Het Boek Wie is dat nou weer?


I - INTERNET LOOPT ALS EEN TREIN



        Kennismaken met Internet is geen pretje. Het is alsof je op een stoffige zolder een oude schatkaart aantreft. Dat is weliswaar de grote droom van iedereen, maar in de praktijk lijkt het me een nachtmerrie. Wat moet een mens met zo'n kaart? Wie hem terzijde legt, kampt de rest van zijn leven met het gevoel van een gemiste kans. Maar wie daarentegen besluit op zoek te gaan naar de schat ontregelt zijn hele bestaan, is een klap geld kwijt aan de reis en moet uiteindelijk maar afwachten of er echt een schat ligt of dat er een antieke grappenmaker aan het werk is geweest.

         Een dergelijk gevoel drong zich op bij mijn eerste kennismaking met Internet in het voorjaar van 1993. Ik zag op mijn beeldscherm iets verschijnen waar ik altijd van gedroomd had, een middel om zo'n beetje alle computers op deze aardbol met elkaar te verbinden en dat toegang geeft tot een onvoorstelbare hoeveelheid informatie. Tegelijkertijd wist ik dat deze openbaring mijn leven ernstig in de war zou schoppen. Ik dacht aan de vele honderden uren die ik achter het scherm zou gaan doorbrengen, aan de lijdensweg die ik diende te ondergaan om op het systeem mijn weg te vinden, aan de kapitalen die ik zou spenderen aan nieuwe apparatuur en telefoonrekeningen. Ik schakelde mijn computer uit, stak een sigaret op en dacht na. Wilde ik dit mezelf allemaal aandoen? Vijf minuten later zat ik weer op het systeem.

         Internet is verslavend, het creëert een honger die niet te stillen is. Ik heb wel eens het idee dat ik het allemaal heb gezien, maar steeds als ik op het punt sta het netwerk definitief de rug toe te keren, ontdek ik plots weer een gebied dat ik nog niet kende, verbaas ik me weer over een nieuw ontdekte mogelijkheid of schiet ik in de lach om een grap die een andere Internet-gebruiker mij voortovert.

         Wie slim is houdt zich verre van Internet. Voor het dagelijks bestaan is het een geheel overbodig verschijnsel. Je gaat niet dood als je niet weet wat Internet is. Net zo min als je telefoon nodig hebt. Soms haat ik mijn telefoontoestel, wil ik met rust gelaten worden. Een antwoordapparaat helpt niet, daar stapelt de ellende zich alleen maar bij op. En als je de stekker uit het stopcontact trekt en te lang de telefoon niet beantwoordt, bestaat er een gerede kans dat kennissen de politie waarschuwen om te onderzoeken of je niet dood in huis ligt. Natuurlijk is dat een vriendendienst maar toch is het verre van aangenaam als agenten komen informeren of je al dood bent.

         Het vervelende is alleen dat zonder telefoon het leven misschien nog wel onaangenamer zou zijn. Ik moet er persoonlijk niet aan denken dat iedereen die mij belt anders op bezoek zou komen. Of dat ze me brieven zouden schrijven. Aan de beantwoording zou ik waarschijnlijk een dagtaak hebben. De telefoon is tegelijkertijd mijn bevrijder en mijn slavendrijver.

         Met Internet heb ik een soortgelijke verhouding, hoewel het netwerk meer een toevluchtsoord is dan een slavendrijver. Als ik achter mijn computer zit en geen zin heb om te doen wat ik moet doen, maak ik vaak ter afleiding een blokje om over het Internet. Ik zap er als het ware doorheen op zoek naar verpozing. Dat zappen heeft echter een heel andere uitwerking dan het spelen met de afstandsbediening van de televisie. Als ik een avond op de bank lig en van kanaal naar kanaal zwem zonder ook maar een moment echt geïnteresseerd ergens naar te kijken, voel ik me na afloop als het ware leeggezogen. Televisie-zappen is even geestdodend als produktiewerk aan de lopende band in een fabriek.

