Het Depot als spiegel

Zaterdag ging het Depot van Museum Boijmans open voor het publiek. Ik ging er heen en werd opnieuw enthousiast. Of ik dan helemaal geen kritiek heb, wilde een vriendin die avond aan het diner weten toen ik weer een lyrisch betoog afstak.
Natuurlijk kan ik wel wat bedenken. Je zou kunnen vermoeden dat het Depot last krijgt van het zogeheten Centre Pompidou syndroom (ik verzin die naam ter plekke), namelijk dat het gebouw zelf belangrijker is dan de inhoud. De meeste mensen die in Parijs het Centre Pompidou bezoeken doen dat niet vanwege de tentoonstellingen. Ze gaan het gebouw niet eens in maar nemen de roltrap die langs de gevel loopt. Naar het restaurant bijvoorbeeld en het bijbehorende terras met uitzicht over de stad.
Op het dak van het Depot is ook een restaurant met terras. Je kunt er komen met een lift. Ik heb geen idee of dat uiteindelijk een grotere attractie wordt dan het Depot zelf, waarvan me overigens nog niet helemaal duidelijk is wat er precies gaat gebeuren. Er is nu een selectie topkunst te zien en een app vertelt je alles over wat je ziet maar de werken wekken ook de indruk decorstukken te zijn. Decor van wat? Nou van jouw bezoek. Want dat is wel een eigenschap van het Depot, het geeft een gevoel van exclusiviteit. En dat bedoel ik niet negatief. Doordat de ruimte zo ongewoon is, een mengeling van bankkluis, zolderkamer en museum, word je je extra bewust van je eigen aanwezigheid.
Dat effect wordt nog eens versterkt door de spiegels aan de gevel. Als je naar het gebouw kijkt, zie je jezelf aan komen lopen. In die zin is het gebouw een grote selfie. En we weten dat als je selfies maakt je de aandacht verliest voor je omgeving en al het andere. It’s all in the name.
Dus dat zou m’n kritiek kunnen zijn. Maar vooralsnog vind ik het bovenal een geweldig gebouw van mijn favoriete museum, waar ik ooit als tiener tijdens een rondleiding met school van kunst leerde houden. Ik acht de kans groot dat veel tieners hetzelfde overkomt in het Depot. En gun het iedereen van harte.