![]() |
IX. DE INTERNET-FRUSTRATIE
Over het net bestaan nogal wat misverstanden. Zo zou het volgens dergelijke opvattingen een peuleschil zijn om informatie op te zoeken en kan het gebruikt worden om radio- of televisieuitzendingen te verzorgen. In dit hoofdstuk wordt nader op deze misvattingen ingegaan. Internet kampt met een `naald in de hooiberg'-syndroom. Er is zoveel informatie beschikbaar dat het uiterst moeilijk is om specifieke gegevens er tussen uit te vissen. Dat creëert het beeld dat op het net voornamelijk `alles' en vrijwel nooit `iets' is te vinden. Op tal van plaatsen wordt daarom driftig gewerkt aan intelligente, geavanceerde en vooral omvangrijke zoeksystemen. De gebruikers kunnen daarmee aan de hand van trefwoorden razendsnel zoeken in de openbare gegevens die in miljoenen computers verspreid over de hele wereld opgeslagen zijn. Tussen programmeurs lijkt een heuse wedloop te zijn ontstaan. Sommigen nemen daaraan deel omdat ze denken er erg rijk van te kunnen worden: `u vraagt (en betaalt) en wij antwoorden'. Anderen zien het als een wetenschappelijke uitdaging of werken aan efficiënte zoekmethodes om te voorkomen dat het net aan overbelasting ten onder gaat. Het resultaat van die wedloop is dat de gebruiker een scala aan zoekmiddelen ter beschikking heeft. Dat is niet prettig maar vervelend. Want voordat een speurtocht kan worden ondernomen, moet eerst een keuze uit de zoeksystemen gemaakt worden. Wie niet weet welk systeem wat doet, wordt er hoorndol van. Een aardig staaltje van dergelijke netfrustratie wordt gegenereerd door een week na de gifgas-aanslag in de metro van Tokyo, maart 1995, op zoek te gaan naar gegevens over Sarin, het zenuwgas dat werd losgelaten. De eerste zoekpoging levert tien `hits' op, oftewel verwijzingen naar documenten waar Sarin in de titel voorkomt. Dat is niet alleen schrikbarend weinig maar de resultaten zijn ook nog eens hoogst opmerkelijk. Het overgrote deel van de documenten blijkt betrekking te hebben op het Italiaanse bedrijf Sarin Telematica, dat de dagen na de aanslag waarschijnlijk niet echt gelukkig is geweest met de eigen benaming. Een ander `slachtoffer' van de chemische term is Vinod K. Sarin, professor aan de universiteit van Wisconsin. Het meest merkwaardige is echter dat de speurtocht daar blijft steken. Een professor en een telematicabedrijf, dat zijn volgens Internet de twee mogelijke verwijzingen naar Sarin. Terwijl de rest van de wereld daar vermoedelijk toch anders over denkt. De verklaring voor het mysterie is deels te vinden in de naam van het gebruikte zoeksysteem: Veronica. Het is een afkorting waarvan de betekenis duidelijk maakt dat de wereld van Internet weliswaar logisch doch naar gewone menselijke begrippen uiterst ongewoon in elkaar steekt. Veronica staat voor `very easy rodent-oriented net-wide index to computerized archives'. Oftewel: een eenvoudig zoeksysteem gericht op knaagdieren. Dat laatste is niet eens alleen maar een grapje. Veronica maakt namelijk op haar beurt gebruik van een ander systeem dat `gopher' heet en vernoemd is naar een bepaald soort grondeekhoorn. Ook dat is minder balorig dan het lijkt. De `gopher' blijkt het symbool van de Amerikaanse staat Minnesota alwaar aan de universiteit het betreffende systeem is ontwikkeld. Bovendien betekent `gopher' ook zoiets als documentenjongen en dat is nu precies wat het betreffende systeem doet. Het is een verwijssysteem dat verbindingen legt naar computers en de gebruiker in staat stelt met een enkele druk op de knop documenten uit elk op het net aangesloten systeem op te halen. Als je dat allemaal weet is het zoeken met digitale knaagdieren zo logisch als een rekensom maar dat is dan ook de magische code van het net: `als je dat allemaal weet'. Blijft de vraag hoe het kan dat in nergens het zenuwgas Sarin voorkomt. Ook daar is bij nader inzien een eenvoudige verklaring voor te vinden. Een wijdverbreid misverstand is dat Internet als een grote elektronische bibliotheek beschouwd kan worden. Dat is het - nog - niet. Het is eerder een verzameling van bibliotheken. En met Veronica zoeken