Babylon en de eeuwige Amerikaanse frustratie

Babylon begint overweldigend. Een olifant die overduidelijk protesteert tegen transport per vrachtwagen door de vervoerders letterlijk onder te schijten. Een jonge actrice die op een wild feest een Weinstein-achtig figuur trakteert op een golden shower. En daar tussendoor nog meer bizar spektakel. Het gaat in een razend tempo achter elkaar door totdat na een half uur of zo plots de begintitels verschijnen. Babylon was een goede film geweest als dat meteen het einde was geweest maar helaas heeft de regisseur besloten er nog 2,5 uur aan vast te plakken terwijl hij overduidelijk niets meer te melden heeft dan wat hij in het eerste stuk al liet zien. De film gaat over clichés maar zit er zelf ook vol mee, en ik heb geen idee of dat laatste bewust is.

Het verhaal, of liever gezegd een wirwar van verhalen, gaat over de opkomst van de filmindustrie in Hollywood,. Die werd daar in het begin van de 20e eeuw gevestigd omdat de zon er iedere dag lang schijnt. Dat licht was nodig om te kunnen filmen en daarom was het gebied rond Los Angeles ideaal. Dat zie je dan ook in Babylon. Lange draaidagen en een race tegen de tijd tot aan zonsondergang. Op een set in de woestijn worden wel tien verschillende films tegelijk opgenomen. Van een ridderspektakel tot een hitsige western. Ik wist overigens niet dat Hollywoodfilms in de begintijd zo erotisch geladen waren. Totdat de Amerikaanse puriteinen dat verboden, las ik later in een recensie van Coen van Zwol. De film vertelde me dat laatste niet.

Zoals ik me tijdens het kijken vaker afvroeg wat de regisseur eigenlijk wel wil vertellen. Dat gevoel werd afgewisseld met de verontrustende twijfel of ik misschien te dom ben om de diepere lagen op te merken. Uiteindelijk viel me er wel een op.

Ik moest vanwege de olifant in het begin denken aan een film die over hetzelfde onderwerp handelt, waarin ook olifanten voorkomen en die bijna dezelfde titel heeft: Good morning Babylon, van de gebroeders Taviani uit 1987. Met in de hoofdrol de wondermooie blondine Greta Scacchi, een rijzende ster in die tijd. Ik vond het destijds een prachtige film, al kan ik me herinneren dat de critici minder enthousiast waren.

Niemand verwijst naar die film, de ster van Scacchi zette na haar opkomst de daling al snel weer in en over de gebroeders Taviani, toch makers van meesterwerken als Kaos, Padre Padrone en La Notte di San Lorenzo, hoor je ook meer niemand. Roem is zelden eeuwig en zeker in Hollywood maar iedereen is er naar op zoek. Daar gaat Babylon over. Het is een soort goudkoorts, dat andere verschijnsel waar Californië beroemd mee is geworden.

In Babylon is Margot Robbie – hé ook blond – de ster. Het is geen straf drie uur lang naar haar te kijken. Ik moet toegeven dat als ze drie uur lang niets anders deed dan medicijnbijsluiters voorlezen, ik ook een kaartje had gekocht. De film draait om haar rol maar die is zo dun als celluloid. Dat ligt niet aan haar. Geen van de karakters komt in Babylon tot leven. Het aanhoudende visueel geweld weet dat nog aardig te camoufleren maar als de saaie aftiteling verschijnt dringt dat besef wel door. Waar heb je nou eigenlijk naar zitten kijken?

Een film over roem. Ergens in een scene tegen het einde zie je op een raam een affiche van Marilyn Monroe, de grootste Hollywood-ster aller tijden. Iedereen kent haar, maar wie kent nog haar werk? Bij andere kunstenaars is dat veelal andersom. Dat is de tragiek van Hollywood en die sluimert ook in de film.

Zoals er nog iets anders in sluimert. Of nou ja, sluimeren. De hoofdpersoon, een mannelijke ster gespeeld door Brad Pritt, schreeuwt het op een gegeven moment uit. In Europa, zo foetert hij, hebben ze tenminste nieuwe ideeën. Fucking Bauhaus! Maar wat heeft Hollywood? Niet meer dan iedere keer hetzelfde. Al meer dan honderd jaar bewijst ook Babylon, maar dat laatste is naar ik vermoed ook weer niet zo bedoeld door regisseur Damien Chazelle die zelf roem verwierf met La La Land.

Het thema Europa komt vaker terug. Als de platte, ordinaire ster die gespeeld wordt door Robbie in het gevlij moet proberen te komen bij de Europese elite (Rothschild!). Ze walgt van hun cultureel intellectualisme en kotst het letterlijk uit op het kostbare tapijt. Tegen het einde komt een uitgerangeerde acteur ter sprake die nog wel aan de slag kan bij de Franse filmstudio Pathé. “Dat is een goed bedrijf,” merkt Pitt terloops op.

Babylon gaat over de waarde en macht van Hollywood-amusement. Daar is ooit een geweldige film over gemaakt, Sullivan’s Travels (1941), die denk ik niet te overtreffen valt. Babylon zit vol citaten en ik meende in een scene waarin Robbie in de bioscoop tot haar verrassing zelf wordt geamuseerd een scene uit deze film te herkennen. Amusement als pijnstiller voor het harde leven. Ik schreef er al eens over in 2005 en nu ik dat herlees wordt me nog duidelijker hoe armoedig Babylon is. Het spektakel is een lust voor het oog en ik heb me beslist niet verveeld maar de geest bleef onberoerd.

Toen ik de bioscoop verliet, realiseerde ik me dat iedere Europese film die ik het afgelopen jaar heb gezien dieper graaft dan Babylon. Film is een Europese vinding waar de Amerikaanse industrie als geen ander massa-entertainment van heeft gemaakt maar die het zelden tot kunst weet te verheffen. Dat is de Amerikaanse frustratie. Dat ze altijd aan de oppervlakte blijven waar de echte goudschat van het leven niet te vinden is. Die frustratie kun je te lijf gaan met veel drugs en geweld. En daarin is Babylon dan ook gedrenkt.

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de afgelopen week zag, las, hoorde en dacht. Fijn als je die wilt ontvangen. Abonneer je hier gratis. Dank je wel.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Francisco
  • Francisco
  • Journalist