Doe je camera weg, zei ze

“Ik heb een wandeling uitgezocht van 15 kilometer. Over de Utrechtse Heuvelrug,” zei ze. “Maar er is één ding…” Er viel een stilte die ik niet opvulde en zich tergend langzaam uitrekte. “Ik hoop dat je niet boos wordt.” Nu wist ik helemaal niet hoe ik moest reageren. Ik kon wel ‘natuurlijk niet’ zeggen maar wat als er dan iets volgde dat me toch woedend zou maken? Ook al kon ik niks bedenken. De stilte rekte zich nog wat verder uit, je kon hem bijna horen kraken. “Ik wil dat je geen foto’s maakt tijdens de wandeling.” Was dat het? Ik dacht even na. Daar kon ik wel mee leven, al fotografeer ik graag. Ik zweeg nog steeds. “Het leidt af en ik heb gehoord dat wie foto’s maakt minder in zich opneemt.”
Dit kon interessant worden. Op zich vind ik het altijd fascinerend om iets dat ik heel leuk vind juist niet te doen. Om te zien wat voor effect het op me heeft en omdat ik geloof in de heilzaamheid van jezelf dingen ontzeggen. Het maakt dat je bewuster gaat leven. Iedere moslim die aan de ramadan doet bijvoorbeeld kan je dat vertellen.
“Ok, dat wil ik wel doen. Maar dan wil ik ook dat we niet praten tijdens het wandelen.”
Ik kon de slik horen. “Helemaal niet?”
“Alleen als we pauzeren.”
Niet fotograferen. Dat was wel een uitdaging. Ik maak vaak foto’s. 207.811 onderdelen telt mijn fotobibliotheek. Het is mijn geheugen en dagboek. Pic or it didn’t happen geldt bij mij echt. Als ik er geen foto van heb, kan ik het me niet herinneren. Tegelijkertijd verdwijnen ervaringen uit mijn geheugen omdat ik ze fotografeer, dan hoef ik ze immers niet te onthouden. Dat gaat automatisch, mijn hersenen zijn zo ingesteld. Je snapt waar dit heen gaat: 207.811 foto’s en video’s maar geen actieve herinneringen. Als ik foto’s terugkijk, komen er natuurlijk wel herinneringen naar boven maar die zijn als knipsels en gaan alleen over het moment dat ik de foto maakte, niet om alles wat er die dag gebeurde bijvoorbeeld. Momentopnamen, dat zijn de foto’s letterlijk.
Ze had de routebeschrijving op papier uitgeprint. Zo hoefden de telefoons helemaal niet tevoorschijn te worden gehaald. Kort na het verlaten van het treinstation Driebergen-Zeist was er al de eerste worsteling. Het begin van de wandeling voert langs een park met op een heuveltje een temple de l’amour, die is geïnspireerd op een soortgelijk gebouw in de paleistuinen van Versailles. In de tempel stond een groot donkerrood hart opgesteld. Een vrouw was rode rozen aan het schikken die in vazen een kring vormden, een rode loper lag over de trappen van de tempel. In mijn broekzak brandde mijn iPhone. Hoezo zou ik hier geen foto van maken? Dat zou een hit kunnen zijn, ook al is het dan een dag na Valentijnsdag. De afterparty.
Het leek een opstelling voor huwelijksfoto’s, een fotodecor waar straks uitgekiende plaatjes zouden worden geschoten. Van die foto’s die een leven lang meegaan, als het huwelijk standhoudt. Het voelde plots suf om me daar als buitenstaander aan te vergrijpen. Intrusief zelfs. Alsof je als ongenode gast een vinger in de onaangebroken bruidstaart steekt om ff te proeven. Ik heb die weerzin wel vaker, moet ik dit wel fotograferen, maar dan wint de publicatiedwang altijd. Kijk, wat ik kan laten zien. Fotograferen verandert mijn gedrag meer dan ik wil toegeven.
