Rotterdam, Venetië

“Ik kom uit Italië”, zegt ze. Ik schrik. In de verder verlaten wachtruimte waar we ons bevinden staat een koffieautomaat die cappuccino en espresso belooft, zoals een reisbureau gelukkige herinneringen aansmeert: je weet dat het blauwe zwembad in werkelijkheid veel kleiner is en waarschijnlijk grenst aan een bouwplaats. Dit apparaat levert natuurlijk cappuccino noch espresso. Het automaatuitwerpsel is voor echte koffie wat een koetjesreep is voor Lindt chocolade. Ik kijk naar de machine. Hoe zou dit voor haar zijn? Heiligschennis? Cultureel vandalisme? Ik probeer het me te herinneren maar ik heb in Italië geloof nog nooit een koffieautomaat gezien. Zoals ik een Nederlander nog nooit een toeristische kaasbol in rood cellofaan heb zien kopen.

“O, Italië, wat leuk. Mijn favoriete land.” Ik lieg niet eens. Ze lacht vriendelijk maar tegelijkertijd zie ik haar blik betrekken. En niet zoals je dat hebt als een Amerikaan “ah, wooden shoes” zegt nadat je verteld hebt waar je vandaan komt. Ze is in achter in de twintig, schat ik. Ik denk aan de verhalen over Italiaanse jongeren die massaal het land verlaten. Dat is al een tijd aan de gang. Eerst vanwege de hoge werkloosheid, nu vanwege het neo-fascisme dat aan de macht is gekomen. Ze ziet er alternatief uit met piercings, tattoos en een ‘fuck you’-kapsel. Ook dit land is nu in de greep van politici die de klok terug willen draaien maar dit is niet het moment om over politiek te beginnen.

Ik laat gauw wat koetjes en kalfjes los. Hoe lang ze al in Nederland is – een paar maanden – en of het haar bevalt. “Ja, maar de Nederlanders zijn wel lastig te begrijpen, het land ook.”

Ja, dat is zo, beaam ik. Ik vertel dat ik graag clipjes kijk van expats en andere migranten die zich verbazen over Nederlandse gewoontes. Omdat ik daardoor door andere ogen naar mijn eigen leven kijk. Alsof je op vakantie bent zonder weg te gaan. Het is door dat soort clipjes dat ik me realiseer hoeveel van wat ik als normaal beschouw dat helemaal niet is voor de rest van de wereld. Niet het fietsen op zich bijvoorbeeld, maar hóé er gefietst wordt: met kinderen achter- en voorop, boodschappen, passagiers. Het is net Vietnam, bedenk ik nu. En het gekke is, toen ik dat verre land bezocht had ik me daar wel over verbaasd. Kijk eens, wat die mensen allemaal meezeulen op de fiets. In Nederland viel met dat nooit op. Je herkent je eigen fouten altijd het eerst in iemand anders, leerde mijn moeder me, maar dat herkenningsprincipe geldt kennelijk niet alleen voor fouten.

Dat het in dit land 192 dagen per jaar regent, weet ik ook alleen door dat soort clipjes. En zo ook dat het heel erg vreemd is je daar niks van aan te trekken. “Nederlanders gaan naar buiten als het regent…” Ik zie nog voor me hoe verbaasd de expat in de camera keek.

We praten over Venetië, waar ze vandaan komt. Ik zeg dat ik het de mooiste stad ter wereld vind. Weer die lichtelijk gepijnigde blik. Ze vertelt hoe saai het er is, dat er nooit iets gebeurt. Dat het verleden er woont en de toekomst in geen velden of wegen te bekennen is. Ik zeg dat ik het zo fijn vind dat er geen auto’s zijn in Venetië, dat je daardoor de mensen kunt horen. Hun voetstappen, gesprekken. Ze knikt maar ik geloof niet dat ze mijn mening deelt. Stilte is een behoefte die groeit naarmate je hoofd voller wordt.

