Sociaal rennen

Bladerend door de sport-app Strava stuitte ik op de Social Run Club die in Rotterdam, je verwacht het niet, een social run organiseerden. 5 kilometer. Niveau ‘Beginner’, Tempo ‘Easy’. Dat leek me op het lijf geschreven, ik heb immers recent ontdekt dat ik al mijn hele leven op beginners-niveau zit. Dat kun je zien als een gebrek aan vooruitgang, maar optimistisch als ik ben betekent het voor mij ‘eeuwige jeugd’. Ik ben daarnaast heel easy.

Social run, dan kon ik wellicht meteen ook een beetje mijn sociale vaardigheden trainen want die zijn bij mij nogal onderontwikkeld. Ik klikte op deelnemen

De groep verzamelde zich op zaterdagmiddag bij een horecazaak in het centrum van de stad. Na het rennen zouden er cocktails gedronken worden. Hoe ik dat sociaal moest aanpakken wist ik nog niet, want ik drink geen alcohol, maar dat was van latere zorg. Ik parkeerde mijn fiets. Nu kwam het lastigste gedeelte. 

Er stonden zo’n dertig, veertig mensen, ik kende er niemand van en moest dus iets gaan zeggen tegen een wildvreemde. Het bleek iemand van de organisatie, die me meteen het gevoel gaf dat ik in de groep werd opgenomen. Gelukkig.
“Het tempo is vandaag relaxed?”
“Jazeker, lekker rustig aan.”
“Hoe rustig dan?”
“Gewoon, 6 minuut 15 per kilometer.”
Mijn hart sloeg een slag over. De grond zakte weg onder mijn voeten. Mijn mond werd droog.

Ik loop als het tegenzit een minuut langzamer dan dat tempo. Dat betekent dat met een afstand van 5 kilometer ik uiteindelijk een kilometer achter zou lopen als de groep de finish bereikte. Tegen de tijd dat ik arriveer hebben ze al zes cocktails achterover geslagen, als ik het goed uitrekende. Ik zag de gezichten al voor me.
“Ok…”, zei ik, terwijl ik mijn angst zo goed mogelijk trachtte te verbergen. 

Ik keek nog eens om me heen. Dit waren allemaal hardlopers. Ik bedoel échte hardlopers. Van die mensen die me voorbij zoeven als ik mijn ‘wekelijkse’ 5km rondje probeer te lopen, dat wil zeggem joggen, strompelen. Iedereen was druk met elkaar in gesprek. Dat was logisch want ze waren natuurlijk heel sociaal. In zo’n situatie word ik me alleen dan wel heel bewust van het feit dat ik de enige ben die met niemand praat. Ik zie mezelf als het ware door de ogen van anderen. ‘Kijk die daar, hij praat met niemand. Zeker een creep.’

Ik wisselde daarom even, zo achteloos mogelijk, twee zinnen met een ander groepslid over de naam van de horecazaak waar we verzamelden. 
“Ja de naam is pas veranderd,” wist ik toevallig. Nou ja toevallig, ik kreeg voortdurend mails van deze horecazaak omdat ik maanden eerder een keer bij het reserveren per ongeluk een verkeerd vakje had aangevinkt en iedere keer vergeet op unsubscribe te tikken.
“O vandaar. Ik dacht al.”
“Ja.”
Einde gesprek. Die sociale vaardigheidstraining had ik alvast binnen. 

“We gaan eerst een warming up doen” klonk het verlossend. De groep vormde een cirkel. Ik moet bekennen dat ik nog nooit een warming up heb gedaan. Ik stap normaal gesproken uit de voordeur en begin te rennen. Dat is natuurlijk niet goed maar ‘niet goed’ is nu eenmaal mijn specialiteit op het gebied van prestaties. 

Een vrouw die min of meer de leiding had deed de bewegingen voor. De kuiten moesten gespannen worden, de benen gestrekt, de heupen gedraaid en nog wat andere zaken die mij vanwege een gebrek aan lenigheid en matige controle over mijn motoriek slecht afgaan. Terwijl anderen zo’n beweging meteen uitvoeren, sta ik al gauw een minuut na te denken hoe je dat nou precies moet doen. Ik merkte nu dat de rest van de groep kennelijk ook aan yoga deed. Dagelijks. Soepel bewogen hun benen en armen terwijl ik zelf moeite had om overeind te blijven staan. Ik dacht onwillekeurig terug aan die keer dat ik in Parijs als enige witte man een workshop Afrikaanse dans volgde. Je ziet, ik ben ook gespecialiseerd in ongemakkelijke ervaringen.

Toen zette de Social Run Club zich in beweging. Ik besloot uit voorzorg achteraan te gaan lopen. Dan kon ik ongemerkt afhaken als het niet zou lukken. Dat is voor mij een standaard overlevingsstrategie. Bovendien moet er nu eenmaal iemand de laatste zijn.

Het tempo lag voor mij hoog maar voor de anderen was het duidelijk een relaxt loopje. Easy. Er werd veel gezellig gekletst. Ik ving flarden conversatie op over studies, het expat-bestaan, huizenprijzen, managementtechnieken. Alsof ze bij de koffieautomaat stonden, in plaats van in rap tempo door de straten trokken. Niet echt onderwerpen waar ik bij kon aanhaken. Ik ben meer van een beetje mijmeren over bijvoorbeeld de bijzondere eigenschappen van de gegroefde lapsnuitkever. Maar ik had al met twee mensen gepraat dus ik zou achteraf niet het standaard schuldgevoel hebben dat ik met helemaal niemand een woord gewisseld had, zoals me op feestjes nogal eens overkomt.