         Bij de rondjes Internet heb ik dat gevoel vrijwel nooit. Niet dat ik keer op keer de grootste ontdekkingen van mijn leven doe, maar een avondje netsurfen, zoals dit zappen in het gebruikersjargon genoemd wordt, levert bijna altijd wel een ontdekking op. Een nieuwtje, een aansprekende anekdote of een enthousiasmerende toepassing. Zo ontdekte ik tijdens het schrijven van dit boek een telescoop in Engeland die op verzoek foto's maakt van zelf te kiezen delen van de sterrenhemel. De digitale plaatjes worden vervolgens via Internet naar de aanvrager toegestuurd.

         Bovendien ben ik niet de enige die dergelijke rondjes over het net surft. Soms stel ik Internet voor als een wereldwijde elektronische pantoffelparade. Zoals in Zuideuropese steden en dorpen de bevolking na het avondeten massaal naar de hoofdstraat gaat om al slenterend met elkaar de laatste nieuwtjes uit te wisselen, zo gebeurt dat ook op Internet. Met dit verschil dat de pantoffelparade op Internet permanent aan de gang is. Want in de global village die de elektronische technieken van deze planeet hebben gemaakt, is altijd wel iemand net klaar met het avondeten.

         Tijdens zo'n rondgang kom je in contact met mensen die zich soms letterlijk aan de andere kant van de aardbol bevinden. Je doet met die mensen hetzelfde als de Zuideuropeanen met hun plaatsgenoten doen. Je wisselt wat irrelevante informatie uit - een praatje maken heette dat in het pre-informatietijdperk - of je zet een boeiende boom op over een intrigerend onderwerp.

        

         Maar Internet is niet alleen maar vermaak, het is ook een uiterst serieus instrument om kennis te vergaren. Over vrijwel elk denkbaar onderwerp is informatie te vinden op het net. En dat wordt met de dag meer. Die afgrijselijke informatiegroei verontrust sommigen. Het is de vraag of dat terecht is. Niemand zou zich zorgen maken over een bibliotheek die met de dag groter werd. Mensen die zich beklagen over de grote hoeveelheid informatie die op het net te vinden is, vergelijk ik wel eens met mensen die net hebben leren lezen, vervolgens voor het eerst een bibliotheek binnenkomen en constateren dat het leren lezen geen zin heeft gehad omdat ze toch geen tijd hebben om al die boeken te lezen.

         Internet heeft eigenlijk maar één groot nadeel, dat - zoals zo vaak in dit leven - tegelijkertijd het grote voordeel is. Het netwerk werkt alleen maar met computers. En computers zijn niet de meest mensvriendelijke apparaten die ooit zijn uitgevonden. Daar komt bij dat Internet niet onder één noemer is onder te brengen. Het net biedt een krankzinnige hoeveelheid mogelijkheden en toepassingen. Niet alleen de hoeveelheid informatie die opvraagbaar is, maar ook de manier waarop je die informatie boven water kunt krijgen. Om maar wat te noemen, alleen al om met een andere computergebruiker direct in contact te treden zijn er minstens vier verschillende mogelijkheden die allemaal hun eigen karakter hebben.

         Aan de andere kant is dat ook weer niet zo heel erg vreemd, in de gewone wereld bestaan immers ook tal van mogelijkheden. Je kunt iemand in levenden lijve aanspreken, bellen, een brief schrijven of een advertentie in de krant plaatsen, om maar een paar voorbeelden te noemen. Elke manier heeft zo zijn eigen voordelen. Via Internet kan dat ook allemaal. Maar eerst is het zaak om een idee te krijgen wat Internet nu eigenlijk is.