Edmondo de Amicis, vraag ik, ken je die?
Van naam, antwoordt ze. “Een schrijver toch?”
Ja, hij heeft in de 19e eeuw een reis door Nederland gemaakt en daar een boek over geschreven, dat kun je vast zo downloaden in het Italiaans. Hij had een zeer scherp opmerkingsvermogen en een mooie vertelstijl. Heel knap, beschrijft hij in ‘Nederland en zijn bewoners’ allerlei alledaagse culturele verschijnselen en dingen, waar ik me daardoor pas bewust van werd. “Het helpt je misschien Nederland beter te begrijpen.”

Terwijl ik het zeg, bekruipt een gevoel van ongemak me. Wat voor dingen waren dat dan ook alweer? O ja, bij het afscheid een sigaar meegeven aan mannen die op visite kwamen. Mijn vader deed dat ook, hij had er een speciaal kistje voor. Maar mijn vader is al heel lang dood, net als de gewoonte. Hoe lang is het geleden dat ik iemand een sigaar zag roken? Gelukkig al heel lang. En visite, dat bestaat ook niet meer. Als je nu onaangekondigd bij iemand aan de deur belt, waarschuwen ze de politie.

In het boek is een heel hoofdstuk gewijd aan Rotterdam. Ik las het ooit, heel lang geleden, voor op Radio Rijnmond omdat het zo’n mooi beeld geeft van de stad voordat die verwoest werd. Een uur lang. Sommige radiomedewerkers kregen er een rolberoerte van maar de volgende dag belde de stadsreiniging. De Amicis beschrijft hoe Nederlanders zijn geobsedeerd met schoonmaken. De ramen worden gezeemd, het koper gepoetst, de straten geboend. Dat ze van de vloer kunnen eten, slaat niet op de slechte Nederlandse kookkunst. “Dat vonden we heel interessant.”

Ik vertel het allemaal niet. Das war einmal.

Ik begin me af te vragen of het wel zo’n goede tip is voor de Italiaanse, of dat ik weer zo’n typisch mansplainer ben: uitgebreid strooien met overbodige informatie waar je verder niets aan hebt. Het is ook allemaal geschiedenis, terwijl ze die juist wil ontvluchten.

Verderop, in de gang, gaat een deur open. Haar naam wordt geroepen. Ze staat op. We groeten.

Ik heb het hoofdstuk over Rotterdam ooit, een kwart eeuw geleden, online gezet, in het Engels. Ik zoek het op. (Inmiddels staat het boek helemaal online.)

I crossed the Hoog Straat, and found myself in the new city. Here it is impossible to say if it be port or city, if land or water predominate, if there are more ships than houses, or vice versa.
Broad and long canals divide the city into so many islands, united by drawbridges, turning bridges, and bridges of stone. On either side of every canal extends a street, flanked by trees on one side and houses on the other. All these canals are deep enough to float large vessels, and all are full of them from one end to the other, except a space in the middle left for passage in and out. An immense fleet imprisoned in a city.

Verdomd, Rotterdam was ooit als Venetië.

Even later loop ik door de stad naar huis. Schepen zijn er niet te bekennen, kanalen en singels zijn gedempt en bedekt met asfalt. Ja het Bombardement, maar dat was alleen maar de aanleiding. Alles heeft plaats moeten maken voor de auto. Gek, dat je de nostalgici daar nooit over hoort.

Hebben ze in Venetië toch beter gedaan.

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.

3 Comments

  • Was je al eens in Giethoorn? Hun gemeenteraad heeft inmiddels besloten dat je er alleen een huis mag kopen als het je hoofdvestiging wordt. Want de Chinese invasie gaf scheve gezichten. Toen de Chinezen hun land tijdelijk niet uit mochten kwamen de India-ers. Hoe kwamen zij toch op het idee van Giethoorn ??

  • Lees op kerstochtend je verhaal over je ontmoeting met een Italiaanse en naar Nederland en Nederlanders kijken vanuit buitenlandse ogen. Woon in Rotterdam en houd erg van Venetië. Meteen mijn oude exemplaar van Edmondo de Amicis uit de boekenkast gehaald; lang geleden gekocht. Herlees nu weer zijn observaties over Rotterdam; geweldig! Boek is nog volop te koop op boekwinkeltjes.nl !

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.