Het taboe op de snor

Mijn kersverse snor werd plots onderwerp van discussie op de landelijke nieuwszender NPO Radio 1. Peter Kee reageerde onthutst toen ik aanschoof in de studio van De Nieuws BV voor onze wekelijkse commentaarrubriek. “Ik vind die snor heel raar. Heeft dat een betekenis?”
Ik vertelde dat ik foto’s uit de beginjaren ‘80 had gevonden waarop ik een snor droeg en dat we nu in een tijd leven die daar aan doet denken. Dus dat ik het daarom maar weer eens probeerde. “Ja, het zijn duistere tijden,” beaamde presentator Natasja Gibbs.
“Het heeft dus toch een politieke lading”, constateerde Peter tevreden. Hij kan zich geloof ik niet voorstellen dat ik iets zou doen zonder dat het een politieke bedoeling heeft.
Een snor laat niemand onberoerd, lijkt het. “Heb jij een snor? Wat gaan we nou krijgen?” reageerde een vrouwelijke collega opperst verbaasd toen ik een volle vergaderzaal binnenstapte. Twaalf hoofden wenden zich mijn richting uit. Stuk voor stuk met een blik alsof net bekend was gemaakt dat ik een greep uit de kas van het weeskinderfonds had gedaan. Moest ik mijn snor cancellen?
Zelfs de meer empathische reacties waren verontrustend. Een goede vriend vertelde een anekdote over een Amerikaan die net in Nederland geland was en zich bij zijn groep vrienden voegde die op vrouwenjacht gingen in het uitgaansleven. “Die had een snor. Ik legde hem uit dat in Nederland slechts twee soorten mannen een snor dragen: gays en politieagenten. En ja hoor, hij was de enige die die avond alleen bleef.” Knipoog.
Ik dacht aan een vriend die ik heb met een snor. Verdomd, die is politieagent. Over gebrek aan vrouwelijke belangstelling merkte ik bij hem nooit iets. Maar goed, misschien waren dat allemaal agentes in burger.
O ja, er schieten me nog twee heterovrienden te binnen met snor. Maar dat zijn kunstenaars.
Ik moet bekennen dat ik een moeizame relatie heb met gezichtsbeharing. Ik heb Sesamstraatwenkbrauwen. Iedere ochtend zie ik Bert in de spiegel. Terwijl ik Ernie wil zijn. Niets aan te doen. “Nee, absoluut nooit knippen!” bezwoer de kapper geschrokken. “Dan gaan ze alleen maar groeien.” Ik huiverde en zag mezelf met van die hanggordijnen voor mijn ogen. Nooit meer een zonnebril nodig.
Een baard en snor vind ik allebei niks. Te kriebelig. Helemaal glad maakt me evenmin gelukkig. Te streng. En een one night shine zoals George Clooney? Ik heb geen Nespresso-apparaat dus ik koester geen illusies. Bovendien vind ik een stoppelbaard onverzorgd staan. Dat heb ik niet zelf bedacht. Ik hoorde een vrouw die ik verder niet ken het ooit eens ergens zeggen. “Het staat zo onverzorgd.” Sindsdien vind ik dat ook. Opvattingen zijn soms als inktdruppels op een wit overhemd, je komt er per ongeluk mee in aanraking en raakt ze nooit meer kwijt. Ik kijk in de spiegel en denk ‘ja, onverzorgd’.
Het snordebat zette me aan het denken wie of wat eigenlijk bepaalt hoe je er uit ziet. Jijzelf natuurlijk maar die beslissing wordt ingegeven door anderen. Dat zie je mooi op Instagram. Daar verkondigen influencers graag het – inmiddels vergeelde – manifest van het ik-tijdperk. Volledig onafhankelijk zijn ze, met niemand wat te maken, ze doen helemaal waar ze zelf zin in hebben. Tuurlijk. Op Instagram, de like-kliniek.
Vrijheid en mode hebben een complexe relatie. Het vijgenblad was de eerste mode. Je kleedt je weliswaar naar eigen inzicht maar wel met het oog op de anderen. Terecht, want zij worden met jou geconfronteerd. Geen rekening met hen houden is niet sociaal.
Nu lijkt het alsof de snor weer in de mode komt. Althans, dat las ik ergens maar het lijkt zo’n trend die sterft in de kiem. In de treincoupé zie ik amper snorren. Op straat evenmin. Hoe lang zou de ban op snorren al duren, 30 jaar?
Dit was nu de situatie: door de snor bleek ik in de ogen van anderen iemand te worden die ik niet wilde zijn. Ik kan wel voor mezelf weten dat het niet zo is, dat ik echt niet veranderd ben maar zij denken daar anders over. En daarmee word ik ook anders. Of ik dat nou wil of niet.
Vanochtend zag ik mezelf in de badkamerspiegel. De snor keek me aan. Even verscheen het beeld van mezelf in Parijs, begin 20 was ik, op een balkon bij het Centre Pompidou. Rebels. Het beeld vervaagde en verdomd, in de spiegel dook een politieagent op.
Ik pakte het scheerapparaat.
Abonneer je nu op mijn gratis nieuwsbrief. Iedere zondagavond in je mailbox. Dat zit wel snor.