        

         Meestal wordt voor de verklaring van de term Internet volstaan met de toevoeging: het grootste computernetwerk ter wereld. Of: De moeder aller netwerken. Dat klinkt lekker imposant maar zegt natuurlijk helemaal niets. Want wat is in hemelsnaam een computernetwerk?

         Als computers ingewikkelde apparaten zijn - en wie durft dat te ontkennen - dan moeten computernetwerken wel helemaal afschrikwekkende constructies zijn. En verdomd: het is nog waar ook. Er is nauwelijks een beginnen aan om als leek te begrijpen wat een computernetwerk precies is. Alleen al vanwege het feit dat met het woord `computernetwerk' minstens drie ver-schillende dingen worden bedoeld. Met als gevolg dat wanneer men met veel voorstellingsvermogen heeft getracht te begrijpen wat een computernetwerk is, de term vervolgens opduikt in een context die alle begrip weer doet omslaan in verwarring.

         Computers lijken namelijk een beetje op kameleons. Ze kunnen zich voortdurend aan veranderende omstandigheden aanpassen. En kameleons zijn alleen maar leuk en intrigerend als je weet dat het kameleons zijn. Wie dat niet weet vraagt zich voortdurend af waar het beest nu weer gebleven is. Internet is niet een enkele kameleon maar een hele kudde.

        

         Vanwege die verwarring is het handiger om in eerste instantie niet aan computernetwerken te denken maar aan... treinen. Treinen zijn immers wel eenvoudig te begrijpen. Ze nemen de reiziger mee van A naar B via krankzinnige omwegen, rijden volgens schema maar meestal niet op tijd, zijn duur en toch goedkoop, maken het reizen comfortabel maar vervoeren over het algemeen te veel passagiers waardoor het comfort weer wordt verziekt, zijn een sociaal vervoermiddel, spannend en kennen een geheel eigen fanclub van contactgestoorde fanaten die het liefst over niets anders praten dan treinen. Kortom, de trein is eenvoudig te begrijpen omdat de logica zo helder is.

         Het opvallende is dat alle genoemde voor- en nadelen van treinen ook opgaan voor computernetwerken. Om een eerste besef te krijgen van een computernetwerk is het dan ook niet zo vreemd om het voor te stellen als het spoorwegennet. Het enige nadeel van die voorstelling is dat een computernetwerk door het kameleongedrag van de apparaten niet alleen een spoorwegennet is, maar bijvoorbeeld ook een stad, een café, een rugzak, een bibliotheek en een keukenmachine. Maar daarover later meer.

         Er is nog een andere treffende overeenkomst tussen computers en treinen. Toen de eerste treinen het landschap doorkruisten, staken de meest wilde verhalen de kop op. Passagiers zou door de hoge snelheid de adem worden afgesneden en koeien in de wei zouden van schrik dood neervallen bij de aanblik van het rookspuwende monster. Bovendien, zo vond een Brits politicus, stimuleerden treinen het reizen onder lagere klassen en dat vormde een bedreiging voor de standenmaatschappij. Kortom, van de trein viel weinig goeds te verwachten.

         De computer trof eenzelfde lot. Computers zouden een maatschappij à la Orwells 1984 tot stand brengen. Weliswaar komt er in dat hele boek geen computer voor, maar een kniesoor die daar op let. Bovendien zou het gebruik van computers leiden tot vereenzaming. Tegen een computer `praat' je immers, of althans je typt opdrachten in of klikt ze aan en dan doet het apparaat wat terug. Dat is van een abracadabra die ver boven het menselijk bevattingsvermogen uitstijgt. Wie zich verlaagt tot het praten tegen een apparaat moet volgens de heersende gedachtengang wel alle contact met de medemens hebben verloren.

         Net zoals de mensen in de vorige eeuw bang waren voor een voertuig zonder paarden, zo zijn mensen nu bang voor een apparaat dat ze niet begrijpen. Dat onbegrip zorgt ervoor dat mensen lacherig doen over computers. Want wat je niet kent is raar en raar is altijd leuk, zo weet iedere komiek. Uitlachen is een van de meest krachtige verdedigingsmiddelen die de menselijke persoonlijkheid kent. Bijna alle vernieuwers weten dan ook wat het is om uitgelachen te worden.

