Paniek om een zeepbel

Afgelopen zaterdag verscheen dit artikel van mij in het mediakatern van de Volkskrant. Voor degenen die de krant (nog) niet lezen hierbij een ongeredigeerde online versie.
Paniek in de politiek over militaire missies, voetbalwedstrijden die afgelast worden, dance-feesten die de beveiliging opvoeren tot het niveau van een topconferentie, en een land dat zich opmaakt voor de noodtoestand: allemaal door internet.


“Verontruste familieleden van Nederlandse militairen in Irak hebben aan het ministerie van Defensie beloofd niet meer in de publiciteit te treden. Dat zeggen leden van de groep in een internetforum.” De conflicterende mededeling – er staat eigenlijk: we zeggen dat we niets zeggen – staat prominent op de site waar vorige week een actie gelanceerd werd om de Nederlandse militairen terug te halen uit Irak. Tóen was er geen sprake van een mediastilte. Integendeel: “De situatie is daar nu onwerkelijk, onmenselijk en niet meer werkbaar. De jongens moeten naar huis voordat er nog meer gewonden vallen. (…) Wie helpt mij?” schreef Jacqueline Donkers, verloofde van een uitgezonden militair op maandagochtend . Die wanhoopskreet was niet aan dovemansoren gericht en werd omstandig opgepikt door dagbladen en nieuwsrubrieken.
Drie dagen later bezocht Donkers het ministerie van Defensie waar ze uitleg kreeg over de situatie in Irak. Het was meteen het einde van de commotie. Na afloop verklaarde ze in onder meer het Nederlands Dagblad: “Als ik eerder had geweten wat ik nu weet, had ik niet zoveel geroepen.”‘ Wat ze precies te weten was gekomen, bleef echter onduidelijk.
De site sfir.net werd in april opgezet door een particulier in het Friese Sint Nicolaasga. “Deze site is bedoeld om het contact met ‘onze jongens’ in Irak te vergemakkelijken. Tevens kan het ’thuisfront’ hier ervaringen uitwisselen,” staat er als uitleg bij de ingang. Erg succesvol is de site in die uitwisseling de afgelopen maanden niet in geweest. Van de 433 geregistreerde gebruikers heeft het gros nog nooit een bericht achtergelaten. Slechts 22 van hen, de webmaster meegeteld, hebben meer dan vijf berichten geschreven. Van een levendige ‘community’ voor het thuisfront, het beeld dat opdampte uit de berichtgeving, was geen sprake.
Bovendien kreeg Donkers met haar oproep nauwelijks bijval, slechts drie deelnemers betuigen steun. Voor het overige zijn de reacties ronduit afwijzend. Maar in de berichtgeving die losbarst wordt dat niet gemeld. Wie niet zelf ging kijken kon gemakkelijk in de veronderstelling raken dat horden verontruste familieleden op de site een heuse muiterij organiseerden. In werkelijkheid ging het om een enkeling. De actie zelf, die door Donkers tegenover het ANP werd aangekondigd als het verzamelen van verhalen van militairen en die aanbieden aan minister Kamp, heeft zelfs nooit plaatsgevonden.
Nu zijn acties wel vaker het werk van eenlingen die, zeker in aanvang, op weinig medestanders kunnen rekenen. Maar de laatste tijd valt er een patroon in de berichtgeving te bespeuren waarbij steevast de suggestie wordt gewekt van een internet-beweging. En wat op internet staat wordt voor klakkeloos voor waar aangenomen. Alsof het een digitaal plein is waar de morrende massa samenschoolt en de geur van revolutie in de lucht hangt. Internet als thermometer van de maatschappelijke onvrede.
Zoals de verslaggever in een vreemd land die snel een sfeerbepalend citaat nodig heeft nogal eens terugvalt op een taxichauffeur, zo knippen en plakken hele bureauredacteuren nu hun werkelijkheid bijeen met behulp van internet. In de global village blijkt iedereen plots taxichauffeur. Journalisten die tijdens het EK voetbal naar munitie zochten om trainer Dick Advocaat het vuur aan de schenen te leggen, putten met sardonisch plezier uit de digitale gierput.
Het net blijkt daarnaast een prima kapstok om nieuwe trends te signaleren, of liever nog ondergrondse culturen. De rapperscultuur bijvoorbeeld. Eerst was er de rel rond een rapsong waarin het VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali met de dood werd bedreigd, daarna volgde de verschrikking over een 16-jarige jongen in Friesland die zijn vriendin in brand stak en er volgens een lied over rapte. Beide nummers werden verspreid via internet en dat was nieuws. Nou ja, verspreid is wellicht een groot woord. Ze waren op internet beschikbaar, zoals alles waar tieners beschikking over hebben op internet verkrijgbaar is. Of de nummers inderdaad ooit beluisterd werden is twijfelachtig. Beide uitvoeringen vallen in de categorie ‘beginnende amateurs’ en doen een groot beroep op het muzikale tolerantievermogen van de luisteraar. Het nummer van de Haagse DHC tegen Hirschi Ali was al een jaar beschikbaar toen Nova het ontdekte. Voordat internet er was zou het werk zijn afgedaan als ’tussen de schuifdeuren’ maar nu doemt plots het beeld op van een beweging van criminele rappers zoals we die alleen maar kennen uit de achterbuurten van Amerikaanse steden. Aanwijzingen daarvoor zijn er niet buiten internet, dat paradijs van fantasie en opgezwollen ego’s. En als er aanwijzingen zijn dan is de relatie met internet onduidelijk.
