Niemand hoest meer in zijn elleboog

Naast me klonk een luide hoest. Zo’n diepe, die helemaal van de bodem van de longen geschraapt lijkt te worden. Met een donker geluid, vanwege het slijm waar de hoest zich doorheen wurmt. Eindigend in het gebries van een spuugmond. Mijn irissen bewogen zich naar de uiterste hoek van mijn oogkassen zonder dat ik mijn hoofd bewoog. Niets laten merken, eerst het gevaar inschatten. Daar stond hij, keurig gekleed in van die sombere Scandinavische kleuren, van donkerbruin tot zwart. Niets bijzonders aan te zien, een onopvallend type die zijn dagen waarschijnlijk slijt op kantoor en zich hier bevrijdde van de sociale conventies. Er was niet in een elleboog gekucht, geen hand voor de mond gehouden, de aerosols vlogen vrij door de ruimte.

We stonden weifelend bij de perspex kast met verse broodjes in de supermarkt. Sommige deksels stonden nog open. Niet afgesloten door onachtzame klanten die zo speelden met de volksgezondheid. Ik moest denken aan de filmpjes die ik zag toen corona nog heerste. Minuscule druppels, in feite een soort B-52 bommenwerpers voor virussen, die na een hoest alle kanten op zweven en neerdalen. We denken altijd dat een asteroïde ons tot nieuwe dinosaurussen gaat maken maar het zijn juist de kleinste organismen die ons bedreigen. Te klein om tegen te kunnen vechten. 

Ik deed een stap achteruit, de jonge kerel naast me bewoog naar voren, veegde zijn mond af en stopte enkele broodjes in een cellofaanzakje. De tang die daarvoor aan een ketting hangt gebruikte hij niet. Zelfbediening gaat uit van een menssoort die niet bestaat. 

Witte stokjes in zijn oren, het had niet eens zin om hem aan te spreken, als ik dat al overwogen had. Een alledaagse zombie. Om mezelf een houding te geven richtte ik me op een ander schap, nonchalant als een spion die zich onopvallend gedraagt terwijl hij een vijand schaduwt. 

Niemand hoest meer in z’n elleboog, dacht ik en de gewaarwording voelde als een ontdekking. Dat moet ik twitteren, nam ik me voor. Immers weer zo’n voorbeeld van de onontkoombare ondergang van de mensheid. Twitteraars zijn dol op dat soort doemdenken en correctiedrift. Ik zag de likes in gedachten als een tsunami over m’n timeline klotsen en mezelf aanschuiven bij Nieuwsuur om deze scherpe observatie toe te lichten. 

Helemaal niemand? vroeg Jeroen Wollaars met de bekende doordringende blik die politici doet struikelen en experts laat wankelen. Mijn spraakmakende tweet werd op de achtergrond geprojecteerd.

Nou, er zijn er natuurlijk altijd wel… nuanceerde ik en gaf vervolgens kalm een uiteenzetting hoe de mens gedoemd is ten onder te gaan aan zelfoverschatting en illusies. De kijkers hingen aan mijn lippen. Diezelfde avond nog zou ik zeker drie verzoeken van uitgevers in de mail treffen.

In de praktijk bleek het effect van de tweet wat tegen te vallen. Een handvol likes. Te confronterend natuurlijk, stelde ik mezelf gerust.

De hoestman liep weg, de kust was nu vrij. Ergens verderop, bij de schappen chips klonk nog de hoest van een ander. Te ver om gevaarlijk te zijn. Maar was ik veilig? In de broodjeskast lagen nu de dodelijke organismen te watertrappelen in de speekseldruppels. Ging ik nog zo’n broodje pakken, mogelijk besmet met de nieuwste, nog onbekende maar mogelijk wel dodelijke variant van het virus? Mijn hoofd en maag raakten in een heftige strijd verwikkeld, op leven en dood.

Mijn ratio weerhield me maar mijn maag had zich al minstens een uur verheugd op een smakelijk broodje. Vooral omdat ik in het kader van een nieuw caloriemijdend dieet de lunch had beperkt tot een flinterdun crackertje met een al even dun plakje kaas. Ik stierf kortom van de honger. Als ik naar de broodjes keek kon ik ze al proeven, het vet van de roombotercroissants, de zoute smaak van de kaasbroodjes, de rulle vulling van het vegan saucijzenbroodje. Hemels. Ik wilde ze allemaal. En geen enkele. Toch merkte dat ik bereid was mijn leven te riskeren om nu mijn honger te stillen. Dat heb ik ook altijd als ik van die berichten lees van mensen die drie weken op zee hebben overleefd met alleen een pak crackers. Ik zou ze de eerste dag allemaal opgegeten hebben. Niets zo dodelijk als lust.

Plots zag ik een uitweg. Ik opende de veiligheidsklep van de böreks met spinazie. De aerosols hadden daar niet op kunnen landen en dat schap was helemaal gevuld dus daar was sowieso nog niemand aan geweest. Ik was veilig. Tevreden over mijn eigen strategisch inzicht rekende ik af bij de zelfscankassa. Ook al zo’n triomfantelijk gevoel. De winkel was dan wel gevuld met mensen maar ik had helemaal niemand meer nodig. Geen woord, blik of beleefdheid hoefde ik uit te wisselen. Bevrijdend.

Buiten op een bankje met mijn buit, het water liep me al spreekwoordelijk in de mond, keek ik eerst voorzichtig om me heen en naar boven of er geen meeuwen waren. Ik ben een keer door zo’n dier van een croissant beroofd toen ik een hap wilde nemen. Sindsdien ben ik altijd op mijn hoede. Maar het was nu veilig.

Verderop pikte een mus in zijn eentje wat kruimels van de grond. Bij iedere hap keek het vogeltje ook om zich heen of er gevaar dreigde. Ik voelde ineens een zekere verbondenheid. Toch dichter bij de natuur. 


En dan dit: In de Week is de reclame- en sponsorvrije nieuwsbrief die iedere zondagavond helemaal gratis in je mailbox terecht kan komen. Bekijk de editie van vorige week hier en abonneer je dan via deze link.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Francisco
  • Francisco
  • Journalist