Twee dagen Parijs

Mededeling: door technisch gedoe was ik zondag niet in staat de nieuwsbrief te versturen. Excuus. Hopelijk lukt het maandag.

Twee dagen was ik in Parijs, vrijdag en zaterdag, en ik zag te veel om alles op te schrijven. Een paar dingetjes:

Terwijl ik me staande probeerde te houden in een slingerende overvolle wagon, snapte ik plots beter hoe @lesgensdanslemetro_ werkt, een instagramaccount geheel gewijd aan merkwaardig gedrag in de metro van Parijs. Ik keek recht op het scherm van een vrouw die kookvideo’s zat te kijken. Een sausfles werd leeggespoten over een glanzende eierdooier, de term #foodporn viel ineens op z’n plaats.

Naast me stond een man met twee dozen met daarin stofzuigers. Dat was al opmerkelijk maar het waren geen gewone stofzuigers. De doos wekte de suggestie dat het om robot-stofzuigers ging maar het waren een soort rechtopstaande kastjes. Hoe zouden die ooit onder de bank en het bed door moeten komen? Toch de enige twee plekken die de uitvinding van de robo-zuiger rechtvaardigen. Ik kon de doos niet nauwkeuriger bestuderen zonder op te vallen. Ik googlede het merk. Dat bleek een haarzuiger. Serieus. Ik wist niet dat ze bestonden. Bedoeld voor in kapperszaken.

Wat moet je met twee haarzuigers? De man die erbij stond las een boek. Eugène Onéguine luidde de titel. Ik googelde voorzichtig. Ah, Jevgeni Onegin in het Nederlands, van Poesjkin uit 1833. Ik zocht het boek op en besloot het te gaan lezen. Geen gemakkelijke kost maar toeval bestaat niet voor niets in het leven. Er wordt trouwens opvallend veel gelezen en niet alleen in de metro. Van papier bedoel ik. Ze lezen in Parijs overal en het lijkt alsof in iedere straat een boekwinkel zit.

En zo was ik in een korte metrorit al op drie opmerkelijke zaken gestuit. In Rotterdam overkomt me dat nou nooit. Een zojuist verschenen gidsje stelt dat Parijs een stad van verhalen is, “een stad van honderdduizend romans”. Voeg daarbij dat het ook een stad van ideeën is. Daarom ga ik graag naar Parijs, omdat het lijkt alsof het een magneet is voor levensverrassingen en vragen die anders niet bij je opkomen.

Zo’n verrassing overkwam me even later weer toen ik de tentoonstelling van de Nederlandse mode designer Iris van Herpen in MAD Paris bezocht. Zij is razendsnel wereldberoemd geworden met ontwerpen die weggeplukt lijken uit een andere wereld. Ze bestudeert daartoe onder meer de natuur. Hoe zitten de vleugels van vlinders in elkaar? Waar komen de mooie kleuren van vogelveren vandaan? Hoe functioneren de tentakels van onderwaterdieren?

Dat is allemaal machtig mooi en interessant maar door al die schoonheid kwam ineens een vraag bij me op. Zijn wij mensen eigenlijk wel mooie wezens? Ja, natuurlijk we kunnen elkaar mooi vinden – sommigen zelfs zichzelf – en we zijn in staat ons aantrekkelijk te maken met kleding, make-up en sieraden maar zijn we als wezen mooi? Echt mooi? Ik geloof van niet. We mogen dan opgewonden raken van symmetrie en rondingen als borsten en billen maar aan een mensenlichaam valt voor het oog van andere wezens denk ik weinig plezier te beleven. We zien er eigenlijk toch uit als een soort… tja gigantische maden. Van die vrijwel haarloze lichamen waar verder ook weinig aan te zien is. Dat drong plots tot me door dankzij Van Herpen en ik weet niet of dit besef me ooit nog los gaat laten.

Iris van Herpen. Sculpting the Senses is tot 28 april te zien en gaat daarna de wereld over. In 2025 bereikt de tentoonstelling de Kunsthal in Rotterdam.

