Waar ik aan denk als ik probeer hard te lopen

Ik heb me opgegeven voor de Bruggenloop van Rotterdam die voert over de Van Brienenoordbrug, de grootste brug van Nederland, en de Erasmusbrug, de op een na grootste brug. Dat klinkt stoer maar zo zie ik dat niet. Het is voor mij zoiets als ‘ik heb getekend bij het Vreemdelingenlegioen’. Ok, die vergelijking is misschien wat overdreven maar ik bedoel te zeggen dat ik het zie als een lijdensweg. Nou ben ik katholiek opgevoed, dus ik weet ook dat lijden de weg naar het paradijs is. Zelfs al ben ik niet meer gelovig. Dus ja, een lijdensweg, waar ik naar uitkijk.

De Bruggenloop is 15 kilometer en wordt gelopen in december. Kou, regen, sneeuw. Het is al een paar keer voorgekomen dat de loop op het laatste moment afgelast moest worden vanwege de bittere weersomstandigheden. Ik heb op dit moment de lichamelijke noch geestelijke conditie om zo’n prestatie te volbrengen. Dus ik moet trainen. En ik begin, zoals de Duitsers zeggen, from scratch.

Aan trainen gaat bij mij vooraf dat ik fantaseer over hoe het uiteindelijke resultaat zal gaan worden. Als ik Frans ga leren zie ik mezelf al in een intellectuele talkshow zitten op TV5 om daar in zwierige bewoordingen een toelichting te geven op de verpletterende roman die ik zojuist in het Frans heb geschreven. Als ik een kookboek koop, zie ik vrienden aan een schitterend gedekte tafel, zoekend naar woorden om de hemelse ervaring die ze ondergaan over te brengen. Als ik denk aan looptrainingen zie ik mezelf als de hardloop influencers die in de coolste outfits lachend een marathon door de woestijn rennen.

Helaas laat de werkelijkheid zich lastiger modelleren. In het Frans worstel ik met nog steeds met de infinitif passé, koken is iets met een magnetron en met hardlopen… laat ik het daar eens over hebben.

Ik moet echt nog heel veel vooruitgang boeken, wil dit in december een beetje gaan lukken. Kijk maar naar de statistieken, waar echte sportmensen dol op zijn. Ik ben gewend om 5km te lopen. De gemiddelde tijd die lopers wereldwijd over die afstand doen is 34 minuten, las ik ergens. Nu is het bij gemiddelden altijd zo dat de helft van de mensen er onder zit. Het gemiddelde IQ in Nederland is 100, de helft van de mensen haalt dat niet, zoals je elke dag op social media kunt zien. 

En zo haal ik die 34 minuten nu bij lange na niet. Gemiddeld is voor de meeste mensen een scheldwoord maar voor mij niet. In iedere competitie eindig ik achteraan, ongeacht waar die over gaat. Een gemiddelde halen is voor mij een persoonlijk Sifan Hassan moment. Ik putte toen ik me inschreef ook moed uit het feit dat het me eerder dit jaar wel ruimschoots lukte: 31:16 zelfs.

Maar zoals wel vaker zag ik iets over het hoofd. Ik dacht dat de gemiddelde rentijd voor 15 km drie keer de tijd voor 5 km is. Oftewel 1 uur en 42 minuten. Dat was de tijd die ik meende te moeten halen om als gemiddelde te eindigen. Maar zo werkt het dus niet.

De mensen die 15 km lopen zijn namelijk veel beter getraind. Daarom kunnen ze langere afstanden lopen en in kortere tijd. Ze doen daar gemiddeld 1:16:35 over. Dat is bijna een half uur sneller dan ik meende. Om een idee te geven: mijn laatste tijd op de kwart marathon (10,5 km) was 1:15:16. Oftewel: op het moment dat ik finishte was de gemiddelde 15km loper al 5km verder. Als ik train voor het gemiddelde op 5 km eindig ik straks alsnog achterin. Dus moet ik me drastisch gaan voorbereiden. 

Mijn eerste pogingen om te trainen verlopen helaas niet echt succesvol. Als je me volgt op meta-networks of mijn wekelijkse nieuwsbrief leest – abonneer je hier – heb je daar al wat van meegekregen. 

Maandagavond deed ik een nieuwe trainingspoging, een 5km rondje om de Kralingse Plas. De zonsondergang was al in gang gezet dus dat was een extra stimulans om vaart te maken. Ik begon te rennen. Ik voelde dat ik snel ging, misschien wel 6:10 per km. En het leek alsof ik dat vol ging houden, Dat zou wat zijn.

Hoe hard ging ik? Ik zal het snel weten, dacht ik. De eerste km zat er bijna op, vermoedde ik en dan laat een vrouwenstem van de app altijd dwars door de muziek weten hoe hard ik loop. Uit mijn oortjes klonk Comme tout le monde van Hervé. Als een soort multitasker heb ik een namelijk playlist met Franstalige hardloopmuziek zodat ik onder het rennen ook de taal kan trainen.

