Het kan altijd erger

Ineens was het er. Zondagavond, ik voelde me beroerd, alsof ik griep had. Zou het dan? Ik pakte de zelftest die al maanden lag te wachten op dit moment, zoals de blikken witte bonen in tomatensaus onverveelbaar wachten op de sirenes die ooit komen gaan. Ooit. Twee jaar terug had ik daar nooit geschreven. Ooit en nooit, het scheelt maar een letter zoals het op de zelftest maar een streepje scheelde.
Ik rekende terug. Waar had ik het opgelopen? Donderdagavond was ik naar de bioscoop geweest. The Worst Person in the World. Misschien klopte die titel meer dan ik dacht. Ik had niemand in de zaal horen hoesten maar weet nog dat ik daarna mijn handen waste bij de toiletten. Ik zocht papieren handdoeken, die nergens waren te bekennen. Er stond een man bij een blower. Ik wachtte tot hij klaar was. Het was zo’n apparaat van Dyson waarbij je je handen in een sleuf moet duwen. Op de bodem zag ik druppeltjes liggen en ik herinnerde me een onderzoek naar hygiënische methodes van handen drogen. Dit soort apparaten leken clean maar waren in werkelijkheid enorme ziekteverspreiders. Ze blazen de besmettelijke deeltjes overal heen. Ik trok mijn handen terug voordat ze droog waren.
Of was het toch gebeurd in een van die zeven winkels waar ik binnen was geweest? Waarom was ik de Primark ingegaan terwijl ik weet dat ik daar niks ga kopen. Daarom juist. Omdat het zo onwennig was, die zogenaamde terugkeer naar normaal. Alsof je terug op je tienerkamer bent, alles is vertrouwd maar toch vreemd. Ik wilde tussen de mensen zijn zonder bij hen te horen. Als baden in de Dode Zee. Drijven op de massa die ik tot mijn eigen verrassing toch gemist had. Het vervullen van verlangen heeft altijd een prijs. Nu kende ik hem.
Ik maakte een afspraak bij de GGD om me te laten testen. De volgende ochtend regende het. Heel hard en onophoudelijk. De weg naar Zuid was als een expeditie door onbekend gebied. De bewegwijzering leek Frans, af en toe een bord maar op cruciale punten juist niet. Je volgt een pijl totdat je denkt ik ben te ver en dat is dan ook zo.
Ik reed een rondje door de wijk. En nog een. Toen zag ik het gebouwtje van de GGD, verscholen tussen de flats die een kloof vormden van beton en stenen. Ik trok een sprintje door de regen, wachtte in de rij en meldde me. De mensen waren aardig, bewonderenswaardig aardig, maar de omgeving was van een ongekende troosteloosheid. Het gebouwtje zag er uit als iets uit de DDR, 25 jaar na de val van de Muur. Grauw, verwaarloosd. De tegels in het systeemplafond krom getrokken van het vocht. Was dit van de Nederlandse overheid? Wie had die zo kapotgemaakt?
Ik moest wachten in een provisorisch ingerichte ruimte voordat er iets in mn neus en keel gestopt zou worden. Twee jaar was de pandemie nu aan de gang en het zag er uit alsof het vorige week in allerijl was opgezet. Ik had medelijden met de mensen die hier moesten werken.
De uitslag kreeg ik via email. Ik vulde braaf wat vragen in en gaf mijn besmetting door voor de CoronaMelder app. Dat bleek lastiger dan gedacht. Zoals steeds bij corona-informatie vroeg ik me af hoe het zou zijn voor mensen die minder vaardig zijn met taal, apparaten. Ik herinner me nog de tijd dat ik ongeschoold productiewerk deed. ‘s Nachts in een lawaaiige fabriek. Na een paar maanden realiseerde ik me dat ik nooit meer iets las. Ja soms wat losse woorden, exit bijvoorbeeld. En ik schreef natuurlijk ook niet. Zou je het kunnen verleren, dacht ik toen met enige verontrusting. Dat net zoals je spieren verslappen als je niet beweegt langzaam maar zeker je taalvaardigheid verschrompelt. Uiteindelijk lukte het me alle informatie in te voeren.
De moeite bleek voor niets geweest. Niemand in mijn omgeving kreeg een melding dat ze in contact waren geweest met een besmet persoon. De app was als een brandmelder die niets doet als je er op drukt. Ik dacht aan het gebouwtje met de vergane systeemplafonds. De overheid is stuk.
Na een paar dagen verdwenen de verschijnselen, het koortsgevoel zonder koorts, de slappe benen. Op zaterdag mocht ik weer naar buiten. Ik trok mijn hardloopkleding aan. Eindelijk kon dat weer. Dacht ik. Na 1 kilometer moest ik opgeven, dit voelde niet goed. Een vriendin die ik het vertelde reageerde streng: hardlopen was uit den boze. “Daar kun je nu een hartaanval van krijgen.” Ook dat nog. Denk je dat het virus weg is, ligt het in een hinderlaag.
Een paar dagen later probeerde ik het opnieuw. Zelfde resultaat. Ik raadpleegde dr Google, zocht op instagram naar #runaftercovid. Las het relaas van een vrouw die vijf dagen na haar ‘genezing’ plots vermoeidheidsklachten kreeg.
Ineens voelde ik me moe. Die ochtend loste ik zoals iedere dag de mini-kruiswoordpuzzel uit de New York Times op. Het leek wel alsof ze moeilijker waren geworden. Ik scrolde bezorgd door de resultaten uit het verleden. Tot voor m’n besmetting deed ik er 90 seconden over, nu wel twee, drie of zelfs meer minuten. Het virus, het zat niet in alleen in m’n hart maar ook in m’n hersens. Het voelde als een science fiction film en ik dwong mezelf tot kalme rede. Voorheen deed ik ook wel eens lang over de puzzel. Het was vast toeval.
Ondertussen begon de oorlog. Een vriendin stuurde me filmpje van haar achtertuin in Kyiv. Overal dikke zwarte rookwolken. Moord en vernietiging ineens net zo’n dagelijkse realiteit als boodschappen doen. Ze appte of ik een onderkomen wist voor een vrouw, haar puberzoon en drie honden die en route naar Nederland waren. Ik kon niets bedenken dat zelfs maar in de buurt van een oplossing kwam. Alles was ineens een puzzel geworden.
Ik had altijd gedacht dat ik corona zou krijgen als de pandemie zo goed als voorbij was. Op het moment dat niemand meer geïnteresseerd is in dergelijke verhalen. ‘Heb je hem ook. Nu pas.’ Maar ik kon niet bevroeden dat de ziekte overschaduwd zou worden door een veel heviger verontrusting. Door onvoorstelbare taferelen. Ik kijk naar de beelden zoals naar de eerste persconferenties. Gebeurt dit echt nu? Wat zal het volgende worden? Ik weet het niet. Zelfs een buitenaardse invasie klinkt niet meer onwaarschijnlijk.
Ik voel me nog steeds moe. Niet voldoende om in bed te blijven maar te veel om helemaal terug te keren naar het normale leven. Voor zover dat nog bestaat. Misschien komt de vermoeidheid niet door corona maar gewoon door de wereld.