naar `Sarin', is te vergelijken met het speuren naar Pietje Bell in de bibliotheek van een technische universiteit. Gopher is een systeem waarmee voornamelijk min of meer officiële documenten worden gepresenteerd. Bovendien is Veronica ongeveer het slechtste middel om daarbinnen naar actuele informatie te zoeken. De database van Veronica, die alle verwijzingen bevat, wordt slechts één keer per maand vernieuwd. Dat maakt de kans om recente informatie te vinden die naar aanleiding van de aanslag in Japan is toegevoegd te nog kleiner. Veronica bevat niettemin verwijzingen naar zo'n vijftien miljoen documenten en de resultaten van een zoekoperatie worden binnen enkele seconden getoond. Dat klinkt indrukwekkend maar in de praktijk blijkt het systeem erg lui. Veronica gaat namelijk niet zelf op zoek naar informatie. Systeembeheerders die nieuwe takken van gopher installeren moeten dat zelf aan Veronica melden of een brug slaan naar een reeds bestaande tak. Pas dan kijkt Veronica bij de eerstvolgende maandelijkse update welke informatie zich in het nieuwe systeem bevindt. Het legt contact met de jonge loot, struint door de verwijzingen en voegt die toe aan haar eigen database. Met die luiheid diskwalificeert Veronica zichzelf als betrouwbaar zoeksysteem. Het `gopher'-systeem lijkt zijn langste tijd gehad te hebben en de geavanceerde opvolger ervan heet World Wide Web. Hoewel ook dit systeem slechts een deel beslaat van alle informatie die via Internet gevonden kan worden, groeit het Web langzaam maar zeker tot synoniem van Internet. Is het saai ogende gopher voornamelijk georiënteerd op tekst, met het Web wordt alles wat er aan computertechniek voor handen is uit de kast getrokken. Dus behalve tekst verschijnen er ook plaatjes, geluid en zelfs videobeelden. En dat in een opmaak die nog het meest aan die van een glossy magazine doet denken. In omvang is het Web nog niet zo groot als gopher maar niettemin levert de speurtocht naar Sarin via deze ingang al meer resultaat op: 11 hits. Het gebruikte zoeksysteem heet Lycos en dat verwijst niet naar een knaagdier maar naar de Latijnse benaming voor wolfspinnen. Een merkwaardige keuze overigens omdat het nu juist een van de weinige spinnesoorten is die zijn prooi niet vangt met behulp van een web. Lycos is een van de populairste zoeksystemen van dit moment. De index wordt wekelijks vernieuwd en de database telt verwijzingen naar ruim 2,5 miljoen documenten. Per week wordt het systeem 175.000 keer geraadpleegd. Dat is het maximum aantal aangezien de zeven computers waar Lycos op draait niet meer capaciteit hebben. Het handige van Lycos is dat het systeem ook een waarde toekent aan de gevonden documenten. Er wordt niet alleen gekeken naar de titel maar ook naar hoe vaak de gezochte term voorkomt in de inhoud van het document. Aan de hand daarvan wordt een waarde trefwaarde vastgesteld. Over de kwaliteit van de informatie zegt dat natuurlijk niets. Verder wordt in sommige gevallen een documentfragment getoond. Dat blijkt erg handig en bespaart een hoop speurwerk omdat ook hier weer een groot deel van de verwijzingen leidt naar het Italiaanse telematicabedrijf. Bovendien geeft Lycos een overzicht van beschikbare uitbreidingen van de originele zoekterm zoals sarina en sarinfo. Bovenaan de hitlist staat een verwijzing die blijkt te leiden naar een nieuwsbericht van persbureau Reuter en handelt over politie-acties tegen de sekte Aum Shinri Kyo. Echt veel wijzer over Sarin worden we daar niet van. Er is ook een achtergrondartikel gevonden uit de New York Times, gedateerd 21 maart. Helaas handelt dat niet over Sarin maar over het hele brede spectrum van chemische wapens dat in terreuraanslagen wordt genoemd. En om de frustratie compleet te maken wordt tot slot nog verwezen naar een interessant ogend discussiestuk dat echter niet opvraagbaar blijkt: `Cannot find article'. Het opduiken van kranteartikelen is te danken aan de vormgevingsmogelijkheden van het Web. Veel uitgevers zien het systeem als een uitgelezen middel om te experimenteren met elektronische publikaties. Het aantal kranten en