Ik bedacht ineens dat de vrouwenstem Amerikaans is. Hard, nasaal. Misschien moest ik die zien te vervangen door zo’n zwoele, licht hese Française zoals de presentatrices van mijn favoriete radiostation. Klinkt stimulerender.

Maar nu was er geen stimulans. De stem bleef maar zwijgen. Vreemd. Had ik de app wel gestart? Ik wilde de iPhone niet uit mijn zak halen en op het scherm kijken want dat leidt af. Ik liep door, ik voelde dat ik hard ging. Maar waar bleef de km-melding? Die eerste kilometer was nu toch wel voorbij? De app zweeg nog steeds. Zou ze het vergeten zijn? Zoals laatst ook de wekker toen ik die belangrijke afspraak had?

“1 kilometer”, zei de vrouwenstem toch nog onverwacht. “Gemiddelde tijd 7 minuten en 0 seconden?” Hè? 7 minuten? Dat kon toch niet. Was de app stuk? Dacht ik hard te rennen en ging ik zo langzaam? Zoals je in de trein verrast kan worden bij het naar buiten kijken. Dat je even denkt te vertrekken maar dat het een andere trein is die wegrijdt en je eigen trein tot je verrassing nog blijft stilstaan. Zo voelde het.

Ineens stroomde alle wilskracht mijn lijf uit. Ik trachtte het tegen te houden maar dat was onbegonnen werk. De zon begon sneller te zakken en ik merkte plots een drang opkomen voor een bezoek aan het afwezige sanitair. Dit ging niet goed. Voor het weet stond ik stil, ik draaide me om en liep terug naar het vertrekpunt.

In het gras langs het pad zat iemand in lotushouding te mediteren. Als ik daar de rust toch voor kon vinden zou ik de hele dag niks anders doen. Ik zag mezelf in een grot buiten een exotisch dorp zitten, slechts gekleed in een lendedoek, contact zoekend met het almachtige universum. Af en toe kwam een dorpeling respectvol wat voedsel brengen. Bij mediteren doen ze godzijdank niet aan gemiddelden. 

De volgende dag waagde ik een nieuwe poging. Op het strand dit keer, blootsvoets, in een zwembroek in plaats van comfortabele running shorts. Het risico nemend dat de ruwe kunststof mijn liezen zou open schuren. Ontbering is part of the fun. Ik had het idee van snelheid losgelaten. Nu zou het slechts om afstand gaan. 5 kilometer. 2,5 km heen en dan weer terug. 

Het lastige van op een onbekend strand rennen is dat je geen oriëntatiepunt hebt. Er is zand en water. Niet een gebouw of een bocht in zicht waar je op af kunt rennen en dan weten dat je halverwege bent. Je loopt daarentegen als het ware in een tunnel van tijd en ruimte. Ik had besloten te genieten, geen oortjes, geen muziek, geen stem die met gemiddelden smijt, slechts het ruisen van de zee, de wind, het gekrijs van meeuwen. Het was sereen. De zon scheen op mijn rug. De onveranderlijke horizon rende mee vooruit en kwam nooit dichterbij

Ik liep en ik liep. Het vochtige zand voelde prettig, stevig maar meeverend, als een gigantische inlegzool. Het strand was verlaten en schoon. Geen afval van badgasten, geen aangespoelde resten van het een of ander. Een enkele kwal die ik herkende van X. Niet veel schelpen ook. De scheermessen, wat een naam, die her en der verspreid lagen kon ik makkelijk ontwijken. 

Hoe ver zou het nog zijn? Die vage mast daar in de verte? Of was dat toch kilometers verder? Op de kaart had ik gezien dat er twee golfbrekers in zee staken, verderop aan de kust. Bij de tweede moest ik omkeren. Maar nu zag ik dat er meer van die constructies waren. De eerste lag enigszins weggespoeld half onder water. Was dat het? Of stond die niet op de kaart? Ik rende verder. Daar kwam er nog een. 

Twee honden stonden langs de waterlijn. ‘s Ochtends had ik een verrassend verhaal gelezen over honden die op het strand ingezet worden als life guard. Ze halen mensen uit het water die dreigen te verdrinken. Stonden deze twee de wacht te houden voor hun zwemmende baasjes? Ze hielden hen wel goed in de gaten. Zouden ze denken ‘doe dat toch niet’. Als je dat zegt of opschrijft, krijg je al snel de kritiek dat je je schuldig maakt aan antropomorfisme, dat je menselijke eigenschappen projecteert op niet-mensen. In de wetenschap is dat streng verboden maar ik begin te twijfelen aan dat taboe. Je kunt het ook omdraaien: de fout is juist dat we denken dat we uniek zijn en andere wezens geen vergelijkbare gevoelens hebben. 

Was ik al aan de 2,5 km? Ik keek op het scherm. 2,38. Bijna. Goed gegokt. Ik liep nog even een stuk door en keerde toen om. Bij die draai voelde ik iets scherps aan mijn rechter grote teen. Toch een schelp? Of een stuk glas? Een oud lipje van een bierblik? Ik rende terug.

