![]() |
IV. VERLIEFD OP HET NET
`Dit is zo intens. Ik weet niet wat er met me gebeurt. Ik had me voorgenomen dat het me nooit zou overkomen, maar nu zit ik er middenin. Jij, alleen jij, overheerst de afgelopen dagen mijn leven.' De woorden zijn afkomstig van de andere kant van de oceaan en geschreven door Ella, een vormgeefster uit New York. De letters branden op mijn computerscherm met hetzelfde vuur waarmee ze zijn geschreven. Ella en ik zijn verliefd op elkaar. Allebei lopen we over straat met een gevoel alsof er kussens onder onze schoenen zijn gebonden. We kroelen met elkaar, zoenen, vrijen. `Ik verlang er naar mijn benen om je heen te slaan.' Op zich is dat allemaal niet zo bijzonder, ware het niet dat ik Ella nog nooit heb gezien en al helemaal nooit aangeraakt. Ik heb zelfs geen flauw idee hoe ze er uitziet. Toch ben ik verliefd op haar, ze rent als een jonge hond rond in mijn gedachten. Ella is een zogeheten net-relatie, de snelst groeiende relatievorm op deze planeet. De techniek van computernetwerken stelt miljoenen vreemden in staat zich elektronisch in elkaars armen te storten en ze lijken het ook massaal te doen. Ik heb Ella min of meer toevallig ontmoet op Internet. Ze had daar in een van de openbare USENET-gebieden een vraag gesteld over de schilder Hieronymus Bosch. Op een zondagavond, toen ik het zoveelste `blokje om' over Internet maakte, zag ik de vraag staan en gaf er antwoord op, net als veel anderen. Min of meer toevallig ontspon zich vervolgens een elektronische persoonlijke correspondentie die met de dag - en later zelfs met het uur - intensiever werd. Mensen die geen ervaring hebben met communicatie via computers kunnen zich dat nauwelijks voorstellen. Het resultaat is dat er buiten cyberspace nauwelijks over gepraat wordt. Er verschijnen weliswaar lacherige artikelen over cybersex, maar die worden stuk voor stuk gekenmerkt door een hoog science-fictiongehalte, waarbij de deelnemers zich hullen in knellende elektronische pakken om elkaar op afstand te kunnen aanraken. Onzin, want niet alleen bestaan dergelijke pakken (nog) niet, de kunstgrepen zijn ook volledig overbodig om vanachter een toetsenbord de liefde te bedrijven. Computerseks speelt zich bijna volledig af in het hoofd, het rijkste territorium dat de mens tot zijn beschikking heeft. Er is niets anders voor nodig dan een computer, een netwerkaansluiting en een op hol geslagen fantasie. En een partner natuurlijk. `Het is half drie in de nacht en ik weet dat ik niet kan slapen voordat ik met je gesproken hebt. Ik wil je aanraken met mijn gedachten. Dus lig ik hier met mijn draagbare computer in bed,' zo begint een van haar door passie gezwollen brieven. Als Ella het bericht per e-mail aan mij verstuurt, belandt het binnen een paar minuten in mijn computer. Ik lees het elektronische liefdesbericht - vanwege het tijdsverschil - om half negen in de ochtend. Haar woorden zijn voldoende om ook deze dag redelijk in het honderd te laten lopen. In nog geen veertien dagen tijd hebben we al meer dan vijftig brieven met elkaar uitgewisseld. `Dit moet minder intens worden. Ik kan me nauwelijks nog op andere dingen concentreren. Gisteren heb ik bijna de hele dag met je doorgebracht, je brieven gelezen en beantwoord. Nu ik er over nadenk heb ik eigenlijk niemand anders gesproken dan de ober op het terras om drankjes te bestellen,' schrijf ik in een vruchteloze poging om weer controle over mijn bestaan te krijgen. (Het voordeel van de nieuwe techniek is dat dergelijke communicatie niet meer aan bureaucomputers gebonden is. Als ik wil, laad ik Ella's woorden in een kaboutercomputer of een wat grotere notebook en verplaats me naar een aangename omgeving om ze te lezen en beantwoorden). Buitenstaanders zien elektronische liefde als het summum van sociale deprivatie, slechts aantrekkelijk voor mensen die zodanig contactgestoord zijn dat ze in de `echte' wereld niet aan hun trekken kunnen komen. Netwerkgebruikers weten echter wel beter. Elektronische communicatie blijkt keer op keer het `normale' contact in intensiteit te overstijgen. Mensen vertellen elkaar gedachten en ervaringen die ze waarschijnlijk in het openbaar nooit zouden bekennen. Ik