Dekolonisatie: schenk het Rietveld-paviljoen op de Biënnale aan Indonesië

In het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië is een wonderlijke tentoonstelling te zien die de grote vraagstukken van feminisme en imperialisme openbaart aan de hand van een kleine geschiedenis. Het is voor het eerst in de zes of zeven keer dat ik de Biënnale bezocht dat ik geraakt ben door wat er in het Rietveld paviljoen te zien is. Het is ook voor het eerst dat het geen Nederlandse tentoonstelling is.

In de tuin – Giardini – waar de Biënnale al sinds mensenheugenis gehouden wordt hebben alle imperialistische grootmachten uit de 19e en vroege 20e eeuw die indertijd over de wereld heersten een eigen paviljoen. Frankrijk, Engeland, Spanje, Japan, Duitsland, et cetera. Rusland ook maar dat paviljoen blijft dit keer onbenut vanwege de sancties en oorlog. Een gebouw van een wereldmacht die verstikt wordt door zijn achterhaalde opvattingen. Leeg maar wel met een bewaker voor de deur. Kijk, het had toch een kunstproject kunnen zijn.

De tuin is met al die paviljoens een soort bevroren versie van de oude wereldorde. Om die wat te laten ontdooien heeft Nederland het paviljoen voor een keer beschikbaar gesteld aan een van de vele landen die zich anders nooit zo prominent op de Biënnale kunnen vertonen. Het besluit is al ver voor de oorlog genomen maar Estland heeft de kans met beide handen aangegrepen en presenteert een tentoonstelling waar op briljante wijze alles samenkomt.

Deze Biënnale draait om vrouwelijke kunstenaars die vanwege hun sekse veelal niet of te weinig aan bod komen. De Estse Emilie Rosalie Saal was zo’n kunstenaar. Kunst was voorbehouden aan mannen, op enkele randgebieden na. Een zo’n gebied was het tekenen van bloemen. Saal belandde met haar echtgenoot, de schrijver Andres Saal, in Indië. Hij was er benoemd tot hoofd fotografie in het Nederlandse koloniale leger. Het Estlandse echtpaar woonde er de eerste twintig jaar van de 20e eeuw en Emilie legde zich daarbtoe op het tekenen van orchideeën.

Het echtpaar voelde zich niet op hun gemak bij de kolonisator. Estland is een land dat in de geschiedenis voortdurend overheerst werd door imperialistische machten. Ze waren zich er van bewust dat zijn werk bij de topografische dienst voornamelijk diende om de uitbuiting en onderdrukking nog efficiënter te maken. Hij schreef er een aanklacht tegen.

Ze verhuisden naar de VS en daar kreeg Emilie met haar bloemenkunst nog meer bekendheid dan haar echtgenoot. Haar werk werd gereproduceerd. Daardoor is het nog te zien want alle originelen zijn op mysterieuze wijze verdwenen.

De geschiedenis van Emilie wordt verbeeld in een video, met daarin ook een performance van Indonesische kunstenaars. Ik vond het fascinerend. Ook dat het weer buitenlanders zijn die het verhaal over onze koloniale praktijken vertellen. Zoals we David Van Reybrouck nodig hadden om ons die in te wrijven met Revolusi. Nu ik er over nadenk zou het in het kader van de dekolonisatie een goed idee zijn het Rietveldpaviljoen aan Indonesië te schenken. Niet voor een keer maar permanent.

Direct ernaast is een ander hoogtepunt van de Biënnale te zien. De Belgisch-Mexicaanse kunstenaar Francis Alÿs laat er de spelletjes zien die kinderen wereldwijd bedenken en spelen. Van Congolese kinderen die zich vermaken door de lokroep van muggen te imiteren en er dan zoveel mogelijk te vangen tot Belgische kinderen die een slakkenrace houden. De beelden maken vrolijk en bieden hoop, een zeldzaam verschijnsel in deze duistere tijd. Creativiteit is een eigenschap die alle mensen delen, net als de wens met elkaar plezier te maken. Bij kinderen althans, we zouden eens moeten onderzoeken waardoor dat later verloren gaat.

