Gelukkig had ze geen dildo

Dit weekend moest ik in het centrum van Parijs even wachten op een vriendin en stapte om de tijd te doden een winkel van Moleskine binnen. Er stonden twee mensen achter de kassa. Ik was de enige klant en het voelde alsof ik de eerste was, ook al was het al laat op de middag. Of laat ik zeggen: potentiële klant. Want alhoewel de kooplust direct aanzwol bij het zien van al die uitgestalde mooie notitieboekjes, was mijn remmende ratio alerter dan ooit.
De ene helft van mijn geest fantaseerde tot welke diepe inzichten ik zou komen als ik zo’n verleidelijk boekje zou kopen en mijn pen eenmaal over het maagdelijke lijntjespapier gleed, als een minnaar die met zijn vingertoppen gedachten overbrengt op een geliefde. Ik zag mezelf zitten aan tafeltjes van beroemde café’s, in bedden van fameuze hotels, of gewoon op een bankje in een Parijs park waar de legendarische notitieboekjes hun magische krachten zouden laten gelden, zoals ze dat al eerder deden bij Hemingway en al die andere schrijvers van wie ik het imago beter ken dan hun werk.
Mijn rationele helft greep direct in en herinnerde me er dwingend aan dat, nog afgezien van de vraag of ik enig talent heb, mijn handschrift reeds lang geleden zo verwoest raakte dat ik meestal zelf niet eens meer kan ontcijferen wat ik heb opgeschreven. Dat ik bovendien alleen nog lees en schrijf via een beeldscherm, zoals ook deze letters op mijn iPhone, de Moleskine van de 21e eeuw. Misschien thumb type ik deze woorden wel terwijl ik in Parijs voor een winkel sta en iedere voorbijganger denkt dat ik aan het appen ben. Dat zie ik mezelf nog niet doen met een Moleskine.
Zelfs dat duimtikken is eigenlijk ouderwets want praten is het nieuwe schrijven. Als ik bijvoorbeeld tijdens het autorijden een geniale ingeving krijg dan spreek ik die in op mijn iPhone, die mijn woorden vervolgens zelfstandig omzet in geschreven tekst, met hier en daar een vouwtje. Ik bedoel foutje. Het resultaat is een enorme verzameling notities van losse, korte zinnen waarvan ik later bij het teruglezen meestal niets begrijp. “De wereld wordt bepaald door zonsondergangen”. Slechts een enkele keer lukt het me na heel diep nadenken te achterhalen wat ik er in hemelsnaam mee bedoeld moet hebben. Zou dat met al die volgepende Moleskines van anderen ook zo zijn? Of leg je op papier beter aan jezelf uit wat je bedoelt?
Ik groette het winkelpersoneel en ging naar buiten. Er liepen in de drukke straat veel bellende mensen voorbij, af en toe ving ik een zin op. Wil jij eerst nog even brood kopen? Gisteravond was echt ziek. Ja, ja, ja. En toen klonk het ineens: Ik was echt heel blij dat ik geen dildo had. Ik vroeg me af of ik die wel goed verstaan had of dat mijn verderfelijke geest weer een invuloefening deed. Ze lachte betrapt toen ze zag dat ik het had gehoord, ging over op fluistertoon en maakte zich snel uit de voeten terwijl ik me probeerde voor te stellen waarom ze zo blij was geweest.
De avond ervoor had ik in het ondergrondse theater Espace Cardin een vernieuwde uitvoering gezien van I was sitting on my patio this guy appeared I thought I was hallucinating, een beroemd stuk van Robert Wilson en Lucinda Childs uit 1977. Op het toneel stond een ouderwetse telefoon die vaak aanhoudend rinkelde, zoals mensen die voortdurend om aandacht vragen. De acteur voerde een soort gesprekken met het toestel. We hoorden flarden. Het script bestaat grotendeels uit zinnen die mensen in telefoongesprekken of op feestjes tegen elkaar kunnen zeggen. Zoals ook de titel. Wat ik nu toch weer meemaakte. Moet je horen.
I was sitting on my patio this guy appeared I thought I was hallucinating is een schijnbaar losse aaneenschakeling en herhaling van dat soort zinnen. Een touw valt er niet altijd aan vast te knopen. De voorstelling begint ook nog eens halverwege opnieuw met een andere acteur. Zelfde zinnen, misschien een andere volgorde. Alsof een computer tracht te slagen voor de Turingtest. Zo bezien is het stuk uit de jaren zeventig de aankondiging van de nieuwe wereld waar we nu in leven. Ik vond de opzet wel prettig want ik heb in het theater vaak concentratieproblemen omdat ik nogal eens te lang nadenk over wat er gezegd is en dat was nu eindelijk niet zo hinderlijk. Je kon er immers steeds weer middenin vallen zonder de draad kwijt te raken.
Zelden heb ik zo’n mooi ogend theaterstuk gezien. Een zwart-wit, vrijwel leeg decor, een acteur in zwart pak gekleed, de ander in een witte lange jurk. Minimaal en kolossaal. Futuristisch en historisch. Het lukt me gewoonweg niet om onder woorden te brengen wat ik zag. Eat this Moleskine.
De voorstelling deed me denken aan The Swimmer van John Cheever, een schrijver die toevallig of juist niet ook weer in de belangstelling staat en een van m’n favoriete korte verhalen, dat zich net als het stuk ook in New York afspeelt, de stad waar de gewoonte van make believe ieder zicht op de werkelijkheid ontneemt. Een duistere vertelling over een kerel die na een feestje met allemaal succesvolle mensen naar huis zwemt via de zwembaden in de achtertuinen, symbolen van een uiterlijk geslaagd leven. Al zwemmend dondert zijn imago uit en zijn wereld in elkaar. Achter de stralende glimlachen en verhalen van succes schuilen spookhuizen. Dat verontrustende gevoel bekroop me ook in het theater. Na afloop bespraken we de voorstelling in een poging te begrijpen wat we hadden gezien en het voelde alsof elke zin die ik sprak zo in het stuk zou passen.
Ik keek weer in de etalage van de shop. De twee medewerkers stonden nog steeds achter de kassa. Paraat voor een invasie van klanten die nooit meer zal plaatsvinden. Misschien moet ik toch maar zo’n boekje kopen en gaan schrijven. Ik noteerde in gedachten een zin: Terwijl ik stond te wachten passeerde een vrouw die blij was dat ze geen dildo had, ik dacht dat ik hallucineerde.
I was sitting on my patio this guy appeared I thought I was hallucinating van Robert Wilson en Lucinda Childs, gespeeld door Christopher Nell and Julie Shanahan, geregisseerd door Wilson en Childs. Gezien tijdens het Festival d'Automne.