tijdschriften dat op een dergelijke manier geraadpleegd kan worden groeit dan ook gestaag. De reden dat Lycos niet meer van dergelijke documenten vindt, is dat de database niet snel genoeg gevoed kan worden. Net als Veronica is Lycos grotendeels afhankelijk van beheerders die zelf melden dat ze een nieuw systeem geïnstalleerd hebben. Voor die handicap is wel een oplossing te vinden maar niet iedereen is daar even gelukkig mee. `In september 1993 meldde mijn Internet-computer dat er een ongewoon groot aantal documenten was opgevraagd. Op drie verschillende tijdstippen bleek met de ongekend hoge snelheid van één document per seconde steeds dezelfde serie bestanden opgehaald. Stuk voor stuk documenten die op de op de een of andere manier met elkaar verbonden waren. Al snel werd duidelijk dat collega's soortgelijke ervaringen hadden: Dit was het werk van een `wanderer' (zwerver)', aldus Martijn Koster, werkzaam bij het Engelse netwerkbedrijf Nexor. `Wanderers' zijn computerprogramma's die als een soort virussen min of meer zelfstandig over Internet `zwerven'. Ze springen van systeem naar systeem en voeren keer op keer hun taak uit. Meestal dienen wanderers een nobel doel: ze vergaren zoveel mogelijk informatie om die vervolgens toegankelijk te maken. De vergaarde informatie wordt vervolgens in een database gestopt. De reden dat ze worden gevreesd is dat ze door hun krankzinnig hoge activiteit in staat zijn computers te overbelasten en netwerken compleet plat te leggen. Ze vragen een document op, zoeken daarin de verwijzingen naar andere documenten, vragen die vervolgens weer op en zo verder tot in het oneindige. Er zijn systeembeheerders die daarom maatregelen nemen om de wanderers buiten de deur te houden. Voor Koster was het bezoek van de wanderer aanleiding om een alternatieve informatievergaring op te zetten: Aliweb. Aanvankelijk was het de bedoeling dat auteurs zelf korte omschrijvingen van hun documenten zouden inbrengen maar dit bleek al snel een te zwakke methode. Nadien is Koster overgestapt op een andere vorm van automatiseren. Of dat het probleem echt oplost is de vraag. Het zoeken naar Sarin levert bij Aliweb geen enkel resultaat op. Uiteindelijk blijkt de journalistieke benadering van het vinden van informatie over Sarin nog het beste te werken. Het vereist geen zoeksysteem maar logisch redeneren. De meest actuele berichten op Internet zijn te vinden in de nieuwsgroepen. Het is het onderdeel van het net waar permanente discussies plaatsvinden over een schier oneindige hoeveelheid onderwerpen. Die discussies zijn gerubriceerd naar onderwerp. Een daarvan is geheel gewijd aan de chemische wetenschappen. Sarin blijkt daar echter geen onderwerp van gesprek. Waar dan wel? Ergens op dit gigantische netwerk van miljoenen gebruikers moeten toch wel wat mensen van gedachten wisselen over het zenuwgas dat zoveel commotie heeft veroorzaakt. De oplossing blijkt voor de hand liggend: de nieuwsgroep die handelt over het dagelijks leven in Japan: soc.culture.japan. Binnen twee minuten is het antwoord gevonden. In een bijdrage getiteld `Chemistry and Physiology' zet ene Yu Zheng van de Brigham Young University de samenstelling en werking van het gas uiteen, compleet met een schema van de structuur. Twee maanden later levert eenzelfde `search` met Lycos overigens een ongekende hoeveelheid informatie op. Maar dan is Sarin al uit het nieuws verdwenen. Wat voor de zoekmogelijkheden geldt, gaat ook op voor de meer geavanceerde toepassingen van het net. Zoals het gebruik van het net als radiostation. ``Tot nu toe duurde het verzenden van audiobestanden via Internet vijf tot tien keer zo lang als het afspelen. Om een liedje van drie minuten te beluisteren en was je dus eerst een kwartier bezig om het digitale bestand op te halen. Vanaf nu is dat anders. Je drukt op een knop en binnen vijf seconden klinkt het geluid dat je wilt horen,' verklaart Rob Glaser van het in Seattle gevestigde bedrijf Progressive Networks en terwijl hij het zegt levert hij het bewijs. De woorden van Glaser zijn opgenomen tijdens een persconferentie die op 10 