Voor of tegen

t-d.jpgIn 1970 speelde Feyenoord in de Kuip tegen het Argentijnse Estudiantes de la Plata om de Wereldbeker. De buurman was zo vriendelijk mijn vader – geboren in Buenos Aires – mee te nemen. “Ik ben voor allebei,” verklaarde hij vooraf. “Ik ben zowel Nederlander als Argentijn. Het gaat me om de sport.”
Dat bleek niet zo te werken. “Zo gauw de bal ging rollen merkte ik dat ik toch voor Argentinië was,” merkte mijn vader bij thuiskomst op. Ondanks het feit dat hij temidden van tienduizenden enthousiaste Feyenoord-supporters zat. Het gevoel verdeelde hem. Aan de ene kant was hij trots op zijn loyaliteit, aan de andere kant zinde het hem niet dat hij daar zelf kennelijk niet zoveel controle over had.
Feyenoord won de wereldbeker.
Twaalf jaar later gebeurde er iets anders. Argentinië verklaarde de oorlog aan Groot-Britannië door de Falkland-eilanden in te nemen. Mijn zus woonde inmiddels al een jaar of tien in Engeland, getrouwd met een Engelsman.
Mijn moeder ontpopte zich tot een hartstochtelijk aanhanger van de Britten. “Jij bent zeker voor Argentini&euml,” zei ze tegen mijn vader want als ze eenmaal zelf een standpunt had ingenomen ging ze, zoals fanatici vaker doen, op zoek naar tegenstanders.
Hij schudde zijn hoofd. Hoe kun je nou voor oorlog zijn? De oorlog was begonnen door de Argentijnse militaire junta en werd gretig beantwoord door premier Thatcher. Het journaal toonde beelden van Argentijnen die de schreeuwend de straat op gingen. “Kijk dan hoe ze zich gedragen, dat zijn asocialen. Dat zegt niets over de weldenkende Argentijnen.”
Groot-Brittannië won de oorlog.
Kennelijk is er zoiets als een nationaal gevoel dat niets met politiek te maken heeft. De media lijken het daar vandaag met de wedstrijd Duitsland-Turkije nogal moeilijk mee te hebben.
CC-foto: Heraklit