Spaans verzet
De wereld, of althans Nederland, was in rep en roer. In Spanje stond de dictator Franco op het punt enkele van zijn tegenstanders te executeren. Daarvoor gebruikte hij zijn favoriete instrument: de wurgpaal.
Spaanse sinaasappels werden uit protest geboycot en tv-ploegen trokken naar Schiphol om vakantiegangers te vragen of ze nog wel naar Spanje konden.
Het was halverwege de jaren zeventig, ik was 14 of 15 jaar oud en keek samen met mijn broer met afgrijzen naar het nieuws. We moesten iets doen om dit onrecht tegen te houden. Maar wat? We woonden in een dorpje dat zo ver verwijderd was van de echte wereld dat we er nooit enig verschil konden maken. Een protestdemonstratie was uitgesloten en bij de supermarkt kon je niet eens sinaasappels boycotten omdat niemand kon vertellen of ze wel of niet uit Spanje kwamen.
We moesten een daad stellen, niet alleen om de executie tegen te houden maar ook om zelf te ontsnappen aan het dorpse bestaan waar de inwoners zich nooit druk maakten om andere zaken dan aardappeloogsten, de nieuwe auto van de buren en de zondagsrust.
Hangend op een bank in de achtertuin piekerden we ons suf. De tijd begon te dringen.
“Een bommelding, we doen doen een bommelding,” zei mijn broer plots. “Bij de ambassade.”
Hij liep naar binnen en draaide 008.
“Mag ik van u het telefoonnummer van de Spaanse ambassade in Den Haag?”
Ik keek toe hoe hij de cijfers neerkrabbelde en trots vervulde me. Wij gingen een daad stellen.
We moesten de bommelding natuurlijk niet vanaf huis doen maar vanaf een anonieme plek. De telefooncel, de enige in het hele dorp. We liepen er heen, kalm maar toch opgewonden. Alsof we guerrilleros waren.
Bij de telefooncel zaten een paar oude mannen op een bank, een leunde er op een wandelstok. Ze keken ons langdurig aan als koeien die gestoord worden bij het grazen. Shit. Geen getuigen, we mochten geen getuigen hebben.
We liepen nerveus een blokje om. En nog een. Nog nerveuzer.
Wat gebeurt er eigenlijk als we gepakt worden, wilde ik van mijn broer weten.
HIj keek me aan. “Dan gaan we de gevangenis in.”
Zou het wel helpen, zo’n bommelding, vroeg ik mezelf af.
Mijn broer haalde een paar keer het papiertje uit zijn broek en bekeek steeds het telefoonnummer. Alsof het een geheime cijfercombinatie was.
Spraken ze bij de ambassade eigenlijk wel Nederlands? Of moesten we de mededeling in het Engels doen? Om het echter te maken?
De mannetjes waren weg. Wie doet het?
“Ik ga wel”, zei mijn broer uit zichzelf, tot mijn opluchting. “Blijf jij op de uitkijk staan.”
Hij keek schichtig on zich heen, ging de glazen kooi binnen, nam de hoorn van de haak en gooide een kwartje in het toestel.
Ik zag hem het nummer van het papiertje draaien. Hij hield zoals afgesproken zijn hand als toetertje voor zijn mond om zijn stem te vervormen.
Ik keek de omgeving af of er geen getuigen waren. De straat was leeg. Maar bewoog daar achter dat raam geen gordijn? Ik probeerde uit mijn ooghoeken waar te nemen.
Wat zouden ze doen na de bommelding? Ja, het pand ontruimen maar dan? Madrid waarschuwen?
Mijn broer kwam naar buiten en keek bedrukt. We liepen naar huis. De handen in de zakken. Zou het vanavond op het nieuws zijn?
“En?” vroeg ik toen hij tegen een steentje schopte.
Hij bleef voor zich kijken.
“Ze waren in gesprek.”
Thuis gekomen, ging hij naar zijn kamer.
We aten die avond zwijgend aan tafel en spraken nooit meer over het voorval.
Vanavond in Desmet Live een gesprek over de film Salvador, gebaseerd op het levensverhaal van de Spaanse anarchist Salvador Puig Antich die in 1974 op 25-jarige leeftijd door Franco aan de wurgpaal werd geëxecuteerd.
En verder onder meer De Filosofie van het Vegetarisme, Teun van de Keuken en de Nieuwzeelandse band Katbite. Luisteren en kijken doe je van 18:00 tot 20:00 uur hier