Een reis door de wereld in je eigen hoofd

Ik ging naar Amsterdam om Rotterdam te zien. En dan bedoel ik niet de twee historische wedstrijden die Feyenoord deze week speelde in de Arena tegen het uitgebluste Ajax. Nee, ik bedoel echt Rotterdam.
Dat zit zo. Museum Boijmans van Beuningen, een van de mooiste collecties ter wereld, is wegens verbouwing gesloten. Dat is al jaren zo en het gaat nog jaren duren. Niemand weet wanneer het museum weer open gaat.
Die collectie, met kunst van prehistorie tot nu, is eigendom van de gemeente en daarmee dus van alle Rotterdammers. Het is het grootste bezit dat we hebben. En het is onzichtbaar. Een hele generatie wordt volwassen zonder die kunst. Dat zeg ik als Rotterdammer die in zijn tienerjaren werd gevormd door die collectie. Want op woensdag mocht je indertijd gratis naar het museum en ik had geen geld dus het was mijn favoriete attractie.
Nu is een deel – ok, een heel klein deel – van die onzichtbare collectie te zien in het Rijksmuseum. En dat is fantastisch gedaan.

Meteen bij binnenkomst zie je een van de topstukken: De Marskramer van Jeroen Bosch uit 1493. Zoals alle werken van Bosch geeft het je het idee dat je tegelijkertijd naar heden en verleden kijkt. De vertwijfelde blik, de armoedige kleding die nu zo uit een dure hedendaagse Parijse designstudio zou kunnen komen. De uil in de boom, de spreeuwenpot op het dak waarmee mensen vogels lokten om er vervolgens spreeuwensoep van te maken, de symboliek die aan ieder detail kleeft. Het is een magisch beeld dat al honderden jaren vol raadselen zit. En natuurlijk is het een man op reis.

Net voor Bosch staat The Car van Marisol, een popart kunstenares die beroemd werd in de jaren ‘60, daarna in de vergetelheid dreigde te raken maar recent herontdekt is. Misschien dat ik het – geweldige – beeld daarom nooit eerder in Boijmans gezien heb. Het is een grote houten cabriolet van een gezelschap dat aan het toeren is. Hoe langer je er naar kijkt, hoe meer je ziet, alsof het een inderdaad rondrit in je hoofd maakt. Slim begin van de tour.

En toen zat daar ineens Seated Child van Duane Hanson. Een beeld zo levensecht dat je de neiging hebt er tegen te gaan praten. Ik zag dit soort kunst als tiener voor het eerst tijdens een tentoonstelling in Boijmans over hyperrealisme. Die maakte diepe indruk. Het idee dat er beelden konden bestaan die niet van echt te onderscheiden zijn, een soort virtual reality avant la lettre.

Of neem het oneindige spiegelhok van Yayoi Kusama, van wie nu ook een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam te zien is. Op de toelichting las ik dat de rood gestipte knuffels waar je tussen belandt fallussen zijn. Ik wil niet lullig doen maar dat was me nooit eerder opgevallen en eerlijk gezegd moest ik moeite doen ze als zodanig te herkennen.
Het werd toch een beetje andere ervaring, zo in het afgesloten hok staan met het Droste-effect. Nu ik dit noteer vraag ik me of af hoe toekomstbestendig dat laatste begrip is. Ik herinner me ineens hoe lang ik als kind naar het doosje Droste op de ontbijttafel kon kijken. Hoe mijn moeder cacao en suiker tot broodbeleg mengde. Ik dwaal af, maar ook dat gebeurt als je door een museum loopt. Het is inderdaad een toer door je eigen hoofd.
Met die infobordjes is trouwens wel iets aan de hand. Het is niet de gebruikelijke onbegrijpelijke kunstbabbel die veel Nederlandse musea teistert. Ze lijken bedoeld om het zelfstandig denken van de bezoeker te prikkelen. Dat is toe te juichen maar voelt tegelijk soms een beetje vaag, een ‘wat vind jij hier nou van?’

