Zo is iedere strijd zinloos

“Ik vind hem wel goed hoor” zei de jonge vrouw voor me in de pauze tegen haar date die net had getracht uit te leggen waar de film tot nu toe over ging. Haar woorden klonken meer als geruststelling dan als waardering, alsof ze de avond wilde redden. De uitleg van de man was niet erg helder geweest, hij raakte verdwaald toen hij de verhaallijn uiteen probeerde te zetten. Dat lag niet aan hem maar aan de film.
Ik staarde peinzend voor me uit. Het grote witte bioscoopscherm voelde als een lege flipover tijdens een veel te lange werkmeeting terwijl je je afvraagt waar de onophoudelijke woordenstroom eigenlijk allemaal over gaat.
One Battle After Another van Paul Thomas Anderson (PTA) krijgt laaiende recensies. “Een meesterwerk” is nog de minste kwalificatie maar ik had al na 10 minuten het gevoel dat ik in een verkeerde film zat. Dat verdween niet. Tegen het einde van het eerste deel viel ik in slaap. Zullen we weggaan, stelde ik voor aan mijn biosmaatje maar ze wilde de film uitzitten. De hele 2 uur en 41 minuten.
De film is voorbestemd een hit te zijn. Want kijk wat een sterren: Leonardo di Caprio! Sean Penn! Benicio Del Toro! Dat laat ook meteen zien dat het een film met veel mannen is. Daar tegenover staat Regina Hall als een zwarte, seksueel dominante vrouw die door de camera met een male gaze gevolgd wordt. Het zal allemaal bedoeld zijn als de bekende ironie van Gen X, waar Paul Thomas Anderson toe behoort, maar ik werd er toch wat ongemakkelijk van.
Tijdens de aftiteling hoor je twee nummers achter elkaar en die geven aan waar de film om draait. Het eerste is The Revolution Will Not Be Televised van Gil Scott-Heron, het beroemde protestlied uit 1970 over de omverwerping van het heersende systeem. Het tweede is God Rest Ye Merry, Gentlemen, een eeuwenoud kerstlied dat vredig klinkt maar ook gaat over het bestrijden van Satan. En Satan, zo is bekend, dat zijn al snel de anderen.
Het zijn in de film strijdliederen. Aan de ene kant heb je The French 75, een urban guerrilla groepering die zich keert tegen een autoritair regime, migranten bevrijdt uit gevangenkampen, sabotageacties pleegt en meer van dat soort dingen. Dat ze vernoemd zijn naar een bekende cocktail is veelzeggend. Ironie! Aan de andere kant zijn er de Christmas Adventurers, een machtige paramilitaire christelijke club van rijke oude racisten met impotentievrees.
Je zou op basis daarvan denken dat het een politieke film is maar nee, het is slechts entertainment. De racisten zijn zoals we die kennen van Hollywood: een groep bange en kwaadaardige mannen met enge ideeën over superioriteit van hun eigen soort. Het is een vijand in de vorm van bad guys die denken dat zij de oorspronkelijke bewoners zijn van het continent. Lekker makkelijk. Dat racisme een systeem is waar de hele maatschappij van doortrokken is en niemand aan ontkomt, zie je in de film niet terug.
Dezelfde kokerblik zie je bij het verzet. Dat bestaat uit een stel doorgedraaide potheads die zich wentelen in hun eigen heldendom. Een leiding, strategie of zelfs maar ideaal valt er niet te bespeuren. Ze zijn vooral politiek correct antikoloniaal, bijvoorbeeld met de aanduiding van staten. Allemaal lekker absurd anarchistisch zogezegd.
Ik las in een recensie dat het verhaal zo boven de actualiteit wordt uitgetild maar ik zag toch meer de bekende truc van het inmiddels beruchte both sides denken. Als kijker zie je alleen maar idioten en mag je blij zijn dat je zelf normaal bent en nergens last van hebt.
Wat de kijkervaring extra ongemakkelijk maakt is natuurlijk dat de fictie helemaal niet zo over the top is. De gemilitariseerde politie trekt inmiddels echt door de Amerikaanse straten. Maar dat had Paul Verhoeven al voorzien in zijn visionaire Starship Troopers (1997).
Verder draait de film alleen maar om geweld, zoals vrijwel iedere Amerikaanse film, en is dat hier natuurlijk ook bedoeld als satire. Maar dan wel de satire van de luie soort: overdreven de werkelijkheid nadoen en dan zeggen ‘kijk eens!’
De film wordt geafficheerd als een dark comedy, alleen was het voor mij zo donker dat ik geen enkele humor meer kon ontdekken. Op wat gemakkelijke grappen na. In de dialogen viel ook al geen spitsvondigheid te bespeuren.
Ik moest tijdens de film denken aan Die Dritte Generation (1979) van Rainer Werner Fassbinder. Die gaat over de zogeheten derde generatie van de RAF, de Duitse stadsguerrillabeweging die in de jaren ‘70 en ‘80 terrorisme bedreef. Fassbinder laat een stel verwende kinderen zien die compleet doorgedraaid zijn in hun eigen ideologische carroussel en van gekkigheid niet meer weten wat ze moeten. Politieke clowns. Zo zou je deze film ook kunnen zien, want het is gebaseerd op het boek Vineland uit 1990 dat, naar ik begrepen heb, terugblikt op de teloorgang van de protestgeneratie uit de jaren ‘60. In de film is het spotten met iedere vorm van strijd, zoals nihilisten graag doen. Alleen leven we nu niet in de comfortabele jaren ‘80 of ‘90 van Gen X, met hun nobody cares mentaliteit, maar in de nieuwe jaren ‘30. Drie keer raden hoe we daar beland zijn…
Dit is hoe ik de film beleefde maar ik ben natuurlijk een amateurkijker. De kans is reëel dat ik het allemaal niet of verkeerd begrepen heb. Dat ik het te politiek bekijk, of het gewoon niet snap. Op imdb haalt de film een score 8,4. In een recensie op mijn favoriete filmsite werd glunderend verwezen naar de inspiratie die PTA haalde uit The Battle of Algiers, een Italiaans-Algerijnse klassieker uit 1966 die al een tijd op mijn – kilometerslange – must see lijst staat. Die ga ik dan nu maar eens bekijken en stilletjes hoop ik dat ik me dan achteraf schaam voor wat me allemaal ontging tijdens One Battle After Another. Dan was die 2 uur en 41 minuten toch niet helemaal voor niks geweest.
PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Doe net als meer dan tweeduizend andere lezers en abonneer je hier gratis.