De wereld verbeteren is nog niet zo makkelijk
De ochtend was nog maar net begonnen. Althans voor de mensen. De vogels zongen en de zon lag onder de wolkendekens te rollebollen. Zo’n moment op de dag dat je in de stad nog flarden van stiltes kunt horen.
Ik vertrok van huis, lopend naar het Centraal Station van Rotterdam, een wandeling van een half uur. Een bewuste keuze omdat de dag verder weinig mogelijkheid tot beweging beloofde. In Hilversum moest ik uren gaan luisteren naar een Kamerdebat om daar vervolgens commentaar op te geven, daarna naar de redactie en vervolgens door naar Franse les. Half acht in de ochtend weg, tien uur in de avond weer thuis. Zo’n dag.
Bij het verlaten van de wijk, zag ik een auto te hard aan komen rijden door de straat waar maar 30 kilometer gereden mag worden. Hij reed minstens 50. Een straat met een school, een plein, met een veldje waar honden loslopen, een speelterrein, met uitritten en waar aan alle kanten auto’s geparkeerd staan. Een onoverzichtelijke straat kortom. Mijn bedaarde gemoed vulde zich binnen een milliseconde met ergernis.
Ik moest oversteken en twijfelde even of ik gewoon door zou lopen zodat hij bovenop zijn rem moest gaan staan. Ik naderde de stoeprand met stevige pas. Als ik doorstapte moest hij remmen. Dit is immers een straat waar voetgangers voorrang hebben. Of moest ík nu stoppen omdat híj́ zich niet aan de regels hield? Mijn correctiedrang en rechtvaardigheidsgevoel, die in mijn innerlijk goede buren zijn, drongen aan op doorlopen. Niet eens helemaal. Gewoon een stap te ver doen en eventueel terugspringen. Dat zou hem leren. Maar dat zou ook gemakkelijk verkeerd kunnen aflopen en daar had ik nu geen tijd voor.
Serieus, dat dacht ik allemaal in deze flits die misschien nog geen twee seconden duurde. Ik sta er vaak van te kijken hoe snel je hersenen afwegingen maken. Als je het denkproces na wilt vertellen heb je er een veelvoud aan tijd voor nodig. Zelfs als je er in gedachten op terugblikt kost het meer tijd. Wat me op het idee brengt dat onze hersenen veel sneller leven dan wijzelf. Dat we door fysieke beperkingen dat nooit bij kunnen houden. Leven is niets anders dan achter je gedachten aanrennen. Althans mijn leven. Maar laat me niet afdwalen.
De auto naderde. Ik stopte maar wel op het laatste moment. Net voordat hij de beslissing moest nemen om een noodstop te maken. Een stil protest. Een jonge kerel zat achter het stuur met zijn armen strak voor zich uit gespannen, alsof hij deelnam aan de 24 uurs van Le Mans. Een grijs getailleerd overhemd. Iemand die op kantoor werkt. Dit was zijn moment van de dag, buiten de kantoorstoel. Misschien had hij haast, misschien was hij in gedachten nog aan het gamen, lekker scheuren. We keken elkaar aan. Een fractie van een seconde. Te kort om te zien of hij me als een bedreiging of obstakel zag. Ik keek de auto na terwijl ik overstak en wierp een laatste protestblik toe, voor als hij in zijn achteruitkijkspiegel keek. Ik koester graag illusies.
Tegelijkertijd was ik me er natuurlijk van bewust dat hij me misschien niet eens echt opmerkte. Automobilisten hebben geen contact met hun omgeving. Ze horen niets en kijken alleen recht voor zich uit. De machine isoleert hen van de rest van de wereld. Daarom hebben ze daar ook geen aandacht voor. Een auto maakt herrie voor wie er niet in zit, stinkt zonder dat de bestuurder het ruikt en is bedreigend. Auto’s zijn als gevaarlijke honden, meestal doen ze niks maar je moet er altijd voor oppassen. Als automobilisten zich zouden realiseren hoeveel overlast ze veroorzaken voor anderen zouden ze zich schamen.
De auto scheurde verder. Door de woonwijk, een gegeven dat waarschijnlijk niet eens echt doordrong tot de man achter het stuur. Er konden kinderen, honden, katten oversteken. Hij zou nooit op tijd stilstaan. Hij denkt dat het nooit zal gebeuren. Het lot gunt hem die illusie, maar niet altijd.
