Prei

Weet u hoe dit heet, vroeg de caissière in de supermarkt terwijl ze de prei omhoog hield. Prei, antwoordde ik. Ze liet haar vinger over een lijst namen glijden, stopte en tikte een code over. Ik zette mijn gezicht in pokerstand. Daar kwam de paprika. “En dit?” Paprika. Rode paprika. Weer ging de vinger langs de lijst.
Het zijn van die momenten dat de gedachte opkomt dat de wereld ten ondergaat, dat iedereen steeds dommer wordt, met name natuurlijk de jeugd van tegenwoordig. Impulsieve gedachten die ooit als borrelpraat werden weggezet maar nu, sinds u weet wel wie, op de opiniepagina’s belanden met het idee dat we daar wijzer van worden.
Ze was 16, schatte ik. En dan kan ik het mis hebben want schatten kan ik ook al niet. Ik dacht aan mijn eerste baantje als tiener. 14 was ik en ik ging helpen bij een groenteboer op de grote markt. Om vijf uur in de ochtend op. Een half uur fietsen en dan naar de Binnenrotte met de vrachtwagen, naar de grootste markt van West-Europa, volgens de marktlui. Het beeld van mensen die ’s ochtends om acht uur patat eten zou ik nooit meer vergeten.
Waar liggen de princessenbonen, vroeg ik. De groentevrouw wees naar een kist. Dat zijn sperziebonen, reageerde ik verbaasd. De groentevrouw keek me aan, haar gezicht ging in pokerstand. Het gebeurde nog een paar keer met andere groenten en al snel was het baantje voorbij. Te jong, verklaarde ze tegen mijn moeder. Pas veel later begreep ik hoe aardig die reden was geweest.
Wilt u een bon, vroeg ze. Ik antwoordde nee en ze lachte. Als ik ja had gezegd, had ze waarschijnlijk niet gelachen. Tenminste, zo blijkt uit mijn empirisch maar niet wetenschappelijk onderzoek naar dit alledaagse mysterie: wil je geen bon, dan lacht de caissière, wil je er wel een dan kijkt ze strak. Ongeacht wie het is of welke supermarkt.
Ik heb me lang afgevraagd wat de reden is voor dat collectieve caissièrefenomeen. Zouden het heimelijk milieubeschermers zijn die blij zijn dat er een boom kan blijven staan door het papier te weigeren? Zijn ze bevreesd dat je ter plekke de bon gaat controleren en klagen? Heeft het te maken met de dag of het tijdstip? (nee) Met hoe ik er uitzie? (nee) Of is er nog een andere reden?
Toen ik dit vraagstuk voor de zoveelste keer op een verjaardagsfeestje te berde bracht (ja, ik ben nu eenmaal een gezelligheidsdier) gaf een vriend het meest waarschijnlijke antwoord: als je geen bon hoeft, lacht ze ter afsluiting omdat het contact met jou als klant dan klaar is. Als je wel een bon wilt niet omdat ze die eerst nog moet uitprinten. Ze komt er dan gewoon niet aan toe om te lachen.
Eigenlijk zo simpel als dat prei prei is, als je dat weet.
Cc-foto: wikimedia
Iets niet weten is voor veel mensen eng. Ze verzinnen liever een antwoord dan voor zichzelf toe te moeten geven het niet te weten. Nog los van het sociale aspect: laat een ander niet merken dat je iets niet weet, dat je dus minder bent. Wijsheid begint met toe te durven geven: eigenlijk weet ik het niet. Vrij zijn van de angst dom gevonden te worden geeft rust en vrijheid, en is een eerste voorwaarde in het pad naar verlichting. Je beschrijft een best interessant voorval eigenlijk, dat je vanuit veel verschillende kunt kanten bekijken. Ik vraag me toch af wat je de wereld (of jezelf) probeert te vertellen. We weten uit oude geschriften dat de jeugd al eeuwen lang steeds dommer en onverantwoordelijker wordt. Hoe zit het dan met de vooruitgang, hoe werkt dat? Of komt die nu echt (ja, nee nu echt), tot stilstand. Moeten we iets doen?
Dat oudere generaties denken dat jongeren dommer zijn is misschien wel de sleutel tot vooruitgang. Daardoor letten ze niet goed op en kunnen de jongeren hen passeren.
Leuk blogonderwerp! Alleen… taalkundig had ik je hoger ingeschat, Francisco 😉
Het is ‘caissière’, en het is ‘lachte’ – met één T dus.
Dank je, gecorrigeerd
Ik heb ooit een vakantiebaantje bij een groenteboer gehad en verkocht toen zonder blikken of blozen peterselie als bonenkruid.
En oh ja, het is groenteboer en niet groentenboer.
Dank.
Onwetendheid is anders dan domheid, al bekt dat laatste wel lekkerder natuurlijk. Bij mij kwam echter meteen het scenario op dat Nederlands niet haar eerste taal is (in zo’n geval zou je best bekend kunnen zijn met het concept ‘paprika’, maar niet per sé met het Nederlandse label) – en hier zou ik het juist mooi zou vinden dat ze daar achter de kassa zit en haar vocabulaire pro-actief uitbreidt. Toegegeven, ongeacht of dit scenario waar is komt zo’n situatie suf over voor de klant, maar toch zegt dit voorval ansich niets over haar intelligentie.
Francisco liever af en toe een klein spellingsfoutje. Dan totaal niet kunnen hoofdrekenen. Want dat is vandaag alleen maar met hulp van een iPhone. Of wat voor foon dan ook. Als ze maar een rekenenmachine hebben.
Leuk artikel! Mijn eerste reactie is ‘dat weet toch iedereen’ en tegelijkertijd ‘wat goed dat ze gewoon vraagt wat ze niet weet’. Misschien hebben de namen van groenten niet de hoogste prioriteit in het leven van dit meisje maar kan ze je wel een andere betekenis geven van een flageolet. Misschien is door onze huidige technologie zoveel informatie beschikbaar voor iedereen dat de jeugd daar keuzes in moet en mag(!) maken en is die keuzevrijheid belangrijker voor onze vooruitgang dan het kennen van groentenamen…
Geweldig Johan, inderdaad heeft deze blog veel mogelijke invalshoeken!
Volgens mij lachen caissières ook als je wel een bon moet, maar dan pas bij het overhandigen ervan. (Dit wordt hen geleerd dus ik haal het mij als middelbare heer niet in mijn hoofd dat de zestienjarige er iets vriendelijks mee bedoelt of zo verder.) Oh en even een oproep, leg de producten met de barcode naar beneden op de band, en als dat niet kan, met de barcode naar je toe. Zo besparen we de caissière ook het laatste beetje zelf nadenken en schiet de rij al weer een beetje meer op.
Het ergste is niet weten dat je iets niet weet, niet het inzicht hebben om te weten dat er een verklaring moet worden gezocht, geen observatievermogen, het niet kunnen of willen redeneren..laat staan discussiëren, .een helaas opkomend fenomeen tegenwoordig-