weinig voor voelt om een partij computercommando's uit het hoofd te leren, weinig zaligmakend.

  Het komt erop neer dat met een simpel telecommunicatie-programma gebeld wordt naar het systeem van de provider. Na het inloggen, oftewel het ingeven van een gebruikersnaam en bijbehorend wachtwoord, verschijnt er waarschijnlijk helemaal niets, of een heel eenvoudig menu dat helpt om de eerste stappen op een lange weg te zetten. Vervolgens moet door het intikken van de juiste codes de informatie van het net worden opgeroepen. De benodigde software daarvoor `draait' dus op het systeem van de Internet-provider. De eigen computer is daarbij niet meer dan een beeldscherm.

  Het voordeel van een dergelijke toegang is wel dat het razendsnel werkt. Gebruikersvriendelijkheid kost namelijk bijna altijd snelheid. In een formule-1 racewagen zit niet voor niets geen automatische versnellingsbak ingebouwd. Weliswaar rijdt het met zo'n gebruikersvriendelijk instrument stukken makkelijker, maar wie goed kan schakelen wint met straatlengtes voorsprong. Bovendien betekent gebruikersvriendelijkheid vaak dat vanwege de overzichtelijkheid een heleboel mogelijkheden worden weggelaten en dat kan vervelend zijn voor mensen die hun systeem echt willen `tunen'. Remote login is zeg maar de doe-het-zelf benadering.

  Tegenover deze `kale' methode staat de zogeheten SLIP-login. SLIP staat voor Serial Line Internet Protocol, maar dat is niet echt belangrijk. Het verschil met doe-het-zelven is dat de informatie kant-en-klaar wordt aangeleverd. Met een slip verbinding wordt de informatie uit het net naar de eigen computer gezogen en daar op een aantrekkelijke manier gepresenteerd door een hele reeks programma's die de gebruiker zelf heeft geïnstalleerd. Plaatjes verschijnen automatisch op het scherm en geluidsfragmenten worden direct naar de op de computer aangesloten geluidsboxen gestuurd.

  Het lastige van deze manier is de voorbereiding. Er moeten al gauw zo'n tien verschillende computerprogramma's geconfigureerd worden en dat is geen pretje. Zelfs een wat meer ervaren computergebruiker is daar al gauw een paar uur mee zoet. Maar de beloning is dan ook rijkelijk, op het scherm verschijnt het net als een absolute state-of-the-art, oftewel crème de la crème. Wie kennissen en vrienden de ogen wil uitsteken met zijn Internet-toegang doet er goed aan een SLIP-login te nemen. Bovendien zoekt de software nu zelf naar de benodigde informatie en programma's. De gebruiker hoeft alleen maar een paar termen te kennen om te begrijpen welke kant er uitgevaren moet worden, maar dat is dan ook alles. Het is zelfs de vraag of dat echt nodig is.

  Het is al eerder geconstateerd: het absolute summum om informatie op het net te ontsluiten is het zogeheten World Wide Web. Om het Web in zijn volle glorie te aanschouwen is een SLIP-verbinding nodig en een programma dat de informatie op een aangename manier presenteert, een zogeheten WWW-client. Zo'n programma is bijvoorbeeld Mosaic, ontwikkeld door de Amerikaanse NCSA, National Center for Supercomputer Applications. En daarmee ontstaat dus al meteen verwarring. Wie over WWW praat bedoelt meestal Mosaic en andersom. Het verschil is dat WWW een systeem is dat de informatie op een overzichtelijke manier uitstalt en Mosaic het programma dat daar op een handige manier gebruik van maakt. WWW is zeg maar de supermarkt en Mosaic het winkelwagentje.

  Het voordeel van Mosaic is dat het door de providers wordt geleverd met een aantal wegwijzers aan boord. Dat maakt het voor de beginnende gebruiker erg gemakkelijk om een eerste overzicht van het net te krijgen.

  Mosaic is echter niet de enige manier om WWW aan te roepen. Er is bijvoorbeeld ook het programma lynx, oproepbaar door 'lynx' in te typen. Als Mosaic een winkelwagentje is, dan is lynx een boodschappenmandje: er kan niet zoveel in, maar het werkt wel sneller. Met lynx kan via WWW ook alle informatie worden opgevraagd. Alleen beperkt lynx zich tot tekst, van een plaatje is niet meer te zien dan: hier staat plaatje zus-of-zo. Het wordt niet direct getoond.

  Zowel Mosaic, lynx als WWW roepen op hun beurt weer andere programma's aan op respectievelijk de eigen computer en die van het systeem. Bijvoorbeeld de programma's om bestanden over te sturen, indexen af te zoeken en van systeem naar systeem te springen. Dergelijke software kan ook zelfstandig, dus zonder Mosaic of SLIP-login, gebruikt worden. Het is geen overbodige luxe om een aantal van die programma's te kennen. Dat vergroot het inzicht in het net enigszins. Een van de meest populaire programma's en onmisbaar voor de beginnende gebruiker is gopher.