moet wel heel intiem met iemand zijn wil ik in gesprek raken over favoriete seksuele technieken en onvervulde wensen. Via de computer is het welgeteld een kwestie van minuten. Het is nog steeds een raadsel hoe dat kan. Aan de ene kant is er natuurlijk de vrijblijvende anonimiteit, de verborgenheid die wellicht gemakkelijk voor geborgenheid wordt versleten. Daarnaast is er het gebrek aan gezicht, aan gebaar, aan houding. Laatstgenoemde beperkingen, het ontbreken van enige zintuiglijke stimulans, vormen meteen ook de grote kracht van het `systeem'. Er is niets anders dan het over en weer doorgeven van gedachten, geen andere voedingsbron dan de fantasie. Het lijkt er nog het meest op alsof je als deelnemend karakter in een roman bent beland. Er zijn verschillende manieren om via Internet persoonlijk met elkaar te communiceren. De meest gebruikte vorm is e-mail, oftewel elektronische post. Gebruikers sturen elkaar daarbij over en weer brieven. E-mail is echter niet helemaal te vergelijken met gewone correspondentie. Het werkt niet alleen vele malen sneller, maar de cultuur is ook anders. Het schrijven van een gewone brief gaat vaak gepaard met een zekere afstandelijkheid. De tijd die gelegen is tussen verzending en ontvangst staat een snelle opbloei van gepassioneerde gevoelens in de weg. Daarnaast is het taalgebruik anders dan in de gewone wereld, de formuleringen zijn doordachter. Een volgende hinderpaal is dat het schrijven van brieven omslachtig is: in een schriftelijk antwoord moet een gestelde vraag altijd opnieuw geformuleerd worden. E-mail is veel ongedwongener van karakter, wellicht door de snelheid waarmee het werkt, maar ook omdat de techniek de schrijver met handigheidjes te hulp komt. Zo wordt in een reactie het oorspronkelijke bericht automatisch geciteerd. Vragen of opmerkingen hoeven niet herhaald te worden om er op te kunnen reageren. De bedoelde passage wordt om verwarring te voorkomen voorafgegaan door een speciaal teken, meestal een >. In de praktijk ziet het er als volgt uit. Iemand vraagt per e-mail: Heb jij ervaring met net-relaties? En het antwoord luidt: >Heb jij ervaring met net-relaties? Ja, ik heb er nu vijf lopen. Want de verhouding met Ella is weliswaar de meest intensieve, maar niet de enige. Er zijn op mijn scherm ook elektronische flirtpartijen aan de gang met een Filippijnse medicijnenstudente, een Canadese criminologe, een Griekse informatica en een Amerikaanse rechten-studente. Wie eenmaal aan de rol gaat op Internet komt al gauw tijd te kort. Met de Canadese Susan communiceer ik niet via e-mail maar door middel van IRC, Internet Relay Chat. Het is een soort wereldwijde babbelbox, met dit verschil dat er niet gesproken maar getypt wordt. Anders dan bij e-mail verschijnen de regels onmiddellijk op het scherm van de geadresseerde. Het zijn geen brieven maar korte zinnetjes die uitgewisseld worden. Susan en ik hebben op die manier uren met elkaar `gesproken'. Zij heeft hele avonden achter het scherm doorgebracht en ik vanwege het tijdsverschil hele nachten. De cultuur van IRC staat bijna haaks op die van e-mail. Reacties zijn minder overdacht, het gaat om de snelle respons. Tussen het verzenden en ontvangen de boodschappen zitten slechts enkele seconden. Het gebruik van IRC kent een totaal eigen sensatie. Het idee dat je beiden, duizenden kilometers van elkaar verwijderd, met hetzelfde bezig bent, schept een bijzondere band. Het leidt tot absurde situaties. Bij zijn pogingen om de onoverbrugbare afstand te overwinnen gaat een mens merkwaardig gedrag vertonen. Zoals allebei tegelijkertijd de hand tegen het beeldscherm plaatsen, een scène die zo weggeplukt lijkt uit de film Poltergeist waarin geesten via het televisiescherm met mensen communiceren. IRC komt wel enigszins te hulp bij het voorkomen van dergelijk gedeformeerd gedrag. Het is namelijk niet alleen mogelijk dingen te `zeggen' maar ook te `doen'. De gebruiker kan zichzelf, net als in een roman, transformeren tot de derde persoon enkelvoud. Daardoor lijkt het alsof het systeem verslag uitbrengt van de gedragingen. Als ik intyp: /me raakt het scherm aan. Verschijnt dat op het systeem als: Francisco raakt het scherm aan. Wat