Ik liep verder naar het station en bedacht me hoe mijn leven veranderd is. Tot een paar jaar geleden was ik een fervent autorijder. Totdat ik er plots min of meer genoeg van kreeg. Misschien kwam het door corona. Door de lockdowns ben ik me bewuster geworden van de stilte en het gebrek er aan. Stilte is denk ik net zo noodzakelijk als de rest van de natuur. Je hebt er contact mee nodig om gezond te kunnen leven. Laatst vertelde een goed ingevoerde kennis me dat patiënten die in de natuur verblijven sneller herstellen dan zij die daarvan verstoken zijn. Proefnemingen hadden dat onomstotelijk bewezen. Zoals wonen in een straat zonder auto’s ook aanzienlijk prettiger is.
Maar op de een of andere manier is het enorm lastig mensen daarvan te overtuigen. Ik dacht aan de autoloze zondagen die in sommige steden gehouden worden om het geluk van autoloze straten te kunnen proeven. Maar zelfs de lockdowns hebben geen verandering gebracht. Net zoals ook de lucht weer vol met witte strepen zit.
Ik wandelde en wandelde. Hoe was ik zelf zo veranderd? Ik zou kunnen zeggen dat ik de auto laat staan uit morele overwegingen maar dan houd ik mezelf waarschijnlijk voor de gek. Wat bijvoorbeeld zeker net zo bijdraagt zijn de gestegen parkeerkosten. Als je na bioscoopbezoek meer kwijt bent aan parkeren dan aan de film, word je toch aan het denken gezet. Dat de prijzen zo gestegen zijn heeft me uiteindelijk trouwens veel geld bespaard. Vroeger was ik iedere maand rond de 150 euro kwijt aan parkeerkosten, nu een tientje. Dat soort ervaringen hoor je nooit terug in het publieke debat.
Files zijn een andere reden. Een rit naar Hilversum duurt buiten de spits een uur maar daarbinnen het dubbele. Het is verloren tijd want je kunt niks anders doen. Vroeger belde ik dan met mensen maar telefoneren is iets uit de vorige eeuw. Voor luisterboeken en podcasts ontbeer ik het concentratievermogen. Filerijden is ook nog eens heel vermoeiend. Ik heb er gewoon geen zin meer in.
Wat me ook geholpen heeft zijn de deelscooters die ineens op kwamen. Daar maakte ik tijdens de pandemie een tijd lang gretig gebruik van en dat veranderde mijn gewoontes van verplaatsen. Ik ging anders over de stad denken.
Ik dacht na over hoe een verandering van perspectief de wereld verandert. Ik redeneer niet meer als automobilist maar als wandelaar. Dat voelt vele malen beter maar dat komt ook door mijn eigen ontwikkeling. Ik ben niet meer verslaafd aan snelheid en heb niet langer zo de behoefte om indruk te maken op anderen, de twee factoren die de autoverslaving voeden. Dat is misschien ook een kwestie van leeftijd, realiseerde ik me met enige schrik, Als dat zo is dan is verandering van de samenleving onbegonnen werk want dan moet je bij iedere generatie opnieuw beginnen. Zoals je nu plots allemaal jonge mannen ziet met opvattingen uit de 19e eeuw. En de feministen weer de straat op moeten. De geschiedenis is een processie van Etternach.
Bij het station aangekomen was ik inmiddels een half uur verder met denken en nog was ik er niet uit het autoprobleem op te lossen. Ik kon natuurlijk ook gewoon redeneren dat het niet meer mijn probleem was. Waarom zou ik me verantwoordelijk moeten voelen voor anderen? Ik ging nu lekker met de trein, deed niet meer mee met het circus.
In de stiltecoupé haalde ik mijn Franse lesboeken tevoorschijn. Kon ik toch maar mooi net op tijd mijn huiswerk maken. Nog zoiets dat een automobilist niet kan. De dag was lang maar tevreden.
Toen stopte de trein plots. “Beste reizigers”, klonk het uit de luidsprekers. “Er is op ons spoor een aanrijding. Deze trein gaat niet verder en keert terug naar Rotterdam.”
Drie kwartier later zat ik in de auto op weg naar Hilversum. Gelukkig waren de meeste files al opgelost.
PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.
Hahahaha, geweldig! Ik word altijd vrolijk en moet vaak hard lachennim jouw malle maar zo herkenbare denkwijze – dat moet haast wel de Rotterdamse lucht zijn daaro die we jaar in jaar uit inademen! Nou ja, ik niet meer zo veel als jij, zeg maar, maar toch!