De schat die verborgen ligt in oude boeken die niemand meer leest

Als ik op straat zo’n minibiebkastje zie staan met gratis te lenen boeken, of door een antiquariaat snuffel tussen boeken die iedereen allang vergeten is, voelt het vaak alsof ik op een begraafplaats ben. Er is leven maar het is voorbij. Wie gaat nog boeken lezen die 40 jaar geleden geschreven zijn maar intussen opgepeuzeld werden door de tand des tijds? De ruggen staan er als grafstenen, klaar om op de Dag des Oordeels te herrijzen, ontkennend dat die dag nooit zal komen.
De Dood in Barcelona is zo’n boek dat je nooit gaat lezen. En terecht. Ik heb het wel gedaan maar twijfel nu of ik er wel iets over moet schrijven. Wat heb jij als lezer er aan? Het boek uit 1966 is niet eens meer in de gewone boekhandel verkrijgbaar. Totdat ik bedacht dat het lezen van dit boek een andere ervaring was. Geen boek maar een soort reis.
In het begin van het boek dwaalt de hoofdpersoon door Barcelona en beschrijft minutieus hoe hij terecht komt op een plein bij de haven waar het monument voor Columbus staat, een zuil waar je in kunt en met een heel nauwe lift naar de top gaat. Ineens begon het me te dagen dat ik daar ook wel eens in geweest ben. Toch? Ik pakte mijn iPhone, opende in het fotoalbum de wereldkaart en begaf me naar Barcelona. De haven, het plein de la Paz. Thumbnails kwamen tevoorschijn op de kaart als vakjes op een kraslot.
Ik zoomde in. Daar, vier foto’s van het uitzicht. Gemaakt in mei 2016. Gek genoeg had ik geen foto gemaakt van de zuil zelf. Ik haalde de lift weer voor mijn geest, die was inderdaad vreemd en nauw. Langzamerhand kwam het bezoek aan de stad weer uit mijn geheugen tevoorschijn, als een foto die ontwikkeld wordt in een doka. Terwijl ik deze metafoor opschrijf, realiseer ik me dat steeds minder mensen zich daar nog iets bij kunnen voorstellen. En zo is het ook met dit boek, het is een negatief uit het verleden dat zich langzaam ontwikkelt tot een beeld van de vergeten tijd met veel wat niet meer bestaat of misschien toch wel. Dat proces maakte het boek los.
Steeds meer herinneringen kwamen naar boven. De hoofdpersoon bezoekt een museum dat ik zelf ook bezocht, ziet dezelfde voorwerpen maar dan een halve eeuw eerder. Ik zocht de straten op, wat niet altijd meeviel omdat ze van naam veranderd zijn toen Barcelona na de dood van Franco eindelijk weer mocht overgaan op Catalaans.
In 1966 was Spanje nog een fascistische dictatuur, met aan het hoofd generaal Franco, in het boek ‘de etterbuil’ gedoopt. Terloops wordt ergens de worgpaal genoemd. het martelwerktuig waarmee politieke tegenstanders werden geëxecuteerd door ze langzaam te wurgen. Ik ben oud genoeg om daar nog herinnering aan te hebben. Ineens realiseerde ik me dat in die tijd een fors deel van Europa een dictatuur was. Portugal, Griekenland en natuurlijk heel Oost-Europa. Je zou denken dat iedereen dat vreselijk vond maar ik kan me de ‘ja maar’ gesprekken nog herinneren op familiebijeenkomsten en dergelijke. “Ja maar, die Franco houdt er de wind stevig onder. Daar durven ze geen banken te overvallen.” De vrees voor criminaliteit is zo groot dat mensen bereid zijn zich er vrijwillig voor te laten opsluiten. Nog steeds.
Ik dwaal af, zoals gebruikelijk. Laat me vertellen hoe ik bij dit boek terechtkwam. Ik zag vorige week min of meer bij toeval op Netflix de film La Marge met Sylvia Kristel uit 1976, over een man die een weekend doorbrengt met een sekswerker nadat hij net heeft vernomen dat zijn echtgenote suïcide heeft gepleegd. Ik vond die film niet bijster goed maar wel intrigerend en ik besloot uit nieuwsgierigheid via boekwinkeltjes.nl het boek te bestellen waar de film op gebaseerd is.