Begin deze maand werd een oefenduel tussen de voetbalclubs FC Twente en Heracles afgelast omdat er op internet berichten verschenen die wezen op mogelijke rellen. Of die iets met de werkelijkheid van doen hebben is twijfelachtig. Hooligans hebben internet in ieder geval de afgelopen kwart eeuw internet niet nodig gehad om rellen te organiseren.
Soortgelijke dreigende berichten kwamen in het nieuws over Mystery-land, het massale dance-feest dat afgelopen weekeinde gevierd werd. De beveiliging werd daarom tot een maximum opgevoerd. Dat de beheerders van de site in kwestie, hardcorehooligan.nl, de oproepen tot nonsens bestempelden was minder duidelijk. In een open brief aan het tv-programma Editie.nl schrijven ze: “Uit sensatiezucht en ter bevestiging van uw stelling laat u enkele passages uit het gastenboek zien. Wat u echter vergeet te melden (dit strookt namelijk niet met uw stelling) is dat er meerdere malen gezegd wordt door Den Haag supporters dat zij, en ik quote, “niet aanwezig zullen zijn omdat, Den Haag moet voetballen tegen NEC”.” Mysteryland vond zonder enige problemen doorgang. Wie de dreigementen heeft geuit blijft onduidelijk.
Keer op keer lukt het om via het medium het land in rep en roer te brengen over zaken waarvan de relevantie of zelfs het waarheidsgehalte twijfelachtig is. En het kan nog erger. Dankzij internet is er nu ook nieuws waar echt helemaal geen enkel feit over bekend is. De kroon spant minister Remkes die vorige week verklaarde: “Zoals u ongetwijfeld is opgevallen, is dit weekeinde via de media bekend geworden dat Nederland op een internetsite bedreigd wordt met aanslagen in verband met de militaire presentie in Irak. Het dreigement is afkomstig van Jamaat al Tawhid al Islamiya. De overheid neemt iedere dreiging tegen Nederland serieus, zo ook deze.”
Wie de verklaring van de minister bestudeert moet concluderen dat niet alleen onduidelijk is wie die terreurgroep precies is en of ze wel bestaat maar ook of die boodschap eigenlijk wel van Jamaat al Tawhid al Islamiya afkomstig is. Zelfs waar die boodschap precies op internet te vinden is, blijft onbekend. Ook de minister heeft het maar uit de krant. Veel duisterder kan het niet worden. Niettemin wordt het bericht uiterst serieus genomen.
Zo’n reactie kan het logisch gevolg zijn van een samenleving die zich heeft bekeerd tot de angst. Maar het is opvallend dat juist met de komst van internet het aantal bedreigingen in het maatschappelijk verkeer is verveelvoudigd. De bedreiging is namelijk de ideale internetboodschap. Omdat niemand precies lijkt te weten wat het is, wie ergens achter zit en waar het voor staat. Of lijkt te willen weten.
Vooral dat laatste baart zorgen. En niet alleen in Nederland. Deze maand nam Walter Cronkite, de éminence grise van de Amerikaanse journalistiek, afscheid van het vak en sprak zijn zorgen uit over ontwikkelingen in de journalistiek. Met name noemde hij internet en de gretigheid waarmee de journalistiek duikt op zich snel verspreidende verhalen en geruchten die amper door feiten gestaafd worden.
Dat is anders geweest. Ooit, toen het nieuwe medium net ontlook, werd het gezien als het middel bij uitstek om de media te controleren. Via internet zouden feiten en beweringen door iedereen gecheckt kunnen worden. Tegenwoordig is eerder sprake van het tegenovergestelde. Internet blijkt vooral geschikt om zaken waarvan niemand met zekerheid kan zeggen wat ze betekenen, gewicht te geven. Het vluchtig via Google en andere systemen bijeensprokkelen van stukjes informatie levert mozaïeken aan feitjes op die weliswaar een pakkend verhaal vormen maar tegelijkertijd niets zeggen. Het zijn maatschappelijke zeepbellen. Het is de taak van de journalistiek om die door te prikken.
Francisco van Jole
(overname niet toegestaan)

Francisco
  • Francisco
  • Journalist