We liepen door. Even later was het alweer raak en moest ik de neiging onderdrukken om automatisch mijn iPhone tevoorschijn te halen, zoals een Western-held naar zijn revolver grijpt. Misschien ben ik wel verslaafd aan dat gebaar en is de iPhone een wapen om onbekende situaties te bezweren. Wie fotografeert hoeft niet na te denken over wat er te zien is, alleen over hoe het er uit ziet. Zoals we zoveel gedrag hebben om gevoelens te verdringen. Er schijnt zoiets te bestaan als fotografeerverslaving, een aandoening die lijkt op koopverslaving.
Op een heuvel stond een theehuis. Ernaast verdween in de zandberg een tunnel, in een halve bocht zodat je niet kon zien hoe lang die was of waar die heenvoerde. En toen merkte ik het. Tunnels zijn volstrekt oninteressant om te fotograferen, vanwege het grote verschil tussen licht en donker maar ook omdat altijd het gevoel ontbreekt. Een tunnel verandert je omgeving, je bent je uitzicht kwijt, het geluid verandert, je levert jezelf als het ware over. Het is een ervaring en foto’s zijn meer de schaduwen van ervaringen. Nog voordat ik me kon afvragen of die redenering wel klopt, zag ik dat de tunnel hooguit een meter of tien lang was. Als ik de primaire reactie had kunnen vastleggen, was het eigenlijk bedrog geweest.
Aan de andere zijde lag een vijver waarover zich een dun laagje ijs uitstrekte, niet glad maar in wilde geometrische patronen, als een gekreukt laken op een bed. Het waren wel steeds dezelfde vormen, alsof een tekenaar op een groot vel papier had geoefend een logo onder controle te krijgen.
Nu merkte ik een andere functie van de fotografie. Het zou niet alleen een mooi beeld opleveren, maar ook meteen duidelijk maken dat we door de vrieskou liepen, al was het net boven het nulpunt. Het kon de suggestie van ontbering wekken. Dat doet het altijd goed, dacht ik. En zo betrapte ik mezelf er op dat als ik foto’s maak, ik ook alvast kijk met de ogen van anderen. Met die van het publiek. Alsof er een hele groep achter me aan loopt door het bos en ik de rondleider ben. Het stille bos werd ineens rumoer. Toen wist ik, ik ga mijn telefoon niet meer tevoorschijn halen.
De route voerde langs een beekachtig kanaal met het helderste water dat ik in tijden heb gezien. Op de bodem groeiden een soort mossen, al weet ik niet of er onderwatermossen bestaan. Ik zou dat eens op moeten zoeken. Het mooie aan het beeld was ook dat alles stilstond, niets bewoog. Het was zogezegd een foto maar dan een die niet te fotograferen is, alleen al omdat het gevoel van diepte niet over te brengen is in 2D. Weer die platgeslagen werkelijkheid.
Gedurende de wandeling, die volgens de beschrijving voert door “een afwisselend landschap van naaldbossen, loofbossen, heidevelden, weilanden” wat ik zelf niet beter zou kunnen definiëren, viel me nog iets anders op: de kleur groen. Zelfs in februari, terwijl de lente nog moet exploderen. Ik heb nog nooit zoveel verschillende kleuren groen gezien. Althans niet bewust. Ik dacht aan het gezegde dat Inuït driehonderd verschillende woorden voor sneeuw hebben, van natte sneeuw tot stuifsneeuw. Hoeveel woorden zouden wij hebben voor groen? Vijftig tinten groen, schoot onmiddellijk in mijn gedachten. Ik heb het boek nooit gelezen en de film niet gezien maar de titel keert vaak terug. Tegen mijn zin want ik had helemaal geen zin deze gewaarwording in marketingtermen te laten verpakken. Ik nam me voor later in de Van Dale op te zoeken hoeveel verschillende soorten groen er zijn.
Het blijken er iets van 111, als ik goed geteld heb, van acaciagroen tot zwartgroen.