april 1995 werd gegeven ter gelegenheid van de lancering van RealAudio, een nieuwe techniek om `live` geluid via datacommunicatie te versturen. De opname is op elk moment te beluisteren via Internet in een kwaliteit die min of meer overeenkomt met die van een radio-uitzending via de middengolf. Het kraakt hier en daar een beetje en klinkt soms wat scherp maar het bewijs is geleverd: het is mogelijk om via een gewone modemverbinding en een normale PC met het wereldwijde computernetwerk `radio-uitzendingen` te verzorgen. De techniek maakt het daarmee in principe mogelijk dat de consument kan kiezen uit tienduizenden radiostations over de hele wereld. Maar er schuilt nog wel een heel nest adders onder het gras. Voor de skepticus lijkt het wellicht of er absoluut niets nieuws onder de zon is. Een modemverbinding werkt immers via een gewone telefoonlijn en daarmee kan al meer dan honderd jaar geluid over grote afstanden verzonden worden. Wie een kennis in de Verenigde Staten belt en vervolgens de hoorn bij de luidspreker van de radio houdt bereikt precies hetzelfde. Of het kan nog simpeler. Als de Amerikaanse kennis zijn wereldontvanger afstemt op de Nederlandse Wereldomroep kan hij gratis naar een uitzending luisteren. Zonder dat er een dure PC en Internetaansluiting aan te pas komt. Om te begrijpen waarom technici zo enthousiast zijn over het `heruitvinden` van een techniek die al meer dan een eeuw bestaat, is de verhouding tussen RealAudio en conventionele technieken het best te vergelijken met die tussen de typemachine en de tekstverwerker. Toen de tekstverwerker opkwam werd de techniek aanvankelijk weggehoond, een lot dat de meeste vernieuwingen trouwens moeten ondergaan. Een tekstverwerker was veel omslachtiger in het gebruik dan een typemachine en bovendien liep de gebruiker serieus het risico dat een met veel moeite getypte tekst als gevolg van een systeemfout of verkeerd commando plotseling in het niets verdween. Inmiddels is de typemachine naar het museum verdreven omdat voor de meeste mensen wel duidelijk is dat de automatisering van het schrijven naast nadelen vooral veel voordelen biedt. Het grote nadeel van gewone radio is dat de uitzending direct gebonden is aan het moment. Wie wil luisteren naar met een programma als `Met het oog op morgen` moet tussen elf en twaalf uur aan de radio gekluisterd zitten of op z'n minst gedurende die tijd een recorder mee laten lopen. Dat is onhandig. Een techniek als RealAudio maakt het mogelijk op elk gewenst tijdstip naar het programma te luisteren. Bovendien kan de uitzending niet alleen integraal worden aangeboden maar ook in onderdelen, zoals de verschillende tracks op een compact disc. Wie - om bij het voorbeeld van Het Oog te blijven - alleen geinteresseerd is in het overzicht van de ochtendbladen klikt die titel aan en hoort vervolgens dat onderdeel. De techniek ontdoet daarmee radio van zijn vluchtigheid. Het grote voordeel van radio is de mogelijkheid om informatie op te nemen terwijl de concentratie tegelijkertijd op iets anders gericht is, zoals autorijden, afwassen of strijken. De nieuwe techniek maakt het mogelijk om dat voordeel te combineren met de aangename permanente beschikbaarheid van informatie die anders alleen Teletekst biedt. Daarnaast heeft RealAudio als voordeel dat afstand in principe niet meer belangrijk is. Het is nu al mogelijk om via Internet vanuit Nederland naar plaatselijke radiostations in bijvoorbeeld de Verenigde Staten te luisteren. De techniek maakt het ook mogelijk om via het net een eigen `radiostation` te beginnen zonder dat daarvoor een zendmachtiging is vereist. Natuurlijk is dat allemaal te mooi om waar te zijn. Aan de techniek kleven namelijk een aantal nadelen die vooralsnog niet zomaar opgelost zijn. Het eerste probleem is dat er geen live uitzendingen verzorgd kunnen worden. Om het geluid over het net te kunnen transporteren dient het gecomprimeerd te worden. Het signaal wordt daarbij zoveel mogelijk gereduceerd op een manier die wel vergeleken kan worden met het vacuum verpakken van koffie. Alle overbodige informatie wordt