  Wat doet een knaagdier op Internet? Die vraag rijst als het woord 'gopher' wordt opgezocht. Het woordenboek volstaat met de verklaring dat een gopher een Amerikaanse grondeekhoorn is. Het beestje is echter ook mascotte van de universiteit van Minnesota, de bewoners van die staat worden namelijk wel aangeduid als gophers. En daar besloot men het woord te gebruiken als naam voor een aan die universiteit ontwikkeld computerprogramma dat bekendstaat als een van de meest toegankelijke Internet-gidsen. In het Amerikaans staat gopher namelijk ook voor iets als een loopjongen op kantoor, een manusje van alles, en dat is precies wat gopher is. Het is min of meer de voorloper van WWW, het ordent informatie, ongeacht waar de betreffende bestanden zich bevinden.

  Gopher is een menu-systeem dat het uiterst eenvoudig maakt om op het Internet van systeem naar systeem te springen zonder dat de gebruiker ook maar één commando hoeft in te toetsen. Behalve dan het woord 'gopher' zelf om het programma te starten (met WWW is zelfs dat overbodig, omdat het systeem weet wanneer gopher aangeroepen moet worden).

  Op het scherm verschijnt na het starten van gopher een aantal mogelijkheden die er bijvoorbeeld zo uit kunnen zien:

Internet Gopher Information Client 2.0 pl11 Nederland


  --> 1. Welkom bij NL-menu
2. Zoeken naar informatiediensten in Nederland
3. Nieuwe informatiediensten in Nederland/
4. Meta-informatie (informatie over diensten)/
5. Naam- en adresinformatie/
6. Universiteiten/
7. Hogescholen/
8. Netwerkorganisaties/
9. Expertise centra/
10. Onderzoek en ontwikkeling/
11. Bibliotheken/
12. Online databank diensten/
13. FTP servers in Nederland/
14. Alle geregistreerde informatiediensten in Nederland/
15. Switch to English/


  Het pijltje --> dat bij nummer 1 staat kan met de pijltjestoetsen op en neer langs de verschillende nummers bewogen worden. Door op enter te drukken wordt een keuze gemaakt. Dan springt het systeem naar het volgende menu waar andere informatie of een aantal nieuwe keuzes worden geboden. Het / teken geeft aan dat er achter deze keuze een nieuw menu verscholen zit. Het vraagteken duidt erop dat door het intypen van een zoekterm naar informatie kan worden gezocht en het ontbreken van enig teken, zoals bij keuze 1, betekent dat bij die keuze een tekst op het scherm tevoorschijn zal komen.

  Gopher is daarmee een van de handigste manieren om Internet te verkennen. Vrijwel iedere Internet-host heeft wel een gopher met de keuze `All the gophers of the World'. Door die op te roepen krijgt de gebruiker een overzicht per continent, land en eventueel staat. Een wereldreis is zo met een paar toetsaanslagen gemaakt. Daarnaast zijn de gophers op onderwerp gerubriceerd. Iedere site kan zijn eigen gophers opzetten met dwarsverbindingen over het hele net.

  De informatie die met gopher wordt opgevraagd kan op twee manieren te zien zijn. Tekstbestanden worden gewoon op het scherm getoond (gopher kan alleen met tekst overweg), maar ook is het mogelijk dat een keuze verbonden toegang geeft tot een foto of een ander bestand. Een dergelijk bestand moet dan eerst naar de eigen computer gehaald worden door D - let op de hoofdletter - in te drukken. Dat staat voor downloaden, de computerterm voor het ophalen van bestanden (uploaden is het omgekeerde: het verzenden van bestanden naar het systeem). Als het eenmaal in de eigen computer is opgeslagen, kan er van alles mee gedaan worden. Plaatjes kunnen in een tekenprogramma geladen worden en de teksten in een tekstverwerker. Het is wat dat betreft te vergelijken met het kopiëren van een bestand van floppy naar harddisk.

  Om het ingewikkeld te maken, zijn er verschillende methodes beschikbaar om te kunnen downloaden, voorzien van veelzeggende namen als Kermit, Xmodem en Zmodem. Die laatste is het populairst onder particuliere gebruikers, omdat het zo handig werkt. Wie voor Zmodem kiest (en die mogelijkheid dus beschikbaar heeft in het eigen communicatieprogramma) hoeft zich nergens druk om te maken. De software handelt het hele overzenden automatisch af en als er onverhoopt iets misgaat, dan wordt het overzenden gewoon hervat. Bij een primitiever protocol als Xmodem is dat niet het geval: de gebruiker moet zelf aangeven waar en onder welke naam de bestanden opgeslagen moeten worden en als er iets misgaat moet je weer van voren af aan beginnen.

