Een wildvreemde sprak me aan in de supermarkt…

Ik had beloofd te stoppen met schrijven over supermarktperikelen. Maar toen wist ik nog niet wat er vervolgens zou gebeuren.

Wandelend op straat werd ik overvallen door een snack attack. Uit het niets kwam ineens een intense drang op om iets vets en zouts naar binnen te werken. Een kaascroissant bijvoorbeeld. Niet dat ik echt honger had, het was meer een drift. Een destructieve drift. Zoals je ook de neiging kan hebben om in een winkel een stelling met serviesgoed omver te duwen. Of de deur open te doen van een rijdende trein. Dat heb ik althans. Ik las tot mijn geruststelling ooit ergens dat dergelijke neigingen héél natuurlijk zijn en dat je kleine hersenen, zo heet dat deel, je ervan weerhouden toe te geven aan die drift.

Ik vermoed dat mijn kleine hersenen nu lagen te slapen of inmiddels verschrompeld waren tot hazelnootomvang want de drift kwam niet tot bedaren. Ik haastte me naar de dichtstbijzijnde Albert Heijn. Eentje waar ik niet vaak kom, aan het Kruisplein, of Schouwburgplein, dat weet ik niet precies want die twee pleinen lopen in elkaar over. Er schiet me zo gauw geen andere stad te binnen waar twee pleinen in elkaar overlopen. Al zal die er vast wel zijn. Waarschijnlijk heten ze dan ook nog Twee Pleinen. Ik google en zie Tweepleinenweg in een plaats waar ik niet wil zijn.

Maar ik dwaal af. Terwijl ik juist haast heb om een snack te bemachtigen. Ik storm de supermarkt binnen. Door de poortjes, naar de broodafdeling. O jee… De kaascroissants zijn op! Leeg schap. Zul je net zien. Wat nu? Er liggen tal van andere soorten broodjes maar dat is juist het probleem. Dan moet ik gaan kiezen. Kaasuienbrood, kaasbroodje, focaccia met gedroogde tomaat, vega saucijzenbroodje. Wat moet ik in hemelsnaam nemen?

Toen ik lang geleden mijn ouderlijk huis verliet, deed ik uren over boodschappen. Alleen al de koffie. Zoveel verschillende merken. Welke moet je nemen? Zelfde voor wasmiddelen, chips, kaas. Ik leerde me daarom voorkeursmerken aan. Niet omdat ik die het lekkerst of best vind maar omdat ik dan niet meer hoef te kiezen. Daarom heb ik bijvoorbeeld ook geen Netflix. Ik hoor mensen wel eens praten over een “avondje Netflixen” en dan kijken ze geloof ik series en films. Ik daarentegen ben dan een hele avond kwijt om uit te zoeken wat ik zou willen zien. Als ik dat eenmaal weet is de avond meestal voorbij of ben ik doodop. Ik heb een Cinevillepas omdat het aantal films dat je kunt bekijken daardoor beperkt is. Sindsdien zie ik veel meer films.

Maar goed daar stond ik dus. Te dubben. Kaasbroodje of wat? Voordeel: als ik maar lang genoeg zou twijfelen verdween de snack attack wel.

“Meneer ik wil me nergens mee bemoeien” klonk het plots achter me. Ik draaide me met een ruk om. Daar stond een oude vrouw met een blauw boodschappenmandje voor zich geklemd. Ze lachte vriendelijk en stond, in tegenstelling tot wat ze net zei, duidelijk op het punt zich ergens mee te bemoeien. Als je er eenmaal op let zeggen mensen vaak het tegenovergestelde van wat ze doen of bedoelen. Ik wil je niet storen. Heb je even. Het is geen kritiek. Ik wil niet vervelend zijn. Ik bel je gauw.

“Ik wil u er alleen maar op wijzen dat u hier…” Ze sprak langzaam. O mijn god, ze gaat zeggen dat een winkelmandje verplicht is. Ik was bij binnenkomst voorbij het waarschuwingsbord gerend, geen tijd. Bovendien, een mandje voor een enkele kaascroissant was dat niet bespottelijk?