weggefilterd. Weliswaar is de verwachting dat deze bewerking op den duur ook `live` kan plaatsvinden maar zo ver is het nog niet. Een ander - veel groter - obstakel is het verbruik van bandbreedte. Bandbreedte is voor datacommunicatie wat papier is voor drukwerk. Zoals het afdrukken van mooie foto's duurder en zwaarder papier vereist, zo pleegt de `live` verzending van audiobestanden een aanslag op de kostbare verbindingen die de gebruikers van het net gezamenlijk ter beschikking hebben. Internet werkt in principe als een gewone snelweg. Informatie wordt in pakketjes over de verbindingen verstuurd, als auto's over de rijstroken. Een abonnement op Internet is dan ook te vergelijken met de wegenbelasting. Door iedereen een relatief kleine bijdrage te laten leveren kunnen er dure snelwegen worden aangelegd. Dat gaat goed omdat niet iedereen permanent van die wegen gebruik maakt en bovendien tijdens het rijden slechts enkele vierkante meters asfalt `bezet` houdt. Voor Internet geldt hetzelfde principe omdat informatie steeds met tussenpozen wordt verstuurd. Verschillende gebruikers kunnen daardoor gebruik maken van een en dezelfde verbinding. Een gebruiker vraagt iets op en bekijkt dat vervolgens op zijn scherm. Tijdens dat bekijken maakt hij dus geen gebruik van de transportmogelijkheden omdat de informatie reeds in zijn computer is beland. Anderen kunnen op dan dus de vrijgekomen verbinding benutten. In feite is Internet niet meer dan het de grote regelaar van dat verkeer. Mensen die gebruik maken van RealAudio zijn als automobilisten die permanent dezelfde rijstrook bezet houden. Ze vragen immers een constante stroom van informatie waardoor niemand anders van diezelfde verbinding gebruik kan maken. Het gevolg is dan ook dat er files ontstaan en het systeem op den duur vastloopt. Een ander probleem is dat er maar een beperkt aantal mensen tegelijk naar een programma kunnen luisteren. De geluidsbestanden zijn immers opgeslagen op een computer die ergens op het net is aangesloten. De mogelijkheden van computers mogen dan onbegrensd lijken, de verwerkingscapaciteit is dat zeker niet. De nu beschikbare audiosystemen kunnen hooguit enkele tientallen luisteraars tegelijk bedienen. Afgezet tegen de honderdduizenden luisteraars van een gewone radio-uitzending is dat belachelijk weinig. Het zijn deze problemen die ervoor zorgen dat het nog niet meteen zo'n vaart zal lopen met de `uitzendingen` via het net. Bovendien worden er een aantal gekoesterde idealen van pioniers mee aan gruzelementen geslagen. Zo wordt als een van de voordelen van Internet-radio gezien dat er in tegenstelling tot de ether geen beperking is van het aantal beschikbare kanalen en er dus ook geen noodzaak meer is om omroepen aan een vergunningenstelsel te bieden. De techniek kan een dergelijke luxe echter nog niet bieden. Het is dan ook niet ondenkbaar dat er vanuit de wildgroei die nu dreigt op te steken, regelingen ontworpen zullen worden die de beschikbaarheid van het nieuwe medium aan banden leggen. Optimisten kunnen daar tegenover stellen dat de techniek de verwachtingen steeds overtreft. Vijf jaar geleden was het praktisch ondenkbaar dat er de digitale geluidsmogelijkheden langs deze weg ter beschikking zouden zijn. De vraag is nu alleen wie sneller is: de techniek of de regelgever. Als de eerste windt gloort er inderdaad een toekomst waarbij iedereen zijn eigen omroep kan beginnen. In het andere geval verandert er niet zo bijster veel. Behalve dan dat een computer niet alleen maar iets is om naar te kijken maar ook naar te luisteren. Deze kritische kanttekeningen zijn niet bedoeld om mee te jammeren in het koor van vernieuwingsfoben die beweren dat het net niet meer is dan een hype van voorbijgaande aard. Integendeel, ik zie de mogelijkheden van het net nog steeds als een revolutie die ingrijpende gevolgen gaat hebben. Maar het grootste gevaar dat de onervaren gebruiker loopt nu de sensatie om zich heen grijpt is dat de hoog gespannen verwachtingen ineenzakken als een sneeuwpop in de winterzon. De toekomst wordt meestal sneller voorspelt dan waargemaakt. |