Op flexpeditie door Rotterdam
Thuiswerken is een blijvertje na de pandemie, wordt er gezegd. Dat klinkt goed maar bij mij wordt nu bijvoorbeeld verderop in de straat geheid en ik moet bekennen dat ik ook verontrustend weinig beweeg als ik thuiswerk. Ja, je kunt een blokje rond door de buurt lopen maar dat komt er niet van. Ook omdat ik dat rondje inmiddels kan dromen. Iedere lantaarnpaal ken ik bij nummer. Niet bewegen daarentegen betekent aankomen en daar heb ik helemaal geen zin in. Bovendien word ik nergens zo moe van als van stil zitten.
Daarom wil ik deze week iets nieuws uitproberen: de flexpeditie. Ik heb een schema gemaakt waarbij ik steeds twee uur of zo in een andere koffietent werk. Op loopafstand van elkaar, zodat ik ook voldoende beweging krijg.

Eerste stop deze maandag is UEB West, een vertrouwde hang out voor me op de hoek van de Nieuwe Binnenweg en Claes de Vrieselaan in de wijk Middelland. Zoals ook bij andere zaken doet zich hier het flex-aso dilemma voor. De zaak is niet zo groot en ieder tafeltje is nodig voor de omzet, dan wel voor de klanten want het is een populaire tent. Je kunt niet zomaar een plek uren bezet houden.
Er staat een grote laptoptafel, speciaal bedoeld voor werkzwervers, maar daar zit iemand aan te bellen. Dat blijft een mysterie voor me, waarom mensen in een koffiebar luid en duidelijk calls voeren. Soms zelfs video conferences, gewoon op de speaker. Ik heb er ooit eens iets over opgemerkt, zo vriendelijk mogelijk, dat ik het hele gesprek kon volgen, of ze zich dat realiseerden. De glazige blik die ik terugkreeg zal ik nooit vergeten. Je kon er wel dertig goudvissen in laten rondzwemmen.
Er is een tafeltje vrij bij de deur. Ik neem plaats en klap m’n laptop open. Uit de boxen klinkt After the Storm van Kali Uchis. Door de geopende deur vloeit het straatrumoer naar binnen, als een kabbelende beek. Klanten komen en gaan, alsof het de set is van een film over het leven in een willekeurige grote stad. Het kan Rotterdam zijn maar ook Kopenhagen of Barcelona. Het enige dat ontbreekt zijn de toeristen. Ze worden niet gemist.
UEB West – de afkorting staat voor urban espresso bar – doet z’n naam eer aan. Hier komt de buurt samen, gemêleerd, jong en oud, maar overwegend creatief. Naast de deur een rek met flyers voor vintage sales, wijkactiviteiten, optredens. De kaart vermeldt gerechten als blauwe bessen pannenkoeken en knolselderij burger.
Ik bestel een latte soja en een croissant, mijn ontbijt, en begin te tikken. Een geldwagen komt bij de buren op de stoep staan. Daar is nog een geldautomaat. Het lijkt een tafereel uit de vorige eeuw. De herrie van de dieselmotor is dat helaas nog niet.

Na nog een spa rood reken ik om 12 uur 9,10 euro af en begeef me op weg naar de volgende plek. Lebkov, bij het Centraal Station. Dat is zo’n 2 km verder. De zon schijnt en halverwege valt me ineens iets op in het straatbeeld. Ik zie twee mannen in pak lopen. Ze lijken een uitzondering. Dat was me nog niet eerder opgevallen. Ik besluit op te letten. Het is lunchtijd in hartje centrum en de straten stromen vol met kantoormedewerkers. Maar verder nergens een man in pak meer te bekennen. Het pak heeft de pandemie niet overleefd. Je ziet het traditionele kantooruniform alleen nog in bijvoorbeeld tv-studio’s, de steriele ruimtes die als een van de weinige niet gesloten zijn tijdens de pandemie. Daar ging het leven door, in de rest van de samenleving veranderde het.
Het is niet druk bij Lebkov en ik kijk uit naar een smakelijke sandwich maar er doet zich een probleem voor. Mijn laptop heeft inmiddels ook honger alleen zijn er bijna geen stopcontacten en die schaarse plekken zijn bezet. Ik besluit snel over te steken naar DE Café aan de overkant, het meest flexvriendelijke café dat ik ken. Iedere tafel heeft er stopcontacten. Ik kom er vaker maar het kan er nogal druk zijn. En wat onpersoonlijk. Dat blijkt niet het geval. Achter de counter een joviale jongen die me bezweert dat mijn keuze voor een tosti geitenkaas als lunch echt de beste is. “Dat is ook mijn favoriet”. Hij wil ook nog weten of ik ijs wil bij m’n cola en trakteert op een schijfje citroen. Ik reken 7,55 af. Het is een warm welkom. Ik neem plaats aan een hoge tafel en plug mn laptop in het stopcontact. Ze begint meteen tevreden te zoemen.