Dat waren de eerste twee paviljoens die ik bezocht en ik moet tot mijn spijt constateren dat het daarna allemaal nogal tegenviel. Denemarken vertoonde deprimerende suïcidale centaurs die zo levensecht zijn dat het allemaal nog erger wordt. Bij Spanje en Duitsland gingen de kunstenaars weer eens aan de slag met het paviljoen zelf. Slopen, verbouwen en dan commentaar geven. Ongeveer zoals zendamateurs wereldwijd louter communiceren over de apparatuur die ze gebruiken omdat ze kennelijk weinig anders hebben om over te praten.

Zweden, Noorwegen, Griekenland, Polen en Frankrijk richten zich allemaal op de culturele minderheden en de veelal schandalige wijze waarop met hen omgesprongen wordt. Belangrijke onderwerpen maar inmiddels ook wel erg plichtmatig. De grootste ontdekking deed ik nog bij Polen waar grote wandkleden zijn gewijd aan de geschiedenis van de Roma. Daar hing een toelichting bij in het Romani. Het klinkt gek maar het was de eerste keer dat ik me er bewust van werd dat Roma, de grootste minderheid in Europa, een eigen taal hebben. Ik probeerde het te lezen en bemerkte tot mijn verrassing dat die taal in niets lijkt op Slavische talen van Oost-Europa. Het leek eerder op Indonesisch. Roma komen oorspronkelijk uit India. Zou dat het zijn?

In Griekenland is een VR-voorstelling te zien over een Roma-dorp nabij Athene. Het gaat gepaard met een vertelling over Oedipus die ik niet kon volgen – dat heb ik vaker met Griekse mythologie – maar het was een bizarre ervaring om zo vanuit een luxueuze positie met een 3D-bril rond te kijken in de erg schamele huizen. Het leek wel een onderkaste in India.

Die botsing van werelden zag ik onbedoeld ook bij het Amerikaanse paviljoen dat door Simone Leigh veranderd is in een Afrikaanse rieten hut met enorme, indrukwekkende beelden. Een extravagant en zeer knap wit stel vermaakte zich er. De man, gehuld in een soort priestergewaad, deed alsof hij het beeld van een zwarte vrouw aanbad terwijl de vrouw in galajurk hem fotografeerde. Ik weet natuurlijk niet waarom en misschien was het wel een geweldige daad maar het kwam toch tamelijk koloniaal op me over. Ik draaide me om en zag hoe een zwarte jongen, werkzaam voor de Biënnale, met een kist sjouwde. Zoals veel zwarte jongens het zware handwerk doen. De Biënnale mag dan doen of het allemaal geschiedenis is, de praktijk is weinig anders.

Daarna bezocht ik het Italië-paviljoen, waar het tweede deel te zien is van de tentoonstelling van curator Cecilia Alemani. Net als in de Arsenale werd ik ook hier bekropen door het afwezige. Op de kunstwerken zelf valt weinig aan te merken maar nergens schuurt het, nergens klinkt een kreet, nergens een rafel die wil ontsnappen aan het keurslijf. Tot ik ergens in een achteraf hoekje een clip van Josephine Baker zag: eigenzinnig, strijdbaar, spottend. Alles wat deze Biënnale mist.

Hoe kan dat, vroeg ik me af terwijl ik naar de uitgang liep. De wereld bevindt zich in een omnicrisis en er is niets van terug te zien op deze Biënnale. Ineens kreeg ik een vermoeden. Zou het een generatieding zijn? We zijn in de tijd beland dat Gen X de macht in handen heeft, de generatie die wars is van ideologie en kritisch denken. Less than zero, zoals Brett Easton Ellis de chro­ni­queur van Gen X het noemt. Ik googelde de geboortedatum van Alemani. 1977.

Als dat klopt gaan we een interessante tijd tegemoet. Maar anders dan je denkt.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.