Het was hetzelfde stuk dat ik liep maar dan compleet anders. Aan de horizon geen strakke lijn van het niets meer maar de donkere contouren van de zware industrie op de Maasvlakte. Een containerschip ter grootte van twee enorme flatgebouwen voer de haven binnen. ‘De mooiste haven ter wereld,’ had Aboutaleb zondag gezegd op zijn afscheidsfeest maar ik zag het nu niet. De zakkende zon prikte scherpe stralen in mijn gezicht. Misschien had ik toch een zonnebril op moeten doen. En er was tegenwind. Niet heel veel maar voldoende om een remming te voelen, alsof het wiel van je fiets aanloopt. Niet dat het zwaar was, het ging gewoon minder lekker dan op de heenweg. 

En dan was er de teen. Die begon ik steeds meer te voelen. Alsof er iets in stak. Ik wierp een snelle blik achterom om te zien of ik een bloedspoor achterliet. Niks.

Maar toen had het beeld van bloed zich al vastgezet in mijn gedachten. Ik ben gevoelig voor vingers en tenen omdat ik als klein kind een vingertopje ben kwijtgeraakt door een dichtslaande deur. Hoewel ik slechts 2,5 jaar oud was, staat de herinnering en horror me nog bij. Een snee in een vinger is genoeg om mijn maag om te doen draaien.

Ik huiverde bij de gedachte van opengesneden vlees, bloed. De stappen werden nu moeilijker. Ik begon zwaarder te ademen. Wat als ik een snee had en dan nog eens op een scherpe schelp stapte zodat die heel diep mijn teen kon binnendringen. En dan zo’n minuscuul wormpje of ander beest, dat zich verscholen houdt in het zand en zich langzaam naar binnen eet.

Anderhalve week geleden werd ik in mijn kuit gebeten door een insect. Ik dacht dat het een mug was maar de wond bleef maar jeuken. Ik inspecteerde de plek. Had ik mijn huid ‘s nachts opengekrabd of was het echt zo’n grote wond? Er was een vreemde verkleuring. Rond de beet was de huid wit en daaromheen een grote dieprode cirkel. Ik maakte een foto en stuurde die naar de huisarts. “Duidelijk een beet maar niet van wat voor beest. We krijgen dit wel steeds vaker te zien. Hou het in de gaten en neem contact op als het groter wordt of niet binnen een paar dagen verdwijnt.”

We krijgen dit steeds vaker te zien, die zin was blijven hangen. Zou de natuur met een tegenactie bezig zijn? Ik bedoel, vanuit evolutionair opzicht is de mens niet de meest gunstige ontwikkeling. Religieuzen geloven dat de mens een schepsel is van hun god of goden maar objectief gezien lijkt het de mensheid me toch eerder werk van de duivel. In ieder geval voor alle andere wezens. De mens gaat met de planeet om zoals een zich stierlijk vervelende puber met een bushokje. Zou de evolutie dat nu aan het corrigeren zijn? Virussen die door de ondergemiddelden ontkend worden, orka’s die schepen doen zinken, insecten die je lijf binnendringen en je langzaam leegeten.

Het pijngevoel in de teen zwol aan. Ik voelde het bij iedere stap, ook al probeerde ik op mijn hielen te lopen. Was ik er al bijna? Die strandhuisjes daar, was ik ter hoogte daarvan vertrokken of toch die daar verderop? Die laatste leken wel erg ver weg. Ik speurde langs de waterlijn. Toen ik vertrok was er een jonge meid op een trekker met aanhanger. Een boot van de reddingsbrigade kwam aanvaren. Ze ging die uit het water halen. Ik zag ze nu nergens meer. Daar doen ze natuurlijk ook geen half uur over, slimmerik. Ik voelde me Klein Duimpje met z’n broodkruimels. Had ik maar ergens anders op gelet.

Ik bleef lopen, iedere stap deed pijn. Ik haalde mijn iPhone tevoorschijn. 3,79 km. Ok, dat moet te doen zijn. Nog 10 minuten volhouden. Toen ik dacht dat er 5 minuten gepasseerd waren keek ik weer op het scherm. 3,9. Dit gaat veel langzamer dan ik ervaar. Ik moest denken aan een clip die ik deze week zag over tijdsbesef. Hoe alles veel sneller lijkt te gaan als je ouder wordt. Had ik daar nu last van of juist niet? Mijn hoofd was te warrig om die vraag te beantwoorden. Hardlopers vertellen graag over hoe ze na een paar kilometer een staat van helderheid in hun hoofd bereiken. Bij mij was het nu andersom. Mijn schedel leek gevuld met erwtensoep.

December is nog ver weg, dacht ik. En ik stond ineens stil. 

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.

Klik hier als de instagramclip hierboven niet werkt.

2 Comments

  • Jouw hernieuwde pogingen tot hardlopen inspireerden mij het ook weer op te pakken. Met een klein clubje van 4, vaste afspraak op
    Maandagochtend 9u. Door het bos, langs de hei. Geen doel qua afstand of tijd, alleen maar het vol te houden tot 10u. Gelukt. Kan mn geluk nog even niet op. Volgende week weer.

    • Wat mooi. Hou vol. Ik ga het vanavond ook weer proberen.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.