duidelijk anders is dan wanneer ik het zelf zou melden, want dan zou er op Susan's scherm getoond worden: *Francisco* Ik raak het scherm aan. Dat lijkt een detail maar is het niet. Het subtiele verschil is echter wel sterk gebonden aan de verschijning op een beeldscherm. Het `vertalen' van de elektronische communicatie naar drukletters op krantenpapier is als het verfilmen van een boek. Het is weliswaar mogelijk, maar een groot deel van de spanning verdwijnt, de sensatie van de verbeelding die zich afspeelt in het hoofd. Een handicap waar elke vertaalslag van het ene medium naar het andere mee kampt. Een boek voorlezen op de radio is evenmin het toppunt van luistergenot. De werkelijke stem van de schrijver klinkt bijna nooit zo aangenaam als de fantasiestem in het hoofd. IRC is voor Internet wat de party-line is voor de telefoon, mensen bellen in om te babbelen. Wereldwijd loopt het aantal gebruikers soms in de duizenden, verdeeld over een groot aantal kanalen. Om de keuze gemakkelijker te maken wordt van elk kanaal aangegeven hoeveel mensen erop verkeren en wat het onderwerp is. De namen van de kanalen worden voorafgegaan door een #-teken. Bijvoorbeeld #love, #bondage, #chess, #australia, maar ook onbegrijpelijke titels als #ghtr. Meestal is de voertaal Engels, maar wie wil kan ook taalgenoten vinden in het Spaans, Maleis, Esperanto, Japans en nog een dozijn andere talen. Hoe IRC er uitziet is afhankelijk van de software die gebruikt wordt. In de meest rudimentaire vorm is het niet meer dan een constante stroom van nieuwe reacties die zich vanaf de bodem van het scherm opeenstapelen. Wie echt wil IRC-en gebruikt een programma dat het mogelijk maakt op verschillende kanalen tegelijk aanwezig te zijn, verdeeld over evenveel vensters. Dat is geen overbodige luxe omdat veel IRC-ers die methode gebruiken, meerdere gesprekken over verschillende kanalen tegelijkertijd voeren en de reacties dus nog wel eens lang op zich kunnen laten wachten. Dergelijke programma's bieden ook de mogelijkheid om even privé `apart' te gaan met een ander, zoals met Susan. Dat kan ook met de rudimentaire vorm, maar dan lopen de besloten en openbare boodschappen op een enkel scherm door elkaar en dat sticht gemakkelijk verwarring. Elektronisch communiceren vereist een aparte gesprekstechniek. De gesprekken lopen totaal anders dan gesproken conversaties. Het lijkt wel alsof er geen tijd te verliezen is. Juliette uit Karlsruhe bijvoorbeeld stort binnen de kortste keren haar hart uit op het #love-kanaal. Ze is hopeloos verliefd, maar haar verlangen wordt niet beantwoord. `Ik ga verhuizen. Ik kan er niet meer tegen.' De troostende regels van anderen rollen over het scherm. Ook BioMed uit Texas heeft problemen. Hij heeft verdriet omdat hij is bedrogen. Hij gelooft niet meer in liefde. Of all people wijst Juliette hem erop dat hij niet zo negatief moet denken. Iemand die zich verschuilt achter de naam Spider begint heftige taal uit te slaan over fuck en cum. `Lingo warning Spider,' verschijnt er op het scherm, maar hij trekt zich er niet veel van aan. `I cum 4 times a day'. De Lingo Warning verschijnt nog twee keer en dan wordt Spider van het kanaal afgegooid door de moderator, een systeembeheerder die erop toeziet dat de gesprekken niet uit de hand lopen. Een tijd later `ontmoet' ik Deena uit Oregon op het kanaal #paris. Ze zegt dat ze IRC gebruikt terwijl ze tegelijkertijd aan een scriptie werkt. Op geavanceerde computers is het namelijk mogelijk verschillende programma's naast elkaar te draaien. Je kunt dan bijvoorbeeld tekstverwerken en tegelijkertijd communiceren of een computerspelletje spelen. Deena citeert uit het blote hoofd de dichters Cummings, Baudelaire en Poe. Zoals altijd gaat het gesprek over de liefde en de ondraaglijkheid van het bestaan. Ze schrijft poëzie en verhalen om haar gevoelens van onmacht onder woorden te brengen. Nee, ze wil niets laten lezen. `Het is te persoonlijk, een soort therapie.' Deena is 21 en heeft een relatie met iemand van 33. Ze wil weten wat ik daarvan denk. Onderwijl reageer ik nog even in het Frans op een paar gebruikers uit Quebec. Levensvragen of puberale gein, een tussenweg lijkt er niet te