We renden door de stad, als een groep gazelles in een documentaire van sir David Attenborough. “De tweebenige homo urbanus leeft in individueel groepsverband. Ze kunnen in vergelijking met andere dieren het hardlopen heel lang volhouden. Zo putten ze zichzelf uit. Waarom ze dat doen is nog een raadsel.” Toeristen sprongen opzij, auto’s stopten. Met een groep krijg je meer voor elkaar, bleek maar weer eens.

We renden door het Nieuwe Werk, alias het Scheepvaarkwartier, een van de chicste wijken van de stad. Richting het Park. Ja, dat is de officiële naam van het park naast de Euromast. Ik voelde steken in m’n zij, een teken dat ik te hard ging. Iets met zuurstofgebrek in je lichaam, geloof ik.
Twee lopers voor me verbaasden zich over een enorme villa met slotgracht. “Wie woont daar?”
Ik wist het ooit maar kon natuurlijk weer niet op z’n naam komen. Dat was maar goed ook. Het zou raar zijn als ik die ineens zou roepen. Het was een multimiljonair met een reputatie, een rechtse schreeuwlelijk met gebrek aan smaak. Een soort mini-Trump die nog wel eens vanwege zijn asociale gedrag uit een vliegtuig is gezet. Het was ook een beetje raar om dat allemaal te gaan vertellen. De wijk voelde plots wel minder chic. 

In het Park zette de groep er nog een tandje bij. Ik raakte buiten adem. We renden over een pad en ik ken het Park als mijn broekzak maar wist ineens niet meer hoe we op dat specifieke punt terechtgekomen waren. Waar waren we? Ik had kennelijk niet goed opgelet. Het was een vreemde gewaarwording. Alsof mijn geest  mijn lichaam niet meer bij kon houden. Moest ik afhaken? Ik keek om en zag dat de groep in tweeën was gesplitst. Op de een of andere manier zat ik al heel de tijd bij de kopgroep. We renden het Park uit naar een oversteekplaats op de Westzeedijk. Het voetgangerslicht stond op rood. Goddank. Ik kon even op adem komen. Ik hing mezelf over het traliehek dat als veilige scheiding met het autoverkeer dient.

Groen. De renners stoven verder. Maar nu ging ik langzamer. Ik wachtte op de tweede groep. Er kwam weer een stoplicht. Lekker. Nooit eerder had ik bij een verkeerslicht zo van de kleur rood gehouden. Misschien gaat het wel stuk, hoopte ik stiekem, dat het niet meer op groen springt en we hier uren blijven staan.

De auto’s stopten, we staken over, een trap naar beneden. De straten van de wijk Cool in. Mijn opa, die ik eigenlijk nooit gekend heb, had hier ergens vroeger een werkplaats. Grappig hoe je door de geschiedenis kunt rennen. 

Het eindpunt kwam in zicht. Ik keek op mijn horloge. Maar… we hadden nog geen 5km gedaan. Daar was de finish. 4,7 km. De lopers stopten. “Ik loop nog even door,” zei ik tegen iemand die bij de finish stond. “Anders raken m’n statistieken in de war.” Dat klonk gek maar was niet gelogen. Ik doe op mijn app aan veel challenges mee. Een soort solo wedstrijden. 1 keer per week 5km rennen. 25 km per maand, dat soort dingen. Als ik de 5 km niet vol maakte zou ik deze maand 24,7 km lopen en de badge mislopen die anders op mijn scherm komt, waar ik minutenlang naar kan staren alsof het applaus is.

Ik rende de drukke winkelstraat in. In Parijs of Amsterdam zie ik andere lopers dat vaak doen, die rennen dan tussen het winkelend publiek door en dat heeft iets heldhaftigs, maar ja, dit is geen Parijs of Amsterdam. Het is de Witte de Withstraat, ik zou een kennis tegen kunnen komen, of erger, in m’n shorts. Het voelde toch een beetje alsof ik in tanktop een staatsdiner betrad. Al weet ik niet of die vergelijking nog opgaat in de zin van vreselijk. Dit is de tijd van alles kan, vooral de slechte varianten. 20 jaar geleden klonk ‘alles kan’ nog uitdagend en bevrijdend, nu is het eerder een nachtmerrie. Maar laat me niet somberen.

Ik hoefde maar een klein stukje, keerde om. 4,9… 5! Ik drukte op stop op mijn watch en dat deden mijn benen ook. Er stond een rij voor de bar voor cocktails. Anderen waren neergestreken neer op het terras. Er werd gekletst, gelachen, het was een feest in sportkleding. Middenin de stad, op zaterdagmiddag.

Ik keek naar de app die als een schoolmeester alles vastlegt wat ik doe. Gemiddelde snelheid 6:51/km. Dat viel tegen. Maar wacht, dat kwam natuurlijk door de pauzes. Ik scrollde door de statistieken. Beste tempo: 5:44/km. Max hartslag: 172. Dat leek er meer op. Ik voelde een soort… geluk.

Het zijn de anderen die je tot betere prestaties brengen, realiseerde ik me. Misschien moet ik toch wat socialer worden. Een volgende keer dan en ik liep weg van het geroezemoes, naar mijn fiets. 

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Doe net als meer dan tweeduizend andere lezers en abonneer je hier gratis.

One Comment

  • 😉

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Francisco
  • Francisco
  • Journalist