        

         Maar goed, de trein dus. Want er zijn nog meer overeenkomsten tussen treinreizen en het gebruik van Internet. De trein is een van de meest aangename middelen om je over deze planeet te verplaatsen. Vooral omdat je niet zelf de weg hoeft te weten. Een van de grootste gevaren van reizen door een onbekende wereld is immers het risico te verdwalen. In tegenstelling tot bijna alle andere vervoermiddelen kun je met een trein haast niet verdwalen. Het gebeurt maar zelden dat treinreizigers in de coupé zitten met een landkaart op de knieën. Dat is overigens geen garantie voor een vlekkeloos verloop van het transport maar wel een zorg minder.

         Een ander voordeel van de trein is dat de reiziger zelf eigenlijk niets hoeft te weten. Behalve dan hoe je een kaartje moet kopen, dat er een verschil is tussen eerste en tweede klas, dat je niet moet uitstappen als de trein nog rijdt en dat je geen sneltrein moet nemen als je op een klein stationnetje ergens op het platteland wilt belanden.

         In tegenstelling tot bijvoorbeeld de auto is de trein ook een heel sociaal vervoermiddel. Automobilisten op de snelweg kunnen elkaar vanachter het glas alleen maar vluchtige blikken toewerpen, als guppy's in een aquariumwinkel. Treinreizigers echter ontmoeten andere mensen, soms is dat uitermate vervelend, soms uitermate opwindend. Bij de persoonlijke oproepen in de krant zie je wel advertenties van mensen die denken dat ze hun toekomstige liefde in de trein hebben ontmoet: `Je zat tegenover me in een rood jasje' maar vrijwel nooit zie je advertenties van mensen die elkaar in de file hebben gezien. Nooit zie je: `We stonden uren naast elkaar op de A27. Jij reed in een rode Toyota en ik in een blauwe Golf. Ik zou graag nog eens een keer bij je stilstaan.'

        

         Net als het spoorwegennet omspant het internationale computernetwerk Internet het aardoppervlak. Of eigenlijk: beter dan het spoorwegennet. Het is immers nog steeds vrij lastig om met de trein naar Antarctica te reizen. Via Internet is dat wel goed te doen. Zoals het spoor stations via ijzeren staven met elkaar verbindt waardoor het mogelijk is van Amsterdam naar Wladiwostok te reizen, zo verbindt Internet door middel van koperdraadjes en glasvezel, zeg maar telefoonkabels, computersystemen met elkaar. Het is daardoor mogelijk om vanuit een computer in bijvoorbeeld Amsterdam te `reizen' naar een computer in Chicago. De vergelijking met het spoorwegennet is overigens niet eens zo vergezocht. In Nederland bijvoorbeeld loopt een deel van het Internet-netwerk letterlijk langs de spoorlijn omdat gedeeltelijk gebruik gemaakt wordt van het telefoonnet van de Nederlandse Spoorwegen.

         Reizen per trein is niet zozeer leuk vanwege de machines maar vanwege de mensen. Het zou een nachtmerrie zijn om in bijvoorbeeld het Parijse Gare du Nord aan te komen en te merken dat er helemaal niemand in Parijs aanwezig is. Weliswaar gaat iedere toerist naar Parijs vanwege de bezienswaardigheden, maar zonder mensen zouden die gebouwen en ontmoetingspunten een uitermate spookachtig karakter hebben.