zijn. De tegenstellingen maken IRC fascinerend. Het contact is soms binnen luttele minuten intiemer dan ooit bij enig andere toevallige ontmoeting, maar aan de andere kant is niets zo vluchtig. Anders dan bij telefoongesprekken die bijna nooit abrupt worden afgebroken, gebeurt dat op IRC wel. De communicatie is een combinatie van fantasie en werkelijkheid. Je weet nooit met wie je te maken hebt, zelfs niet of het een man of een vrouw is. Tegelijk rollen er de meest persoonlijke en naar het lijkt waarheidsgetrouwe verhalen over het scherm. De verslavende factor van IRC zit 'm in de spanning van het elektronisch flirten. Met een paar korte mededelingen moet je de ander zo in de verleiding weten te brengen dat er wordt gevraagd om een privé-gesprek. Dat is de bekroning van het IRC-contact. De conversatie met Deena gaat voort. Ze is wel eens in Nederland geweest. Dat wil zeggen, ze is er op een vroege ochtend doorheen gereisd op weg naar Denemarken. Ik vraag haar of ze een van de mooiste beelden heeft gezien: koeielijven die in het weiland zachtjes zweven boven de ochtendnevel. `Nee, dat niet. Het was nog vroeger.' Dan gebeurt er iets vreemds. Op mijn scherm verschijnt de regel `Watch out. Or he'll be jealous.' Deena blijkt per ongeluk in het verkeerde venster een reactie getypt te hebben. `Oops.' Het zinnetje was eigenlijk voor een ander bestemd. IRC is de ideale elektronische escape. Het is een omgeving die naar wens kan worden aangepast, die gekenmerkt wordt door vrijblijvendheid. Waar anders vind ik aan het einde van de nacht aangename gesprekspartners? In de stad waar ik woon, zijn de enige aanspreekbaren op een dergelijk uur waarschijnlijk te vinden in de nachtcafés waar dronkelappen je om de nek vallen en sociaal verstoorden je negeren. Op IRC speelt een dergelijk probleem niet, op deze aardbol is er altijd wel iemand wakker die even contact wil hebben. Tijd en plaats spelen geen enkele rol. IRC lijkt daarmee voor niet-gebruikers een toevluchtsoord voor het eenzame deel van de mensheid, maar dat is niet waar. Eenzamen kijken televisie, zien een wereld waar ze nooit deel van uit kunnen maken. IRC biedt in wat voor vorm dan ook contact. Wie eenzaam is tussen duizenden anderen is dat niet wegens gebrek aan mensen. Dat Internet de tijd wegvaagt is overigens niet helemaal waar. De gebruikers wijzen op de tijd die reeds verstreken is. Een nachtlange stroll langs de chat-kanalen van het net leert dat ik te oud ben geworden. Vrijwel niemand die hier rondhangt is ouder dan vijfentwintig. Tori meldt zich. `Tori has joined #australia,' plaatst het systeem in een regeltje op het scherm. Australia is de naam van het kanaal waar ik me op bevind. Ze wil weten waar ik ben en wat ik doe. `Wow sounds cool, do you travel a lot?' Nee dus, ik zit immers op het net. Dan vraagt ene VicSta of Tori misschien eigenlijk Victoria heet. Dat blijkt niet het geval. Ik geef het commando /whois VicSta en zie dat ze eigenlijk Franziska heet. Even later gaat er op mijn scherm automatisch een venster open. Franziska wil even met me praten zonder dat de anderen het kunnen zien. Of ik werkelijk Francisco heet. Ze heet Franziska omdat haar ouders uit Zwitserland afkomstig zijn. Het wordt nu plotseling druk. Andere gebruikers bespeuren de verhoogde activiteit op het Australia-kanaal en storten zich erop als junks op de auto van een dealer. Er ontstaat een sfeer van hunkering naar dat ene persoonlijke contact tussen deze elektronisch verbonden vreemdelingen. Tori vraagt of ik denk dat dit soort `gesprekken' verslavend zijn. Nee, niet verslavend maar wel obsederend. `Ik vind mezelf ook niet verslaafd maar doe het soms wel uren achter elkaar,' zegt Tori. Verslaafd dus. Dan valt plots alles stil. Op het scherm beweegt niets meer. Ik voel me ongemakkelijk. Wat is er gebeurd? Systeemfout. Ik sluit alles af en bel opnieuw naar Amsterdam. Bij mijn terugkomst in Australië, luttele minuten later, zijn Tori en Franziska verdwenen. Ik verbreek de verbinding, loop naar de bank in de huiskamer en ga liggen. Over de binnenzijde van mijn oogleden rollen nog steeds reacties, de vragen. Door mijn hoofd dwarrelen fantasieën. Contact leggen via IRC vereist doorzettingsvermogen. De `openbare' mededelingen die de wereld rond worden gezonden hebben vaak een hoog gehalte aan nietszeggendheid of meligheid. Bovendien vereist het kennis van het taalgebruik. Op IRC worden weliswaar zo'n beetje alle talen van de wereld gesproken (er zijn Grieks-, Fins-, Spaans-, Frans- en Nederlandstalige kanalen, om er maar een paar te noemen, evenals kanalen waar Esperanto de voertaal is) maar wel met een geheel eigen schrijfwijze. Om tijd te winnen wordt er zoveel mogelijk afgekort. `Ik ga ff weg' is bijvoorbeeld `Ik ga even weg'. `How r u' is `How are you?' en `Wassup' staat voor `What's up?'