De muziek doet denken aan die van Albert Heijn. O darling, daar is Paolo Contini weer. Na de lunchpauze stroomt de zaak ineens vol, voornamelijk met studenten zo te zien. Dat klinkt misschien gek maar het lunchaanbod is hier beperkt en de supermarkt veel goedkoper. De flexers eten op straat. Ik zag op de heenweg zelfs een medewerkster van een – nog gesloten – Italiaans restaurant op het terras een AH pastasalade nuttigen. Als zelfs zij…
Ineens merk ik dat ik geïrriteerd raak. De man naast me heeft oortjes in waar het geluid uitsijpelt. Dat hoor ik ondanks het feit dat ik zelf oortjes in heb. Lekkend geluid is het nieuwe krassen van schoolbordkrijt. Ik probeer het te negeren, dat lukt na een tijdje maar niet heel goed. Het is zo’n zwak storend geluid dat je af en toe goed moet luisteren om zeker te weten of je het echt hoort. Dat lijkt misschien gek maar ook geluiden die je niet bewust hoort kunnen storen. Zoals je er ook last van kunt hebben dat er iemand achter je gaat staan. Ook al zie je hem of haar niet echt.
Na ruim twee uur ga ik naar mijn volgende plek maar besluit onderweg eerst een noise cancelling koptelefoon aan te schaffen. Dat is niet zo eenvoudig. Het exemplaar van mijn voorkeur, van het Rotterdamse merk Fresh n Rebel blijkt bij de kassa van de Mediamarkt plots ruim 20 euro duurder dan op het bordje staat aangegeven. Die prijs geldt alleen voor de kleur ‘storm grey’ niet voor de ‘petrol blue’ die ik op het oog had, legt de verkoper uit. Dan maar stoppen met petrol en bekennen dat ik grey ben en hopelijk ook nog een beetje een storm.
Naar Donner, de immense boekhandel waar ik graag kom. Maar eerlijk gezegd bijna nooit in de lunchroom. Ze houden daar niet van laptops merkte ik een paar jaar terug. Misschien is het nu anders. Er staat een grote leestafel waar papieren tijdschriften op liggen. Ik voel nostalgie opkomen.

Ik ga zitten, merk dat mijn benen amper onder de tafel passen en zoek naar een stopcontact om de koptelefoon op te laden. Dat is er niet. Bij tafel 6, zegt de vriendelijke bediening. Ik verkas. Het wifi-wachtwoord. Het staat niet op het menukaartje. Wel wordt vermeld dat je ieder uur iets moet bestellen, niet overal mag gaan zitten en dat je geen FaceTime mag gebruiken. Dat laatste juich ik toe maar voor de rest voelt het als een jeugdcamping met strenge regels. Het gekke is, dat was heel vroeger, toen Donner nog in een ander pand zat en er amper laptops waren, ook al zo. Toen stond er in de croissanterie op tafels een bordje met ‘heeft u haast? laat ons dan rustig werken!’ Andere eigenaar, zelfde mentaliteit. Misschien te veel Schopenhauer gelezen, dacht ik.
De Diner @ Donner blijkt gebruik te maken Wise, een concept waarbij je als het ware een tafeltje huurt om er te kunnen werken. Een vriend had me er zondag nog over verteld. Ik probeer het even te doorgronden maar dat vergt concentratie en die is aan het opraken. Bovendien moet ik ook werken.
Het opladen belooft drie uur te gaan duren. Dat is een heel rek aan consumpties. Hoe ga ik dat aanpakken? Zou de batterij van de koptelefoon een geheugen hebben en niet meer goed opladen als ik nu voortijdig stop?
De zaak is vrijwel leeg maar ik raak gestresst. Het wankele tafeltje helpt ook niet om mijn emotionele evenwicht te hervinden. Ik drink m’n gemberthee van 3,80 op en vertrek.
Het loopt inmiddels tegen vijven. Er stond nog een sessie bij Heilige Boontjes op het programma maar ik hou de flexpeditie vandaag voor gezien. De zon schijnt. De teller staat bij thuiskomst op 11.425 stappen. Mooie score. Morgen andere tenten proberen. Nu eerst nog even lekker thuiswerken.