         Datzelfde geldt voor computernetwerken. Computers op zich zijn niet leuk. Het zijn saaie, ingewikkelde apparaten die alleen technisch geïnteresseerden in een staat van opwinding brengen. Voor de rest van de mensheid is een computer net zo aantrekkelijk als een telefoontoestel of nog erger. Internet zou dan ook niet meer zijn dan een staaltje van technisch vernuft als het alleen een middel was om met computers in contact te treden. De magie van het net is er juist op gebaseerd dat het via Internet mogelijk is om op tal van manieren met andere mensen in contact te komen, of met hun ideeën.

        

         Internet is dus in de meest eenvoudige opvatting een stelsel van elektronische spoorwegen dat miljoenen computers met elkaar verbindt. Wie een kabel trekt tussen twee computers kan vanuit de ene computer in de andere computer `kijken' en er zelfs mee werken. En die kabel kan dus ook een telefoonkabel zijn. Het is dan bijvoorbeeld mogelijk om vanuit een computer in Amsterdam een programma te starten op een computer in Sydney. Dat lijkt magisch en dat is het ook wel een beetje, maar eigenlijk is het gewoon een duizenden kilometers lange verlenging van de kabeltjes die het toetsenbord en de monitor met de eigen computer verbinden.

         Technisch mag dat een hoogstandje zijn, maar praktisch is het natuurlijk vreselijk nutteloos. Een telefoonverbinding tussen Australië en West-Europa kost namelijk handenvol geld en de kick wordt dan wel erg duur betaald. Een van de aantrekkelijke aspecten van Internet is dat met behulp van dit netwerk die kosten worden teruggebracht tot de kosten van een lokaal telefoongesprek. Het maakt dus niet uit of je vanuit Amsterdam via een telefoondraad rondneust in een computer in de buurt of in een computer aan de andere kant van de wereld.

         Om te begrijpen hoe die truc werkt, is het handig om weer terug te vallen op de metafoor van de trein en die te vergelijken met de auto. De trein en auto staan namelijk in net zo'n verhouding tot elkaar als Internet en de telefoon. Reizen per trein is goedkoper dan reizen per auto. Iedereen begrijpt hoe dat kan. Een autorit is een individuele en in zekere zin incidentele onderneming. Een treinreis is een collectieve en geregelde onderneming. De kosten van een treinreis worden verdeeld over alle passagiers. Je neemt als treinreiziger deel aan een reis die ook zonder jou wel gemaakt zou worden.

         Datzelfde geldt voor Internet. De computertechnologie maakt het mogelijk dat duizenden mensen gebruikmaken van één en dezelfde verbinding. De systemen huren daartoe bij de telefoonmaatschappijen zogeheten vaste lijnen af. Dat zijn telefoonlijnen waarvan de verbinding nooit verbroken wordt en waarvoor een vast bedrag per maand wordt betaald. Als er maar voldoende gebruik van wordt gemaakt zijn dergelijke verbindingen veel goedkoper dan het maken van contact via normale telefoonlijnen.

         Wat het station is voor de treinreiziger, is de host-computer voor de data-reiziger. Een host is, zoals dit Engelse woord voor gastheer al aangeeft, degene die de data-reizigers ontvangt en onderdak biedt. Zonder host geen Internet-aansluiting, net als er geen treinreis aangevangen kan worden zonder station. De host-computer is eigendom van een zogeheten provider, een organisatie of bedrijf die in toegang tot het net voorziet. Het kan zowel een commercieel bedrijf, als een universiteit of hobbyclub zijn.

         De host verzorgt de verbindingen met Internet, dat wil zeggen: staat in verbinding met op zijn minst een andere host die op zijn beurt in verbinding staat met een andere host en die weer met een volgende, enzovoort.

         De truc van Internet is dat het mogelijk is om voortdurend van het ene naar het andere systeem te springen. De datareis van Amsterdam naar Sydney bijvoorbeeld kan via tientallen andere systemen verlopen. `Tussengelegen stations' heet dat in spoorwegtaal. Die verbinding is verre van een rechte lijn. Het kan makkelijk voorkomen dat de verbinding met Sydney via de Verenigde Staten loopt.