De Dood in Barcelona werd tien jaar eerder geschreven door André Pieyre de Mandiargues, een surrealistische schrijver die indertijd een behoorlijke naam was. Grote kans dat je nooit van hem gehoord hebt maar veel van zijn boeken werden in het Nederlands vertaald. Met De Dood in Barcelona won hij de Prix Goncourt, de belangrijkste literaire prijs van de Franstalige wereld. Daar was veel over te doen. De auteur was eigenlijk te oud – in de vijftig – om de prijs te krijgen. Het zou een noodgreep zijn geweest omdat de jury onderling verdeeld was over twee andere genomineerden. Het was kortom een rel, los van de inhoud van het boek. De New York Times noemde het een meesterwerk.
De Fransman Sigismond Pons, een veertiger, bezoekt als handelsreiziger Barcelona. Hij gaat naar het hoofdpostkantoor om een brief op te halen die zijn jonge echtgenote poste restante aan hem heeft gestuurd. Poste restante, nog zoiets. Dat heeft altijd een magische kracht op me uitgeoefend. Ik heb een aantal jaren geleden nog wel eens getracht er gebruik van te maken maar dat mislukte faliekant. Je begrijpt, ik legde het boek even weg en ging uitzoeken of de mogelijkheid eigenlijk nog wel bestaat. Dat je naar een postkantoor gaat en er dan een brief voor je ligt als de afzender niet weet waar je woont. Een half uur later klikken en scrollen wist ik nog steeds niet of de mogelijkheid er is. Zo ging het steeds met dit boek, lezen, zoeken. Het is een vertelling die veel meer met zich meesleept en veel bij je overhoop haalt, wat natuurlijk eigen is aan het surrealisme.
Voeg daarbij dat het boek best wel lastig leest. Om de paar bladzijden kwam ik wel een woord tegen dat ik moest opzoeken omdat ik er nog nooit van gehoord had. “Het zou hem geenszins verwonderen, denkt hij, wanneer hij daar ineens een priapus zonder benen zou zien verschijnen die zich op zijn lage karretje met wieltjes zou voortduwen.” Priapus, geen idee wat dat is. Nu wel. Maar je ziet ook hoe vermoeiend het is geschreven. ‘Karretje met wieltjes’, heb je wel eens een karretje zonder wieltjes gezien? Het boek leest alsof de zinnen zijn ingesmeerd met stroop.
Pons ontvangt op het postkantoor niet een brief van zijn geliefde echtgenote maar van de huishoudster. Hij leest de eerste zinnen waarin staat dat zijn vrouw suïcide heeft gepleegd en stopt de brief direct terug in de enveloppe. Hij verbergt de brief op zijn hotelkamer en dwaalt een heel weekend door de rosse buurt van Barcelona, steeds op zoek naar dezelfde sekswerker. Een jonge meid. Hij weet niet of Juanita 20 of 16 is maar dat lijkt niet ter zake te doen. Het is niet de enige keer dat je als lezer door ongemak wordt bekropen.
Het boek beschrijft al zijn tochten gedetailleerd. Wie hij tegenkomt op straat, de kleding die hij draagt, de maaltijden die hij nuttigt. Hij leeft in een luchtbel zegt hij zelf, een bubbel zouden we het nu noemen. En vanuit die bubbel bekijkt hij de stad waar hij zelf nooit deel van uit maakt. Het is een lange, zeer egocentrische ervaring. Het boek gaat bijvoorbeeld grotendeels over vrouwen maar je leert er geen een van kennen, het zijn meer objecten, gebruiksvoorwerpen zelfs. Toen ik de film La Marge bekeek was ik benieuwd naar de male gaze maar kon die niet vinden, dit boek is een en al male gaze, geobsedeerd door fallussymbolen en met alle bijbehorende -ismes.
Dat hij in die bubble verkeert is overigens weer niet zo verwonderlijk want een paar keer wordt vermeld dat hij als kind seksueel misbruikt werd door zijn vader. Hij heeft zich opgesloten om zichzelf te beschermen. De hoofdpersoon leeft als het ware zonder te leven. Hij bekijkt de wereld zonder er aan deel te nemen. Hij is een mannelijk slachtoffer van een mannenwereld, die medeplichtige wordt. Dat maakt het boek of liever gezegd deze trip, ondanks het feit dat het zich voortsleept en er nauwelijks iets gebeurt, op de een of andere manier intrigerend. Ook al kun je alleen al aan de titel wel raden hoe het afloopt.
Zie je De Dood in Barcelona ooit in een minibieb staan? Neem het gerust mee.
PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.
Leuk stuk over het boek de dood in Barcelona