Passie

Tekst van de lezing op 8 februari gegeven bij BNO Romeo Delta
Wat voor leven leid ik eigenlijk? Gisteren zat ik in mijn auto die op een lopende band door een wasstraat werd gesleept, het witte schuim vlokte als sneeuw tegen de ruiten en ik drukte m’n wimpers dicht tegen elkaar om te gaan fantaseren dat ik in Oostenrijk op wintersport was en dat ik dan onderuit zou gaan bij mijn eerste ski-les en de helling af zou rollen, zo recht in de armen van de koningin, op wie ik twintig, dertig postzegel-series geleden als klein jongetje nog wel eens verliefd ben geweest.
En toen ging de (mobiele) telefoon. Tring, weg droom. Want in het informatie-tijdperk is dromen louter voorbehouden aan hen die niet meedeinen op de golven van de digitale revolutie. Alle anderen die zo graag online, wired, connected of hoe het ook mag heten zijn, houden zich zo druk bezig met bijhouden van de trends en ontwikkelingen dat voor zoiets als dromen geen tijd meer is. Of misschien is het leven in het digitale tijdperk van zichzelf al dromen genoeg.
Aan de telefoon was Mieke, mijn agente, die al mijn afspraken bijhoudt en me er vooral op tijd aan herinnert wanneer ik wat moet doen. Zodat het niet meer voorkomt dat ik – terwijl ik rustig thuis zit te werken – in paniek gebeld wordt door iemand die schreeuwt ‘waar blijft u?’ en ik op de achtergrond een onrustige zaal hoor waar een paar honderd man zit te wachten op het zoveelste verhaal over hoe hun leven radicaal zal veranderen door de digitale revolutie. Oeps, sorry, ik was dat congres helemaal vergeten.
“Morgen moet je naar Romeo Delta”, zei ze. “Weet je het nog?” O ja, daar staat me iets van bij. En of ik mee wilde eten? Ik dacht er even over na maar voordat ik kon antwoorden viel de verbinding weg. Batterij op.
Vroeger zou je dan misschien nog naar een telefooncel gelopen zijn maar in het tijdperk van de permanente bereikbaarheid komt zoiets niet in je op. Een telefooncel is immers toch veel meer het symbool van onbereikbaarheid. Het is een soort hotel of jeugdherberg voor communicatie. Pas als je ver van huis bent, zo ver dat je eigenlijk niet meer weet waar je bent, dan pas wil je nog wel eens naar een telefooncel lopen.
Soms als ik over straat loop en andere gedachten probeer te verdringen probeer ik wel eens te bedenken hoe lang er nog telefooncellen zullen bestaan. Of ze niet net zo achterhaald zullen worden als de kastjes die vroeger her en der op speciale palen stonden waarmee je de politie kon bellen. Of zo zeldzaam als de reddingsboeien die je soms bij havens in zo’n glazen kast aan de muur ziet hangen. Terwijl je natuurlijk alleen maar in het water sodemietert op punten waar zo’n ding niet staat.
Maar goed, de batterij was op, het leven ging verder en er waren zoveel dingen die om aandacht vroegen, boodschappen op m’n antwoordapparaat, emails in de mailbox, opdringerige ICQ-berichtjes die over het scherm tetteren, vijf waardeloze speelfilms op de televisie die ik met mijn afstandbediening probeerde te combineren tot een enkel verhaal waar nog wat aan te beleven viel, dat ik het gesprek met Mieke helemaal vergat.
Tot vanmiddag vier uur, toen ik zwaar verdiept zat in een heel lang artikel over de Nieuwe Economie en wat daar allemaal niet aan deugt en er plots zo maar een andere gedachte door m’n hoofd flitste: waar gaat het vanavond eigenlijk over?
Ik pakte de telefoon, maar helaas: Mieke was niet thuis. Dus sprak ik haar antwoordapparaat in, legde het uit van de lege batterij en de andere dingen en vroeg haar me terug te bellen.
Gelukkig, zo herinnerde ik me, heeft BNO een website. Ik was daar wel eens beland toen ik op Internet verdwaalde. Daar is wellicht te vinden wat er vanavond van me verwacht word. Dus tik tik, klik, klik.