Ook in MAD Paris is een tentoonstelling te zien over mode en sport. Die combinatie is inmiddels zo sterk dat ze in elkaar overvloeien: modehuizen maken sportkleding en sportkleding wordt mode. Mode et sport, d’un podium à l’autre die nog tot 7 april te zien is, kent een paar verrassende aspecten. Zo ligt de nadruk op vrouwen. Er komen wel wat mannen voor maar dan meer zoals vrouwen over het algemeen in de sportwereld decennialang werden behandeld, als randverschijnsel.
Dat vrouwen niet welkom waren in de sport had onder meer te maken met kleding. Sportkleding moet lekker zitten, daardoor worden vrouwelijke lichaamsvormen zichtbaar en dat is nu eenmaal een probleem voor conservatieve krachten. Dus werd sport vaak verboden voor vrouwen en toen dat niet meer mogelijk was, werden ze gewoon genegeerd.

Er hingen foto’s van Violette Morris, een sportvrouw met Frans-Palestijnse roots die als slogan had ‘alles wat een man kan, kan Violette ook’. Ze was autocoureur, bouwde zelf racewagens, bokste, voetbalde, won gouden medailles. Om maar een paar dingen te noemen. Ze was ook openlijk lesbisch en droeg mannenkleding. Dat leidde er toe dat ze gediskwalificeerd werd door de Franse sportbonden.

Ik had nog nooit van Morris gehoord. Eenmaal weer thuis las ik op Wikipedia dat ze in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de bezetter en als bijnaam ‘hyena van de Gestapo’ had. Ze werd gedood bij een aanslag door het Franse verzet.

Morris werd door Hitler uitgenodigd als eregast op de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn maar in de jaren 20 was ze dan weer bevriend met Josephine Baker, een van de grootste Franse verzetsstrijders. Voor de oorlog schoot ze ook nog een mannelijke belager dood en werd vervolgens vrijgesproken wegens zelfverdediging. Volgens Wikipedia hebben tegenstanders haar medewerking met de nazi’s overdreven vanwege haar controversiële manier van leven. Kortom, een leven als een roman W.F. Hermans.

Ik kwam er op die sporttentoonstelling ook achter dat de kleuren en patronen van de huidige voetbalshirts afkomstig zijn uit de middeleeuwen. Het was me weliswaar wel opgevallen dat de strepen en kleuren doen denken aan wapenschilden maar ik had de link nooit eerder gelegd. Toernooi is afgeleid van het Franse woord voor draaien, wenden en die term stamt ook uit de riddertijd. Het zal je niet verbazen dat het woord sport ook uit het Frans afkomstig is. Desporter betekent plezier maken. De Engelsen verbasterden het tot sport.

In Palais de Tokyo, de toonaangevende tentoonstellingsruimte voor hedendaagse kunst, openden vrijdag een paar nieuwe exposities. De Algerijnse kunstenaar Mohamed Bourouissa nodigde voor zijn overzichtstentoonstelling Palestijnse kunstenaars uit van het collectief Hawaf. Zij tonen onder de naam Sahab Museum in een zaal een sprookje dat verteld wordt door een vrouwenstem terwijl op de muren animaties worden geprojecteerd. Het gaat over een getekende tijger, ik vatte het op als de spreekwoordelijke papieren tijger, die naar Gaza reist om te achterhalen door wie ze getekend is. Daar ziet ze een realiteit die alleen te verdragen is door te vluchten in sprookjes. Het is een ontroerende vertelling, die weer eens duidelijk maakt dat de Palestijnen ook een volk van dichters zijn. Poëzie is misschien wel de kwetsbaarste vertelvorm.

Bij de Notre Dame zag ik mensen dansen en zingen. Dat klinkt als toeristisch en dat was het ook maar ik heb het vaker gezien op straat. Sterker nog, wat me bijstaat van een van mijn eerste bezoeken aan Parijs is dat ik op een avond een grote kring mensen zag, die midden op straat zaten en luid meezongen met een gitarist die vrolijke klassiekers ten gehore bracht.

Zo kun je dus ook leven, dacht ik toen.

En nu weer.

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.

2 Comments

  • Beste Francisco
    Palestijnen zijn dichters! Op de basisschool kregen we poëzie en werden wij aangemoedigd om gedichten te schrijven of opstellen met veel beeldspraak.
    Leila Jaffar

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Francisco
  • Francisco
  • Journalist