. Net als in een normaal café kun je op IRC met z'n tweeën apart aan een tafeltje gaan zitten waar niemand de intieme conversatie nog kan volgen. Het is voornamelijk aan deze tafeltjes, oftewel privé-kanalen, dat de erotiek en elektro-romantiek tot grote hoogten stijgt. Een probleem is natuurlijk het snel selecteren van de juiste mensen uit het gigantische aanbod. Iedereen heeft daarvoor zo zijn eigen technieken ontwikkeld. Zelf heb ik ontdekt dat poëzie een uiterst betrouwbaar selectiecriterium is. Een paar ingetypte regels van Shelley, Wilde of Keats vliegen over de wereld naar het computerscherm van een potentiële partner en in de reacties die daarop volgen, scheidt het kaf zich onmiddellijk van het koren. Meestal bevindt de ander zich in de Verenigde Staten of Canada, omdat in die landen deze communicatievorm in hoog tempo gemeengoed is geworden. Met als resultaat dat er daar ook aanzienlijk meer vrouwen gebruik maken van het net. Is er eenmaal een aantrekkelijke geest gevonden, dan ontstaat er een spannend psychologisch spel. Er is geen ander middel dan tekst beschikbaar om de ander mee te sleuren in een wereld die je met zijn tweeën creëert. Susan uit Canada bijvoorbeeld liet zich niet gemakkelijk verlokken tot het doen van intieme uitspraken. `My gosh, where is this leading....' zegt ze nadat ik haar digitaal over de bol heb geaaid. En onmiddellijk schakelt ze over op een ander onderwerp. Dat maakt het alleen maar spannender. Ze heeft de verbinding immers niet verbroken. Terwijl ook voor haar een druk op de knop voldoende is om alle fantasie in cyberspace te doen wegvagen. Dergelijke communicatie roept een sfeer op die zich gemakkelijk kan meten met de sensatie van het gewone versieren. Alleen moet het hier gebeuren zonder knipogen, zonder gebaren, zonder lach. Hoewel, het is wel degelijk mogelijk om te lachen via het toetsenbord. Niet alleen met de afkorting `lol' (laughing out loud) maar ook met de zogeheten smiley. Dat is een uit een paar leestekens opgebouwd - liggend - lachend gezichtje :-) Het haakje staat voor de lachende mond, maar het kan natuurlijk ook andersom staan om verdriet of teleurstelling uit te drukken :-( of zelfs knipogen ;-) Zo zijn er meer codes beschikbaar. Het * bijvoorbeeld om woorden te benadrukken: 'Heb je echt maar *een* vriendin?' Dergelijke hulpjes zijn echter niet essentieel. Het gaat erom de ander te veroveren, in te grijpen in zijn of haar gedachten. Daarvoor bestaat geen standaardrecept, net zo min als die er zijn voor het voeren van gesprekken. Als de gedachtenwisseling echter eenmaal ontbrandt, kunnen de gevoelens tot onverwacht grote hoogte stijgen. Alle emoties die zich in het dagelijks leven voordoen blijken ook langs deze weg oproepbaar. Nog geen uur nadat Susan halsstarrig alle zinspelingen negeerde, liggen we met elkaar over de grond te rollen. Ik streel haar huid. Zij woelt door mijn haar en drukt haar lippen op de mijne. Het digitale uitkleden is begonnen. Hoe expliciet de handelingen worden, is afhankelijk van de wensen van de minnaars. Natuurlijk is en blijft het allemaal maar fantasie, maar dat is een film of boek ook en niemand zal durven beweren dat dergelijke verzinsels niet in staat zijn om lichamelijke reacties op te roepen. Dat kan leiden tot min of meer beschamende situaties omdat je bij gebrek aan fysieke aanwezigheid van de ander immers alles zelf moet doen. Zelfbevrediging achter het beeldscherm wordt bij dit soort gesprekken, tot stomme verbazing van de deelnemers zelf, plots een reële optie. Sommige mensen - en het worden er met de