         De kortste verbinding is in Internet-termen namelijk de snelste verbinding. De software van het netwerk zoekt automatisch naar de wegen waarop de meeste ruimte beschikbaar is, dat leidt immers tot de minste vertragingen. Hoe trager de verbinding, hoe verder weg het systeem in de opvattingen van de netgebruikers. Vanuit Amsterdam kan een netcomputer in de Verenigde Staten daarom `dichterbij' zijn dan een in Tsjechië.

         De structuur van de verbindingen, iedereen verbindt iedereen, maakt ook in één klap duidelijk waarom Internet eigenlijk van niemand is. In de meest strikte zin is Internet namelijk niet meer dan een verzameling afspraken. Deelnemende computers moeten zich aan die afspraken - meestal technische specificaties - houden om de verbinding met andere systemen mogelijk te maken. Er is weliswaar een comité dat deze afspraken opstelt en desgewenst aanpast, maar met de controle ervan houdt niemand zich bezig. Dat is ook niet echt nodig, want iedereen heeft er belang bij om zich aan die afspraken te houden. Er is vooralsnog geen Internetpolitie nodig.

         Een praktisch voorbeeld van deze zelfregulering: in 1993 besloot een groep Nederlandse hackers, verzameld onder de vlag van de stichting HackTic, hun eigen Internet-toegang te gaan exploiteren. Een van de redenen daarvoor was dat binnen enkele maanden een nieuwe wet in werking zou treden die het kraken van computers strafbaar maakte. Voor de hackers was het inbreken in - voornamelijk - universiteitscomputers tot dan toe praktisch de enige methode geweest om gebruik te maken van Internet. Een laagdrempelig toegang voor particulieren tot het net ontbrak op dat moment nog, het gebruik van het net beperkte zich in Nederland tot universiteiten en grote bedrijven.

         De hackers kochten een kloeke computer en huurden een aansluiting bij NLnet, een van de organisaties die het Internet-verkeer in Nederland coördineert. Een van de eerste waarschuwingen die de gebruikers van deze nieuwe HackTic-host op het scherm kregen, was dat het zojuist opgerichte systeem onder geen voorwaarde gebruikt mocht worden om op andere systemen in te breken. Immers, dergelijke praktijken zouden tot gevolg hebben dat de kersverse host van Internet zou worden geweerd omdat geen enkel ander systeem verbindingen met de HackTic-host zou toestaan. Afgezien van enkele misdragingen werkte die opzet. Het door de hackers zelf in leven geroepen systeem heeft daarmee minstens zoveel bijgedragen aan het terugdringen van de computercriminaliteit in Nederland als de wet zelf.

         Maanden later bleek dat de naam HackTic toch te impopulair was. Sommige systeembeheerders weigerden botweg iedereen die het woord `hack` in zijn adres had staan. Daarom werd de naam van HackTic veranderd in `xs4all`, een ingewikkeld ogende afkorting die zich laat uitspreken als `access for all` oftewel `toegang voor iedereen`. Daar was het de voormalige hackers immers om te doen.

        

         Internet is echter veel meer dan alleen maar het elektronisch spoorwegennet dat miljoenen systemen met elkaar verbindt. Het is de verzamelterm voor alles wat er aan menselijk handelen langs elektronische wegen te aanschouwen valt. Hoe dat handelen er uitziet is afhankelijk van de wensen van de reiziger zelf.

         Sommige mensen reizen enkel en alleen om bezienswaardigheden te bewonderen. Ze stropen de musea en historische gebouwen af om zich te vergapen aan de kunst die anderen hebben achtergelaten. Dat kan op Internet. Letterlijk zelfs. Een van de meest populaire reisbestemmingen op het net is bijvoorbeeld het Louvre in Parijs. Een deel van de kunstschatten van dit museum wordt via Internet beschikbaar gesteld. Deze elektronische expositie werd in de zomer van 1994 wekelijks door zo'n 310.000 data-reizigers bezichtigd.