Zo gauw de pagina in beeld komt waarschuwt het lettertype me al dat we hier met een organisatie te maken hebben uit de vorige eeuw, wat zeg ik twee eeuwen terug. Geen pijltjes of pointers maar een stijlvol getekend handje met een vingertje geeft de verschillende onderdelen aan. Zo’n hand die uit een mouw steekt, een symbool dat je kent uit hele oude boeken of tijdschriften, uit de tijd dat contact nog via mensen verliep. De getekende hand was daarbij een soort nep-mens, een teken dat zegt, sorry er is even geen mens beschikbaar maar kijk deze hand doet net alsof dat niet zo is. Een hand waarbij je denkt aan een woord als ‘excuseer’. Mooi woord ook, excuseer. Je voelt de schaamte bijna door je lichaam snijden als je het uitspreekt, in tegenstelling tot bij het veel minder schuldgevoelige ‘sorry’ dat het plechtige woord inmiddels verdrongen heeft. Je zegt gemakkelijk ‘sorry, ik heb je auto in de prak gereden’ en het klinkt alsof je blij mag zijn dat ook je huis niet is afgebrand. Je kunt gewoon niet zeggen ‘excuseer, ik heb je auto in de prak gereden.’ Het woord zelf staat zoveel nonchalance niet toe.
Maar goed de website dus van de BNO. ‘Nu Nieuw!’ staat er met een uitroepteken en ik klik en zie dat gisteren de algemene voorwaarden zijn toegevoegd. En dat er een Rolodex is met namen en adressen. Een Rolodex, hoe nostalgisch. Andere mensen zouden dat misschien een database of adressenlijst noemen maar he, de BNO laat zien dat ze wel tegen een revolutie of vier bestand is en zich niet zo maar door wat nieuwlichterij de wet laat voorschrijven. Dus heeft de website een Rolodex, zo’n ding met kaartjes waarmee je kunt laten zien dat je best wel wat mensen kent in deze wereld. Jammer dat de link niet goed werkt maar hè kniesoor die daar op let. Zo’n echte Rolodex wil immers ook wel eens niet rond draaien. Nou dan.
Ik klik nog wat in het rond maar zie tot mijn angst dat nergens de inhoud van deze avond wordt vermeld. Lichte paniek begint zich meester van me te maken.
Romeo Delta. Die toevoeging… Romeo Delta. Misschien is dat wel een afsplitsing, een opstandige afdeling die zich los heeft gemaakt van de keurige handjes en Rolodex en nu in het wild een eigen leven leidt.
Dus start ik een zoekmachine en tik in BNO Romeo Delta. Ik word gevoerd naar een pagina bij MediaPort. Dat belooft weinig goeds. Vijf, misschien wel zes jaar geleden heb ik voor het Rotterdamse Filmfestival een ruwe schets gemaakt van een systeem dat het experimenteren met nieuwe media moest stimuleren. Vier, vijf veel te lange vergaderingen met teveel verkeerde mannen in verkeerde pakken bleek dat een van de mede-vergaderaars, een club die zich Spirit noemt maar vooral gekenmerkt wordt door gebrek daaraan, met het idee aan de haal ging en MediaPort uit de grond stampte, met zo’n haast dat voor het gemak de fundamenten vergeten werden. Als een krokus bloeide het systeem even toen het voor het eerst het licht zag maar al snel donderde het in elkaar. Mediaport. Wie wil daar nou onderdak vinden? BNO Romeo Delta? Het is alsof je een kantoor opent in de Millinxbuurt.
Maar goed klik dus, op naar de pagina bij Mediaport. En ik lees dat Andre Koch een lezing over Gispen gaat geven. Of heeft gegeven want de datum is 26 januari. In Nighttown. Meer staat er niet. Mijn god, ik moet toch geen lezing geven? En zo ja, waarover dan?
Nighttown. Wacht ook die hebben een eigen website. Tik tik, klik, klik. Er verschijnt een menu met de titel Agenda. Dat belooft wat, maar helaas, ook Nighttown blijkt in januari te zijn blijven steken. Een overzicht van februari is afwezig. Misschien heeft de millenniumbug dan toch nog verlaat toegeslagen. Of zou ik me vergissen? Dat ik zo snel leef dat ik per ongeluk een maand vooruit ben doorgeschoten en de rest van de wereld nog in januari verkeert. O nee, wacht het filmfestival is voorbij dus het moet toch echt februari zijn.
Het is inmiddels half vijf en ik begin me nu toch wel wat ongemakkelijk te voelen. Mieke heeft nog niet gebeld. Om half zeven moest ik Nighttown zijn. Maar wat staat me daar te wachten? Ik probeer de Cultuurzone, dat Rotterdamse digitale paradepaardje waar een agenda te vinden moet zijn. Misschien dat daar iets staat. Maar nee. Hoewel dat niets zegt want sinds ik eens voor de gesloten deur voor een theater heb gestaan om een evenement te bezoeken dat verkeerd in deze digitale agenda stond aangegeven, vertrouw ik die Cultuurzone niet zo.