dag meer - houden het niet bij elektronisch contact alleen. Ze gaan elkaar opzoeken. Soms als doel op zich, soms als onderdeel van een toch al geplande vakantiereis. Dit moment van ontmoeting is de meest gevaarlijke kant van het spel. Alle illusies en verlangens die uit de woorden zijn opgebouwd, kunnen in een fractie van een seconde verpulverd worden. Net-seks bestaat immers bij de gratie van een soort magie en staat nu eenmaal op gespannen voet met de werkelijkheid. Het treffen van de digitale minnaar leidt haast per definitie tot een welhaast schizofrene situatie. Het verhaal van de digitale liefde lijkt namelijk nog het meest op het verhaal van Cyrano de Bergerac. Met dit verschil dat de mooie minnaar en de onaantrekkelijke liefdesdichter dezelfde persoon zijn. De partners die elkaar bedelven onder zoete woorden weten tegelijkertijd dat zij wederzijds beelden aan het opbouwen zijn die niet tegen de werkelijkheid bestand zijn. De digitale minnaar creëert daarmee als het ware zijn of haar eigen rivaal, een fantasiefiguur waar nooit tegenop valt te concurreren. En het is onontkoombaar. In een opperste poging mijn net-relatie met Ella in rustiger vaarwater te brengen heb ik bijvoorbeeld een - door mijn huisgenoten gefiatteerd - lijstje met slechte en walgelijke persoonlijke eigenschappen opgestuurd. `Het maakt je alleen maar aantrekkelijker,' antwoordde ze. Ook anderszins kunnen er problemen ontstaan. Relatieproblemen in de echte wereld bijvoorbeeld - als de digitale tortelduiven niet ongebonden zijn - omdat een net-verliefdheid net zo ontregelend kan werken. Het probleem is groter omdat aan niet-gebruikers moeilijk valt uit te leggen wat er aan de hand is en al helemaal niet dat de relatie min of meer vanzelfsprekend ontstaat. Een ander gevaar is dat e-mail niet een van de meest veilige communicatiesystemen is. De berichten suizen door een wirwar van computersystemen en verbindingen de aardbol over maar kunnen ook per ongeluk verkeerd terechtkomen. Of juist nooit verzonden worden. Een net-relatie van een van mijn net-vriendinnen (het Internet kent complexe verhoudingen) is zijn baan kwijtgeraakt door de erotische correspondentie die hij met haar voerde. Door een foutje dook de boodschap op in het scherm van de systeembeheerder van het bedrijf waar hij werkt. Hij werd onmiddellijk ter verantwoording geroepen en zijn verklaring dat het hier ging om een privé-contact dat buiten de werkuren werd onderhouden mocht niet meer baten. Inmiddels is hij ontslagen. Het is onder meer om die reden dat het gebruik van cryptografie, oftewel gecomputeriseerd geheimschrift, zo populair is onder netwerkgebruikers. Overigens leidt de hitsigheid onder een aantal netwerkgebruikers ook tot ongewenste intimiteiten. Vrouwen die achteloos op de computersystemen een meisjesnaam gebruiken, worden met enige regelmaat `besprongen' door op seks beluste mannen. De oneerbare voorstellen en het ruwe taalgebruik dat deze lieden gebruiken, hebben in de Verenigde Staten al het begrip cyber-rape doen ontstaan. Ook cyberspace blijkt geen paradijs. Tijdens haar vakantie in Europa zal ik Ella ontmoeten. De ontmoeting is inmiddels onontkoombaar geworden. In mijn hoofd strijden rationaliteit en emotionaliteit een verwoede oorlog. Ik weet dat de ontmoeting op niets zal uitlopen, maar er is geen weg meer terug. Begeerte heeft ons aangeraakt. De betovering die ons al weken verlamt moet verbroken worden. De teleurstelling heeft echter ook een fascinerende kant. Als de persoon in levende lijve anders blijkt dan in digitale vorm rijst de vraag wat nu werkelijkheid is. Is Ella de door allerlei omstandigheden geconditioneerde persoon die ik in levende lijve tegenover me tref, of is zij degene die ongebreideld haar fantasieën uit via e-mail? Over de ontmoeting heb ik lang gedubd. Vast staat dat zoiets op een ramp uitloopt. Er zijn namelijk maar drie mogelijke aflopen. En alle drie zijn ze even rampzalig. De eerste is de meest waarschijnlijke: namelijk dat we elkaar om wat voor reden dan ook in het echte leven absoluut niet aantrekkelijk vinden. Dat is het grootste risico van dit spel. Bij een relatie die zich in het normale leven niet naar wens ontwikkelt, vallen