“Ja”, zei ik, in een poging haar tot opschieten te manen. Dat had het tegenovergestelde effect. Ze begon de zin opnieuw. “Ik wil u er alleen maar op wijzen dat u hier…” Haar ogen stonden groot. Ik kreeg de indruk dat ze vaker mensen aansprak. Dat ze daar plezier aan ontleent.
Ik beet op m’n tong. “…moet oppassen. Uw telefoon is voor het grijpen in uw achterzak. Ik zie hem zitten. Hij steekt er boven uit. Die bent u zo kwijt.”
“Dank u wel. Erg aardig van u. Ik zal hem in mijn broekzak aan de voorkant steken.” En ik voegde de daad bij het woord.
“Ja ik denk ik zeg het maar want er lopen hier types rond…”
“Tuurlijk. Dank u wel.”

Ik richtte me weer op de kast met broodjes en pakte snel met de tang een saucijzenbroodje. Niet zo maar een. De kleinste. De attack was immers alweer aan het zakken. Ik liep naar de zelfscankassa. Saucijzenbroodje. Product zonder streepjescode. Wat zou het snelst zijn? De icoontjes doorbladeren of het zoekscherm? Ook weer zo’n dilemma. Dat laatste denk ik. En zal ik dan sauc intikken of vega? Ik koos voor het eerste. Ja hoor. 2 opties waarvan 1 vega. Klik. Betalen. Korte bon. Poortje open. Snel naar buiten.

Ik liep naar een leeg bankje, zette me neer en begon het saucijzenbroodje op te eten. Wanneer was ik voor het laatst in een supermarkt aangesproken door een wildvreemde? Ik kon het me niet herinneren. Misschien omdat het me niet bijbleef. Ja, er was ooit iemand op me afgekomen die schichtig zei dat hij door de aivd gevolgd werd. En de cia. En hij fluisterde omdat overal afluisterapparatuur hing. Maar dat was alweer heel lang geleden.

Realiseerde ik me dat nu pas? Of was het altijd zo geweest in de supermarkt dat je nooit iemand spreekt? Ik dacht na. De zelfscankassa. Verdomd. Voorheen stond je in de rij en raakte je nog wel eens aan de praat. Gebeurt nooit meer. Zoef naar binnen, zoef naar buiten. Het is net een webwinkel zonder dat je hoeft te wachten op bezorging.

Wacht. Had een supermarkt daar niet onlangs de kletskassa voor ingevoerd? Voor ouderen die om een praatje verlegen zitten? Zo’n dingetje van Hugo de Jonge. Goh, wat mis ik die persconferenties eigenlijk. Gaf toch een gevoel van saamhorigheid. In het begin althans.

Maar… had die mevrouw wel echt willen waarschuwen voor zakkenrollers? Of zat ze gewoon om wat contact verlegen? Ik kauwde op het laatste stukje snack. Waarom was ik meteen in de ‘niet storen’ modus geschoten. Zoals zoveel mensen. Als je om je heen kijkt ziet iedereen er vaak zo uit. Alsof ze allemaal een onzichtbaar ‘do not disturb’ label op hun voorhoofd hebben.

Misschien was dat wel een vorm voor een oplossing. Zo’n label. Herkenning. Dat je bij binnenkomst in de supermarkt bijvoorbeeld kan kiezen tussen een groen en een rood mandje. Met de groene kun je een praatje maken en de rode laat je de medeklant met rust. Er staat me bij dat een Amerikaanse supermarkt dat ooit had ingevoerd voor mensen die willen daten. Maar waarom zou je contact alleen faciliteren met het oog op liefdesrelaties? Of zoals neoliberalen zeggen: de datingmarkt.

Je kunt het concept overal doorvoeren. Bushokjes bijvoorbeeld. Groene om te kletsen, rode om te zwijgen. Treinstoelen. En dan bedoel ik die buiten de stiltecoupés. Terrassen. Parkbankjes. Ik zag een wereld voor me opengaan, vol met mensen die met elkaar spraken zonder elkaar te kennen. Ik slikte tevreden het laatste restje snack weg. Wereldvrede weer een stap dichterbij.

Maar wacht…
Wat als de groene bankjes leeg blijven?

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Francisco
  • Francisco
  • Journalist