  Nu is gopher een aardig reismiddel, maar het blijft een enorm probleem om snel de juiste informatie te vinden. Op zoek naar bronnen kan een mens rustig uren door gopherspace dwalen zonder te vinden wat hij zoekt. Een oplossing daarvoor is Veronica. Dit systeem zoekt zelf door alle gophers over de hele wereld naar informatie die aan de trefwoorden voldoet die de gebruiker heeft ingegeven. Het is een uitermate handige manier om snel op het spoor van bepaalde bronnen gezet te worden. Via gopher kan Veronica vanaf verschillende plaatsen gestart worden. Zo zijn er Veronica-systemen aan de universiteiten van Pisa, Bergen en Manitoba, om er maar een paar te noemen. Een beperking van het systeem is overigens wel dat alleen wordt gekeken in de titels van de documenten, dat wil zeggen in de omschrijving zoals die in het menu van gopher zichtbaar is.

  Er zijn daarnaast echter ook systemen die veel nauwkeuriger op trefwoord zoeken. Voorbeelden daarvan zijn Archie (vernoemd naar de stripfiguur De Man van Staal) en WAIS (Wide Area Information System). Voor de beginner is Veronica echter het handigst. Via gopher kan ook over WAIS en Archie meer informatie verkregen worden.

  Nu is gopher niet de enige manier om bestanden op te halen. Integendeel, er is veel meer informatie op het net beschikbaar dan gopher of WWW laten zien. Immers, om de informatie via deze laatste twee beschikbaar te maken, moeten er omschrijvingen en wegwijzers worden gemaakt. Voor sommige mensen is dat te veel werk. Ze plaatsen hun informatie of software-computer op een systeem, zeggen tegen een paar mensen via newsgroups of e-mail dat die beschikbaar is en laten het daar bij. Die - onzichtbare - bestanden kunnen opgehaald worden via een techniek die bekend staat als FTP, File Transfer Protocol.

  FTP-en komt erop neer dat contact wordt gelegd met een systeem en dat de bestanden direct, zonder tussenkomst van andere software, naar de eigen computer kan worden gestuurd, of andersom.

  Een systeem dat gebruikers in staat stelt te ftp-en wordt een ftp-site genoemd. Die sites zijn in principe echter niet openbaar. Een gebruikersnaam en wachtwoord zijn nodig om binnen te komen. Sites die wel openbaar zijn worden anonymous ftp-sites genoemd. De gebruikersnaam die ingegeven moet worden, is inderdaad het woord `anonymous'. Soms is Internet namelijk kinderlijk eenvoudig.

  Omdat beheerders van dergelijke sites wel graag willen weten wie er allemaal de vruchten plukken van hun filantropie, dient de gebruiker als wachtwoord het eigen e-mail adres op te geven.

  Vervolgens kan van directory naar directory gesprongen worden, net als op de eigen harddisk. Het is daarbij geen overbodige luxe om eerst even de index op te vragen en die te bestuderen. Anders is er namelijk niet meer beschikbaar dan een overzicht van weinig- tot nietszeggende bestandsnamen.

  Een populaire FTP-site is bijvoorbeeld rtfm.mit.edu, gevestigd aan het Massachussetts Institute of Technology, te bereiken door in te tikken: ftp rtfm.mit.edu. Er wordt op dit systeem een kloeke hoeveelheid bestanden aangeboden, de index alleen al beslaat zo'n 1,6 megabyte. Opvallend is de enorme hoeveelheid documentatie en handleidingen die hier bewaard worden. Het systeem heeft daar dan ook zijn naam aan te danken. RTFM is een afkorting die in computerkringen veel gebruik wordt als mensen programmeurs lastigvallen met vragen waar ze zelf ook wel het antwoord op hadden kunnen weten. RTFM staat namelijk voor: Read the Fuckin' Manual.

  Wie zich als `groentje' op het net begeeft doet er goed aan zich eerst even gedeisd te houden en zich te beperken tot observeren. Het is weliswaar niet mogelijk om schade aan het net aan te richten, maar onervaren en wellicht onbehouwen gedrag kan nog wel eens irritatie oproepen bij andere gebruikers. Sommige mensen op het net gedragen zich - misschien zonder het zich te realiseren - als Engelse toeristen in een Spaanse badplaats.

  Het net is een gemeenschap van mensen en zoals in elke gemeenschap dient men rekening te houden met de anderen. Dus geen vragen stellen zonder eerst pogingen te hebben gedaan om zelf het antwoord te vinden. In principe is alle informatie die nodig is om op het net de informatie te vinden, ook op Internet beschikbaar en anders is er nog een keur aan gedrukte gebruikershandleidingen beschikbaar.

  Het belangrijkste is echter dat de gebruiker frustratie-bestendig is. Wie op reis gaat door een vreemd land zal zich erbij moeten neerleggen dat dat land altijd vreemd blijft. Niet alles is te zien, niet elk verschijnsel valt te begrijpen, zelfs niet als je je in het betreffende land vestigt en er jaren blijft wonen. Dat maakt Internet tegelijk zo verslavend: elke dag levert nieuwe ontdekkingen op. Als Marco Polo vandaag de dag geleefd zou hebben, had hij geen schip maar een computer gebruikt om de wereld af te reizen.





Index

Home




WOW! A line!
E-MAIL - HOMEPAGE 1.0 (1996) - HOMEPAGE 2.0 (1997) - HOMEPAGE 3.0 (1998) - LIVE WEBCAM - MAILINGLIST