nog uitvluchten te verzinnen. Het ontbreken van de aantrekkingskracht kun je wijten aan karakterverschillen, uiteenlopende meningen of aan onbegrip. Die kans hebben we nauwelijks meer: we zijn verliefd en bejubelen elkanders karakter en gedachten. Als dat bij een ontmoeting verdwijnt, is er maar een oorzaak voor aan te wijzen: we vinden elkaar fysiek niet aantrekkelijk. Dat is pijnlijk. Het is een afwijzing waarvoor nauwelijks uitvluchten te verzinnen zijn. Het is zonder woorden zeggen: je bent een mooi mens, maar je had alleen in een andere lichaam moeten zitten. Deze conclusie komt des te harder aan als niet allebei de partijen die opvatting delen. De tweede mogelijkheid is dat de hartstocht tijdens de ontmoeting juist oplaait. Dan is er pas echt een probleem. We hebben immers maar een paar dagen om met elkaar door te brengen en daarna worden we weer duizenden kilometers uit elkaar gerukt. Zij woont in New York, ik in Rotterdam. De derde mogelijke afloop is de minst rampzalige maar evenmin een pretje: we zien elkaar, de passie dooft en we gaan verder als goede vrienden zonder lusten. Echt leuk is dat evenmin. Er blijft dan waarschijnlijk zo'n katerig morning-after gevoel hangen. Bovendien vereist deze optie dat we er allebei zo over denken. De vraag die me het meest bezighoudt is: hoe ziet ze eruit? En het merkwaardige is dat ik het niet wil weten. Ik weet dat ze in levende lijve nooit zo aantrekkelijk zal zijn als in mijn hoofd. Niet omdat ik me haar voorstel als een uiterst aantrekkelijk wezen, maar juist omdat ik elke verbeelding achterwege laat. Of liever gezegd: onderdruk. Soms probeer ik me haar voor te stellen als een vrouwelijke variant van de klokkeluider van de Notre Dame, maar helpen doet dat niet. Vlak voor haar vertrek stuurt ze me via e-mail een gedigitaliseerde foto. Weliswaar is het e-mailsysteem alleen geschikt voor het verzenden van letters en cijfers, maar er bestaan slimme programma's die digitale bestanden om kunnen zetten in een onbegrijpelijke brij tekens die door de ontvanger met een zelfde soort programma weer omgezet kunnen worden in het oorspronkelijke beeld. UU-encode en -decode heet die techniek. Op mijn scherm staat een zwart-wit plaatje van een vriendelijk ogende, lachende dame. De foto verandert nauwelijks iets aan mijn gevoelens. Ik vind haar niet onaantrekkelijk maar evenmin opwindend. Ik merk dat ik de foto eigenlijk nauwelijks bekijk. Ik hunker niet naar haar uiterlijk, slechts naar haar woorden. Ella doet tijdens haar vakantie Nederland aan, maar ik besluit dat het niet verstandig is om haar hier te ontmoeten. Zo'n ontmoeting zou te vrijblijvend zijn. Ik moet er niet aan denken haar hier op een terrasje te begroeten. De kaarten zijn dan te ongunstig verdeeld. Zij is in een vreemd land en ik bevind me op eigen terrein. Dat maakt de mislukking voor haar alleen maar pijnlijker. Bovendien is Nederland het eindpunt van haar trip en dat zou betekenen dat haar vakantie eindigt met een kater. Dat wil ik niet, dus stel ik voor haar bij aankomst in Europa te ontmoeten. Als de teleurstelling overheerst, heeft zij in ieder geval nog een hele vakantie de tijd om daarvan te herstellen. En daar zijn vakanties tenslotte zeer geschikt voor. Over mezelf maak ik me minder druk. Ik verwacht niet zoveel van de ontmoeting. In ieder geval niets anders dan het einde van deze relatie. Dat maak ik mezelf althans wijs. Ik wil wakker worden en uitvinden wie er de afgelopen weken nu eigenlijk naast me heeft gelegen. We spreken af in Parijs, en wel recht onder de Eiffeltoren, maandagavond om 19.00 uur. De verhouding is zo speciaal dat het wel gerechtvaardigd is om een soort middelpunt van het universum op te zoeken. Het is 18.55 uur en onder de toren hebben zich de dagelijkse drommen toeristen verzameld. Het is zomer en iedereen is luchtig gekleed. Ik wist dat er onder de Eiffeltoren een open grindvlakte ligt maar was vergeten dat niemand zich daarop vertoont. De bezoekers zitten op bankjes die om de vlakte heen verzameld zijn en maken de plaats van ons rendez-vous daarmee tot een soort arena. Mijn ogen glijden langs de aanwezigen, hier moet ze ergens tussen zitten. Maar weer merk ik dat ik