Verslagen door mezelf

De start van de 15 km lange Bruggenloop was bij het Feyenoord stadion waar 15.000 lopers zich verzamelden. Het voelt kouder dan het is, waarschuwde het weerbericht. Dat was zeker zo, nog eens versterkt door de omgeving. Als je bij De Kuip staat heb je het idee dat je op een guur haventerrein bent beland. Overal hekken, beton en asfalt met wat gebouwen die er uitzien als containers. Toch een verschil met de Arena in Amsterdam waar je middenin een winkelcentrum staat. Doe mij maar Rotterdam. Brutal. 

Ik stond in de laatste wave, de groep langzaamste lopers, kreeg een groenwitte led-armband om en stelde mijn sporthorloge in. Dit was het dan. 15 km, een afstand die ik voor het laatst vijf jaar geleden gelopen heb. Nee, gestrompeld. Het was toen zo heet dat de ambulances af en aan reden.

Nu stond ik te bibberen. Ik liep over de startstreep en begon te rennen. Mee met de massa. Meteen was er al een stijging, we moesten een viaduct over. Ik haat stijgingen, zelfs van vals plat. Het voelt alsof ik tegen de verkeerde richting in een roltap moet beklimmen.

Maar dit was de Bruggenloop. Verderop was de Erasmusbrug, 800 meter lang, 23 meter hoog met een helling van 3 procent. Dat was nog te doen maar na 10 km moet de Van Brienenoordbrug genomen worden. 22 meter, 4 procent stijging over meer dan 1000 meter. Daar hikte ik tegenaan.

Maar vooralsnog ging het goed. Tempo 6:37 per km, niet slecht. En het voelde alsof ik dit wel een tijd lang kon volhouden. Ik werd natuurlijk aan alle kanten ingehaald, door types waarvan ik vermoedde dat het als mensen vermomde gazelles waren. Ik besloot me er niet door te laten ontmoedigen. ‘s Ochtends had ik van een vriendin die ook hardloopt een lange, bemoedigende app gekregen.

“Rennen is een heerlijk gevecht met je zelf en je frustraties en toch blijft het maar lonken. Belachelijke verslaving. (…) Dat gevoel dat meerdere keren tijdens je race naar boven komt dat je niet meer kunt, dat je het niet haalt en dat je van jezelf niet mag vertragen of zelfs gewoon even wandelen en de momenten dat je voelt dat die endorfine zijn werk doet en je geniet van de skyline de vibe… Dat afzien is eigenlijk gewoon heerlijk en wat mij altijd weer verleid.” 

Ze had gelijk. Ik moest ervan genieten, van de lijdensweg. Ik ben katholiek opgevoed dus dat kan ik wel. Hoe meer ellende, hoe zaliger.

Om me heen hoorde ik ondertussen flarden van gesprekken. Terwijl ik me nog nerveus liep af te vragen of ik de finish wel zou halen, keuvelden anderen er lustig op los alsof ze op een theekransje zaten. Bijvoorbeeld over hun dating-ervaringen.

“Ja, ik ga dat echt niet uit mezelf vertellen. Daar moet hij naar vragen. Maar dat deed hij dus niet. Dus ja.”

Wat er verteld moest worden zou ik natuurlijk nooit te weten komen. Zoals ik nooit zou weten wie al die anderen zijn. Met z’n 15.000 liepen we hier, in grote verbondenheid over ons gezamenlijk doel maar zonder een idee wie we waren.

Langs de kant stond het altijd trouwe Rotterdamse publiek. Dat ziet er op Zuid anders uit dan in Kralingen maar de ‘hup!-hup!’ factor is hetzelfde. Dat is Rotterdam. Ze dragen je hand in hand over de finish.

We liepen langs de Nieuwe Maas, zoals de Rijn in Rotterdam heet. Onder de Willemsbrug door.  Op de Maasboulevard toeterden auto’s naar ons alsof Turkije kampioen was geworden. Richting de Van Brienenoordbrug, het 10 kilometer punt. Ik keek op mijn horloge en zag dat ik snelheid begon te verliezen. Ik naderde mijn reguliere maximale afstand die ik elk jaar loop bij de kwart marathon. Wat zou mijn lijf doen als mijn hersens zeiden dat het verder moest ploeteren? Ik kon nu niet opgeven. Ik moest die brug over. Maar hoe?

Een vrouw met een huppelende blonde paardenstaart passeerde me, ze liep solo en droeg een speciaal runnersvest. Die weet waar ze mee bezig is, dacht ik. Die houdt hetzelfde tempo vast. Ik ging in haar slipstream lopen. Zij moest me over de brug halen.

Het sleeptouweffect werkte goed. Ik bleef op dezelfde afstand achter haar lopen. Sneller dan voordien. Ik stelde me voor dat ik zo de finish zou halen. Moest ik haar dan bedanken of was dat awkward? Dat laatste. Ik dacht even over het altijd sluimerende conflict tussen intentie en effect. Maar dat was me te ingewikkeld. 