Rare naam trouwens ook, Cultuurzone. Klinkt toch een beetje als ‘spergebied’. Pas op! Niet verder, daar begint de cultuurzone! O jee…
Het Rotterdams Dagblad dan. De uitgaansagenda. Tik tik, klik klik. En verdomd, daar staat het onder overige: “Een informele avond met sprekers over hun passie.” Niet veel maar het is in ieder geval wat. Hoewel? Sprekers? Betekent dat dat ik een verhaal moet gaan houden? Over passie?
Door m’n hoofd flitst het beeld van een slecht vormgegeven ansichtkaart die ik vandaag nog door m’n vingers liet glijden. Zo’n kaart die je gratis kunt meenemen uit een rekje in de kroeg. Nederlands als ik ben steek ik altijd een heel stapeltje in m’n zak zodat ik thuis een doos vol heb met kaarten die ongeschikt zijn voor elke gelegenheid.
Maar omdat ik snel even iets aan iemand moest sturen, bladerde ik vanmiddag toevallig toch snel door de stapel van die bewaarde wegwerpdingen en zag ‘m toen: Een witte kaart waarop de rode letters Passie langzaam veranderden in Passé. Leuk bedacht maar aan wie moet je nu zoiets sturen? Ik bedoel het is toch een mededeling van een aard die je nu juist niet meer wil meedelen aan degene die je het zou moeten sturen. Het is zoiets als een briefje sturen met de mededeling: Ik denk nooit meer aan je!
Maar goed passie dus….. Denk denk.
Plots ging me een licht op. Misschien hebben die mensen van Romeo Delta wel een e-mail gestuurd om te vragen of ik wilde komen. Klik, klik, in de mailbox en ja hoor, raak… daar stond het. “We willen 4 à 6 mensen kort het woord geven tijdens de avond om te vertellen over hun bevlieging en daarmee samenhangende plannen voor het jaar 2000. We willen graag dat jij op deze avond ook 10 à 15 minuten het woord neemt. We denken aan een gesproken column, er is overigens een beamer dus je kunt je verhaal ondersteunen met computerbeelden.”
Het was nu vijf uur. Mieke belt. Ja, ik weet het al. Tot vanavond misschien. Dag.
Mijn bevlieging en daarmee samenhangende plannen voor het jaar 2000. Plannen? Welke plannen? Heb ik wel plannen? Vroeger, toen ik pas begon als free-lancer en bang was de weg kwijt te raken, stelde ik mezelf ieder half jaar een doel. De komende zes maanden wil ik voor een landelijke krant gaan werken, nam ik mezelf dan voor. Of ik wil m’n inkomen gaan verdubbelen. Dat soort dingen. En hoewel die werkwijze me enorm goed heeft geholpen heb ik hem de afgelopen jaren verwaarloosd.
Misschien is een half jaar wel gewoon te lang in het digitale tijdperk. Had niet pas een Amerikaanse rechter geconstateerd dat Internet-tijd veel sneller gaat dan gewone tijd in een geschil over het concurrentie-beding. Een werkgever wilde op basis van een contractvoorwaarde een voormalig werknemer ervan weerhouden bij een concurrent in dienst te treden. In zijn contract stond immers een periode van twaalf maanden dat hij niet voor concurrenten mocht werken. Een jaar is in het Internet-tijdperk veel te lang oordeelde de rechter. Al was dat natuurlijk wel Amerika, want in Nederland betekent Internet-tijd in de meeste gevallen vorige maand zo leerde ik tijdens mijn speurtocht vanmiddag.
Passie? Wat een woord. Het leek me net zo oud als ‘excuseer’. Ik dacht aan voorbije passie. Aan de dagen en nachten die ik achtereen doorbracht in bed met een nieuw verworven vriendinnetje, aan nachtelijke strandwandelingen, aan m’n voorliefde voor insecten die er voor zorgde dat ik liggend in het gras een ieder kon verbazen met verhalen over voorbij kruipende snuitkevers, wantsen, bruine wegmieren en spuugbeestjes. Ik ken ze niet meer. Ik kan tegenwoordig net als ieder ander alleen maar gras zien als ik er tussen lig.
Passies en plannen. Mijn god. In dit era van de snelheid, waar alles draait om het besparen van tijd, is er geen tijd meer voor de tijd zelf. En zonder tijd kunnen er ook geen plannen zijn, laat staan dat er iets als passie kan vonken. Misschien dat ik me daar het komende jaar maar eens mee bezig ga houden. Bedankt voor de tip.
Francisco van Jole
Rotterdam, 8 februari 2000.