haar eigenlijk niet wil vinden. Ik heb nog vijf minuten om te dromen. Exact om 19.00 loop ik naar het middelpunt. Ik voel me als een torero die de arena betreedt en verwacht dat er elk moment een stier uit het publiek tevoorschijn kan stormen die me op zijn hoorns neemt. Het voelt onwerkelijk, alsof ik ontwaak uit een prettige droom en krampachtig mijn ogen sluit om weer terug te keren naar de aangename fantasie. In het midden aangekomen blijf ik stilstaan en voel de honderden ogen op me gericht. Welke gek gaat daar nu staan? Deze gek. Er gebeurt niets. Niemand maakt zich los uit de los gevormde kring om mijn richting uit te komen. Ik voel me door de grond zakken. Dan plots komt er een dame naar me toe lopen. Ik herken haar onmiddellijk, loop op haar af en kus haar op de wang. Terwijl mijn lippen haar huid raken, weet ik: het is voorbij. Judas kan zich niet ongemakkelijker gevoeld hebben. We verlaten onmiddellijk de plek des onheils en besluiten een terrasje op te zoeken. De tocht verloopt op z'n zachtst gezegd ongemakkelijk. Krampachtig proberen we te doen alsof er niets aan de hand is, alsof dit was wat we allebei eigenlijk hadden verwacht. We lopen keuvelend door een wei vol koetjes en kalfjes. Het enige wat ontbreekt is dat een van ons quasi-nonchalant gaat fluiten. De ober kan het bier niet snel genoeg brengen. Dit is een ontmoeting die maar het best in alcohol gedrenkt kan worden. Ella kijkt me aan en zegt als eerste: `Nu is het allemaal voorbij.' Ik onderneem een poging deze waanzin te relativeren. `Ach voorbij, voorbij. We zien elkaar net. Laten erachter proberen te komen wat we nu eigenlijk van elkaar vinden.' Na een half uur begint de teleurstelling weg te ebben. We praten met elkaar als mensen die in elkaar geïnteresseerd zijn. Allengs wordt de conversatie minder krampachtig. Het leed is geschied, we kunnen niet anders doen dan onze wonden zo goed mogelijk verzorgen. Na middernacht lopen we naar haar hotel en nemen afscheid. Ik hou een taxi aan om me naar mijn logeeradres te laten brengen. Uit de luidsprekers klinkt een nummer van de Rolling Stones: You can't always get what you want. De dagen daarop brengen we gezamenlijk door. De conversie van verliefdheid naar vriendschap is in volle gang, maar tegelijkertijd vermijden we angstvallig te praten over wat er eigenlijk is gebeurd. Op de derde dag geeft Ella me bij het dagelijkse afscheid een floppy. `Eigenlijk had ik je weer net als eerst een e-mail willen sturen, maar ik weet dat je hier in Parijs geen Internet-toegang hebt, dus daarom heb ik mijn brief maar hierop bewaard.' Ella heeft overigens wel gewoon vanuit haar hotel toegang tot het netwerk. Ze maakt gebruik van de diensten van een Amerikaanse netwerkorganisatie die inbelpunten heeft over de hele wereld. Reizigers kunnen op die manier voortdurend goedkoop contact onderhouden met hun eigen systeem. Ik neem de floppy mee en op mijn logeeradres aangekomen plaats ik hem in de portable computer. Mijn ogen glijden over het scherm en ik merk dat er iets bij me verandert. Het gevoel van verliefdheid keert weer terug. Opnieuw borrelen verlangens in me op. Het is deze gewaarwording die me in de hele affaire het meest verbaast. Hoe kan ik nu verliefd zijn op iemand op wie ik absoluut niet verliefd ben? Wat is dit voor merkwaardig mechanisme? De vragen rammelen aan de fundamenten van mijn gevoelens en het besef dringt zich op dat verliefdheid misschien niet hoofdzakelijk wordt bepaald door gevoelens voor de ander maar door een opwaardering van het zelfbeeld. Verliefdheid stimuleert de eigen creativiteit en onbezonnenheid en dat zijn toevallig twee eigenschappen die dit leven veraangenamen. Bovendien kan het erg prettig zijn om contact te hebben met iemand die voortdurend vertelt hoe fantastisch je wel niet bent. Ella zit inmiddels weer in New York, het vuur is gedoofd en het normale leven is weer begonnen, maar we wisselen nog bijna dagelijks berichten uit. We zijn zogezegd goede vrienden. Natuurlijk zijn we allebei teleurgesteld. Digitaal een blauwtje lopen is net zo vervelend als een normale afwijzing. Maar wie nooit het risico wil nemen teleurgesteld te worden, moet om te beginnen niet verlangen. |