De brug was steil. Het verkeer raasde luid voorbij. De duisternis was gevallen. Achter me klonk een fietsbel, indringend. Hou op dacht ik, dit fietspad is afgesloten. Je kunt er niet langs. Toen passeerden er twee Rode Kruis-hulpverleners op de fiets. Aha. Even verderop ging een van de twee fietsers plots keihard onderuit. De man buitelde over straat maar krabbelde meteen weer overeind. “Niks aan de hand! Niks aan de hand!” riep hij. “Bel het Rode Kruis!” riep ik terug om met een grapje de schrik te bezweren. Ik had er meteen spijt van. Wat een eikel ben ik toch.

Een verontrustend dilemma maakte zich van me meester. Wat nou als hij wel fors gewond was geraakt? Had ik mijn race dan opgegeven om te helpen? Hij was met een collega en hulp zou in no time ter plaatse zijn. Ik twijfelde maar wist uit ervaring ook dat mijn geweten me nog jaren zou achtervolgen. Ik schudde de gedachte af.

Toen merkte ik dat ik mijn haas kwijt was. De afdaling was ingezet en ze had tempo gemaakt terwijl ik in worstelende gedachten verzonken was. Ik zocht haar in de rennende menigte maar er bleken ineens wel erg veel blonde paardenstaarten mee te lopen. Allemaal huppelend als veulens in een lentewei.

12 kilometer. In een met regenbooglichten versierde fietserstunnel speelde een band. Een van de vele langs het parcours. Ik stak mijn duim op om ze te bedanken en even later gebeurde het. Ik ging wandelen. Of liever gezegd mijn lichaam ging wandelen. Ik had er niets over te zeggen. Ik wilde doorgaan. Nog drie kilometer te gaan. Ik kon nog binnen 1 uur en 45 minuten finishen. Dat is geen tijd om me voor te schamen. Maar het ging niet. Even.

Na een meter of twintig maakte ik weer tempo maar ik wist wat er nu ging gebeuren. Als ik eenmaal ben gaan wandelen is de betovering van het doorzetten verbroken, dan verdwijnt de magie waar de vriendin me over appte. Ik rende verder maar ik wist dat ik even verderop weer zou gaan wandelen. En dan weer. En dan weer. Dat gebeurde ook.

Een ambulance passeerde met zwaailichten en sirenes. O nee. Hardlopen is een gevaarlijke sport. Ik keek op mijn horloge. Hartslag 160. Dat is boven het maximum. Ik ging weer even rustig lopen. Binnen 30 seconden was het gezakt naar 125. Ik rende weer verder.

13 kilometer. Ik moest nu blijven rennen, niet opgeven. Maar ik voelde dat mijn voeten opzwollen in mijn schoenen. Lopen werd pijnlijk. Even wandelen en dan weer verder. Er wandelden steeds meer deelnemers. Ik was niet de enige. Dat bood geen troost want in mijn gemoed bonkte het ‘ik wil niet zo zijn’ verwijt.

De laatste kilometer mocht ik niet stoppen van mezelf. Ik strompelde rennend, ik viel bijna voorover. Het publiek moedigde aan. Hou vol! Ik ging door. Vlak voor de finish stond een kerstman in vol ornaat. We highfiveden. “De laatste meters Francisco. Kijk ‘m gaan!” riep de speaker. Als er maar geen camera’s zijn, wenste ik tegen beter weten in.

De finish. Ik drukte mijn horloge op stop. 1:52, daar moest ik nog een halve minuut vanaf halen want ik had te vroeg op start gedrukt. Het zat er op. Dat was het enige dat ik dacht.

Ik kreeg een medaille en liep naar de trein. “Daar komen de laatste lopers” hoorde ik de speaker zeggen. Ik zag de zwaailichten van de bezemwagens. You’ll never walk alone van Lee Towers klonk uit de luidsprekers.

De trein reed net voor mijn neus weg. Een half uur wachten op een guur perron met geen enkele zitgelegenheid. Mijn vingers begonnen te tintelen. Mensen deden stretch oefeningen. Ik voelde mijn lichaam verstijven. Met wat pech kon ik morgen amper lopen. Ik merkte dat ik te weinig katholiek ben om er van te genieten.

Het zat er op, 15 km. Ik had het gehaald maar een gevoel van voldoening bleef uit. 7:23 per km, dat was 5 seconden langzamer dan in april bij de kwart marathon. Ik had niet moeten gaan wandelen, ik had door moeten rennen, verweet ik mezelf. Ik had meer moeten trainen. Ik had… dat zijn de woorden die me zo vaak achtervolgen. Toch eens zien of ik ze er ooit nog uit kan rennen.

In april de kwart marathon. Lekker.

https://www.instagram.com/p/DDVX-p_IDiP/?igsh=MXc3NjJweXVrNjZrYg==

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.

6 Comments

  • Respect, je hebt het uitgelopen!

  • Hardlopen doe je vooral met jezelf, tegen jezelf. Soms win je, soms verlies je. Daar kom je achteraf pas achter, maar daar moet je dan wel aan begonnen zijn. Volgende keer beter?

  • Zal ik eens mansplaining? Zonder de blonde was je niet gaan wandelen. Zonder haas de brug op, had je jezelf niet in het rood gelopen. Maar zonder angst voor de klim was het ook niet zo’n mooi verhaal geworden.

  • Excuus voor de schrijffouten. Te snel verstuurd.

  • Mooi verslag, alleen het motiveert mij niet om ook te gaan hardlopen

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Francisco
  • Francisco
  • Journalist