Ik had het gevoel dat ik ze die middag allemaal zag en de neiging was er om ze allemaal te willen benoemen. Als ik het maar zou weten. Dat donkere mos, hoe heette dat groen, en dat van die lichte sprietjes, dat pasgeboren groen? Zou ik het anders bekijken als ik iedere tint herkende en er de naam van wist? Zou ik het beeld dan beter vast kunnen houden of juist niet? Veranderde ik het bos, met zijn krakende stilte dan in een kleurenstaal van de Histor? Zijn indrukken en herinneringen eigenlijk als dromen, die verpulveren zo gauw ze in contact komen met woorden?
Ik had een opschrijfboekje meegenomen voor het noteren van ingevingen maar ik besloot het net als mijn telefoon niet meer tevoorschijn te halen.
We liepen verder. Midden op een heideveld stond een vrouw met een routepapier in haar handen. Ze keek vertwijfeld om zich heen. “Loopt u ook de NS wandeling? Ik heb het idee dat ik daarheen moet maar ik weet het niet zeker.” Ik wees naar een paaltje verderop met het roodwitte teken. De tocht door de wildernis heeft hier zo zijn eigen gezekerde lijn. Je kunt wel zoeken maar nauwelijks verdwalen.
In een donker gedeelte van het bos waren midden op pad twee mannen in gesprek terwijl ze naar de grond tuurden. Iets of iemand had daar woest een gat gegraven. “Ja, dat moet een wolf geweest zijn,” zei een van de mannen toen we passeerden. Deze bossen zijn het leefterrein van een of meer wolven. Wat als we er een zouden zien? Zou ik dan toch mijn camera grijpen of me beperken tot het ondergaan van de ervaring? Nu wist ik het. De keren dat ik een vos zag, voor mij een bijzondere ervaring, kan ik me beter herinneren zonder er een foto van gemaakt te hebben. De camera verdringt de verwondering.
Door niet te praten, sleepten we onze sores ook niet mee. Geen gesprekken over plannen, ervaringen, problemen. Na een uur wandelen nam de stilte mijn hersenen over. Gedachten schoten niet meer alle kanten uit.
Ik raakte me er bewust van dat ik door een leefgebied liep waar tal van wezens wonen, van wolven tot de kleinste insecten. Waar planten, struiken en bomen groeien. Het bos is de verzamelnaam voor alles wat daar leeft. Maakte ik daar dan nu ook deel van uit of bleef ik toch de indringer, zoals een camera zelf nooit onderdeel is van het tafereel? Als ik hier dood zou neervallen en niemand me zou vinden dan zou ik vergaan en zeker deel van het bos worden. Dan wel in ieder geval.
Het voelde alsof ik op de drempel stond van de natuur.
PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.
Prachtig hoe je de wandeling beschrijft. Zou hem zo willen wandelen, en daar doodgaan met al die dieren en natuur om je heen, niks mis mee.
Is iets beschrijven niet in zekere zin er een foto van maken in woorden?
Als je de neiging hebt met al je indrukken iets te doén, vind je altijd wel een weg.
Wij zijn als journalisten, vrees ik, ook verslaggevers van ons eigen leven.
Dat eskimo’s zoveel woorden hebben om sneeuw te beschrijven is trouwens een fabeltje.
Zie hier:
https://www.quest.nl/maatschappij/cultuur/a25600932/eskimos-woorden-sneeuw-fabeltjeskrant/
Verder: mooie observaties.
Dat van de vele begrippen voor sneeuw is niet helemaal een fabeltje, het wordt wel vaak gebruikt ter ondersteuning van een theorie die niet klopt. Met andere woorden: it’s complicated.
Dat van dat beschrijven klopt wel, in de zin dat mijn ervaring is dat je herinneringen kwijtraakt door ze op te schrijven. Het zogeheten ‘van je af schrijven’ werkt echt zo.
Heel mooi beschreven. Hoe fotograferen iets raars doet met je geheugen. Ik heb daar soms echt last van, dan denk ik terug aan een gebeurtenis of aan iemand, en dan springt het beeld van een foto die ik ervan heb gemaakt er direct voor.
Merci. Ja, de foto wordt de herinnering
Grappig, ik heb dat helemaal niet, dat mijn herinneringen worden beïnvloed door al dan niet gemaakte foto’s. Maar ik fotografeer dan ook (te?) weinig.