     Ongeacht die populariteit moest het virtuele Louvre zijn poorten sluiten. De expositie werd namelijk niet georganiseerd en onderhouden door het museum zelf maar door Nicolas Pioch, een Parijse student. In februari 1995, na dreiging met juridische maatregelen door de culturele instelling wegens inbreuk op het merkrecht, werd het WebLouvre omgedoopt in het WebMuseum en is nu de verzamelplaats voor van kunstexposities over de hele wereld. Er worden per week over de drie miljoen bestanden opgevraagd.

    

         Er zijn meer bezienswaardigheden op het net te vinden. Een rondleiding door het Kremlin, een kijkje in de catalogus van de grootste bibliotheek van de wereld (die van het Amerikaanse Congres), een bezoek aan de ruimtevaartorganisatie NASA om een blik te werpen op de jongste beelden uit de ruimte of om de dagrapporten van de Space Shuttle-bemanningen te lezen. Zelfs de kunstschatten van het Vaticaan zijn via Internet op het scherm te toveren. Het zijn bezienswaardigheden zoals alle bezienswaardigheden, imponerend genoeg om te bewonderen maar van weinig praktisch nut voor het dagelijks leven.

         Anderen reizen via conventionele middelen de aardbol af om vreemde culturen te ontdekken, kennis te nemen van onbekende gewoontes. Ook dat kan via Internet. Op het gebied van volkscultuur bijvoorbeeld wordt er levendig informatie uitgewisseld over meer dan zeventig cultuurgebieden, variërend van Canada tot Vietnam en van Turkije tot Korea.

         Speciaal voor de `echte' toeristen zijn er zelfs Virtual Tourist Guides samengesteld die allerlei praktische informatie geven over het betreffende land. Het voordeel van dergelijke gidsen ten opzichte van de papieren uitgaven mag duidelijk zijn. Als het systeem goed onderhouden wordt - dat is overigens geen garantie op Internet - bevat het de meest actuele gegevens, zodat je van tevoren weet dat de toren van Pisa de komende maanden voor publiek gesloten is wegens de zoveelste restauratiepoging. Mocht dat het geval zijn.

         Weer anderen reizen om juist helemaal niets vreemds te ontdekken maar in contact te komen met gelijkgestemden. Ze boeken een vakantie om samen bergsport te gaan beoefenen, te zeilen of een expeditie te ondernemen in een onherbergzaam natuurgebied. Dat vinden van gelijkgestemden is een van de grote krachten van Internet. Stel dat je een grote passie hebt voor, pak weg, Tefal-pannen. In de `gewone' wereld is het dan vrijwel ondoenlijk om gelijkgestemde zielen te vinden, of je moet weken en misschien wel maanden posten op de afdeling huishoudelijke artikelen van een groot warenhuis. En dan nog is de kans minimaal dat die soortgenoot zich inderdaad aandient.

         Zoeken naar dergelijke contacten in de gewone wereld is als zoeken naar een naald in de hooiberg. Internet is weliswaar ook een hooiberg, maar de computer zorgt ervoor dat de gebruiker een zeer krachtige magneet tot zijn beschikking heeft waardoor, na wat geëxperimenteer met het richten, de naald altijd gevonden wordt. Het klinkt misschien overdreven, maar ik durf te stellen dat als je er via Internet niet in slaagt om een gelijkgestemde ziel te vinden, de kans inderdaad erg groot is dat je de enige op deze planeet bent met die interesse.