Dat viel me vooral op bij Dali en het schilderij “Shirley Temple, le plus jeune monstre sacré du cinéma de son temps” (het jongste idool van haar tijd). Het bordje zegt dat Dali de Franse term voor idool letterlijk heeft genomen en van de jonge filmster een heilig monster heeft gemaakt. “Had de filmindustrie van Hollywood een monster geschapen door een meisje te exploiteren dat misschien nog gewoon zou moeten spelen, zoals op de achtergrond te zien is?” Dat spelende meisje keert vaker terug op schilderijen van Dali, het is Carolinetta, een familielid van de schilder dat vroeg overleed toen hij zelf nog maar 10 jaar was. Op Wikipedia lees ik dat het werk gezien wordt als kritiek op de seksualisering van de kindster. Dat lijkt me plausibel maar dergelijke exploitatie is – gelukkig – al een tijd taboe. En wie ziet er nog films met Shirley Temple? Betekenis is een verschijnsel dat verandert met de tijd.

Het misbruik wordt wel expliciet benoemd bij een ander werk ‘14-jarig danseresje’ van Edgar Degas. Een lieflijk beeld maar de tekst vermeldt dat “de schone schijn uitbuiting en misbruik achter de schermen verdoezelt”. Over Marie, het meisje dat urenlang model stond voor het werk, zijn boeken geschreven en heeft de BBC een schokkende documentaire gemaakt. Het kind dat in armoede opgroeide werd verslonden door de mannenwereld. Is het beeld daardoor nog mooi of juist gruwelijk?

Een andere favoriet kampt ook met de context van de tijd en besef. De Schiettent van Pyke Koch stamt uit 1931. Ik weet niet meer hoe vaak ik gefascineerd naar dit grote magisch realistische werk heb staan kijken. Ik vind het prachtig. Vrolijk kermisvermaak met een duistere ondertoon vermeldt de beschrijving. Dat zie je ook. De ouderwets ogende achtergrond is traditioneel geschilderd. En daar staat zij voor. Hard. Van staal, glanzend staal. De geweren om haar heen en de dodelijke blik. Het is bijna gewelddadig. De info laat het onvermeld maar Koch was in die tijd aanhanger van het opbloeiende fascisme. Ik was geschokt toen ik daar ooit achter kwam. Met die wetenschap krijgt het beeld een soort wellustige meedogenloosheid. Dat roept ook verwarring op. Kun je geraakt worden door wat je verafschuwt? Sterker nog, kun je genieten van wat je verwerpt? Vooral nu dat politieke monster weer de kop opsteekt?
Terwijl ik mijn kritiek op de infobordjes probeer te formuleren realiseer ik me dat ze nog beter zijn dan ik aanvankelijk dacht. Ook de inrichting is knap en uiterst aangenaam. Door per zaal een thema te benoemen kunnen werken uit verschillende periodes in harmonie naast elkaar staan. Voeg daarbij dat er werken te zien zijn waarvan ik niet eens wist dat we ze hadden.
Ik zou nog hele schermen willen vol schrijven over wat ik zag maar de tijd ontbreekt me. Ik heb de tentoonstelling in iets meer dan een uur bekeken en het voelt alsof ik er weken ben geweest. En dat bedoel ik zeer positief. De vormgeving is fantastisch, de selectie bewonderenswaardig. Het zijn maar 90 werken uit de collectie van 145.000 objecten maar ze geven heel goed de enorme rijkdom en reikwijdte van Boijmans weer, het museum dat als geen andere plek je zowel door de wereld, de tijd en je eigen hoofd laat reizen. Een reis door het menselijk bestaan, vermeldt de tekst aan het begin. En dat is het.

Museum Boijmans van Beuningen at Rijksmuseum is tot 14 januari te zien. Ik heb zin om nog een paar keer terug te gaan.
PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.
Interessant verslag !!!