        

         De verbazingwekkende mogelijkheden om met Internet de informatie-honger te stillen of een wereldwijd net van contacten op te bouwen zijn echter niet de enige fascinerende aspecten van het net. Zelf geniet ik van de culturele veranderingen die Internet tot stand brengt, het wegvagen van de landgrenzen, de onmogelijkheid om informatie te censureren en de grote kracht die het geeft aan individuen om ideeën en boodschappen te verspreiden. Niemand zal ontkennen dat de telefoon, de radio en de televisie invloed hebben gehad op de vorming van de moderne samenleving en de manier waarop individuen leven. Internet en alles wat daarvan wordt afgeleid, zal een veelvoudige invloed hebben.

         De mogelijkheden scheppen een eigen cultuur waar mensen zich anders gedragen dan in het dagelijks leven. En die cultuur beïnvloedt tegelijkertijd het dagelijks leven van de individuen weer.

         Internet is verder ook interessant omdat het een helder beeld geeft van de ontwikkelingen die op stapel staan. Wie gebruik maakt van Internet snapt wat hij of zij zich moet voorstellen bij de anders nogal lege term `elektronische snelweg'. In de Verenigde Staten is Internet al officieel door de regering tot elektronische snelweg gebombardeerd.

         Bovendien rijst het besef dat de dagen van de overige elektronische media geteld zijn. Een van de kenmerken van het net is immers dat de gebruiker bepaalt wanneer en waar hij elektronische informatie wil ontvangen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld radio en TV. Wie het acht-uur-journaal wil zien moet precies om acht uur voor de buis plaatsnemen. Wie zijn favoriete televisieserie wil bekijken moet op het volgende deel wachten tot de omroep tijd heeft om dat uit te zenden. Oftewel, wie informatiehonger wil stillen via de elektronische media moet wachten op voedertijd. Internet kent dergelijke schema's niet: alles is altijd en overal opvraagbaar.

        

         De basis voor het huidige Internet werd in de jaren zestig gelegd door het Amerikaanse ministerie van defensie. Aanvankelijk bestond het uit slechts vier verschillende systemen die met elkaar in verbinding stonden. In de loop der jaren kwamen daar mondjesmaat nieuwe systemen bij, maar begin jaren tachtig waren het er nog maar krap tweehonderd. En toen barstte de computerbom. De personal computer kwam op de markt en de machines werden in hoog tempo goedkoper. Dat leidde tot een enorme groei van het aantal lokale netwerken en de gebruikers daarvan zochten in toenemende mate verbindingsmogelijkheden met andere netwerken. Het Internet had het exclusieve militaire karakter inmiddels allang verloren en kwam steeds meer ter beschikking van de hele wetenschappelijke wereld. Begin jaren negentig kwamen daar nog hordes particuliere gebruikers bij toen grote commerciële netwerkorganisaties zoals America On-line en Delphi aansluiting zochten bij het netwerk. Schattingen spreken nu van dertig tot veertig miljoen gebruikers wereldwijd en als de groei zo door blijft zetten, is vóór het einde van de eeuw de hele wereldbevolking een paar keer op het net aangesloten. Overigens zijn die schattingen omstreden. Nogal wat gebruikers hebben namelijk meer dan één aansluiting, maar Internet is onmiskenbaar het grootste computernetwerk ter wereld.

        Hoe Internet technisch in elkaar zit, is te vinden in elk praktisch handboek over het gebruik ervan. Dit boek is echter geen handleiding en al helemaal geen technisch handboek. Van techniek heb ik nauwelijks verstand en handleidingen lees ik vrijwel nooit. Dit boek is een reisverslag uit de elektronische wereld die cyberspace wordt genoemd. Cyberspace kent vele definities, maar in dit boek wordt het gebruikt om de `ruimte' te omschrijven die ontstaat als computers met elkaar worden verbonden. De ruimte waar je anderen ontmoet en op ontdekkingsreis kunt gaan. Dit boek is het verslag van zo'n ontdekkingsreis.



WOW! A line!
E-MAIL - HOMEPAGE 1.0 (1996) - HOMEPAGE 2.0 (1997) - HOMEPAGE 3.0 (1998) - LIVE WEBCAM - MAILINGLIST