Meten is weten

Je moet gaan zwemmen, zei iemand in een reactie op een posting waarin ik vertelde over mijn pogingen een sportman te worden, die zoals gebruikelijk mislukten. Dat doen ze al mijn hele leven. Ik ben heel goed in mislukken.
Ik had een schoolmeester die er genoegen in schiep me dat in te wrijven. Hij sloeg ook graag met een lineaal. Dan moest je je handen vooruit steken, palmen naar boven en dan mepte hij er op met de houten meetlat. Het is een uitgekiende techniek. Pijnlijk maar zonder sporen achter te laten.
Het was geen slechte man, denk ik. Hij wist niet beter. Hij geloofde in streng zijn. Kinderen slaan is niet meer populair maar streng zijn nog wel. Hele volksstammen zweren bij strengheid, voor anderen meestal. Mijn vader leerde me dat je alleen maar streng mag zijn voor anderen als je dat ook voor jezelf bent. Je begrijpt, ik heb niets met strengheid.
Op een dag nam ik een kleine zilveren beker mee naar school die ik de dag ervoor had gewonnen met wielrennen. Kijk meester, derde prijs, zei ik vol trots. Hij reageerde korzelig. De volgende dag kwam hij er op terug. “Zeg, hoeveel deelnemers waren er eigenlijk bij die wedstrijd?” Vier, antwoordde ik. “Ha,” klonk het triomfantelijk, ”ik wist wel dat er iets niet klopte.”
Alsof ik er iets aan kon doen dat het er geen 25 waren. Toen wist ik, ik zal nooit iets winnen. En als ik win, dan doet het er niet toe. Dus doe ik nooit mee aan wedstrijden. Ik sport alleen maar tegen mezelf. En nog verlies ik.
Zwemmen dus, dat had iemand die ik verder niet ken gesuggereerd. Ik neem feedback serieus, zelfs op vakantie in Zuid-Europa. Het zwembadwater was niet zo koud als ik vreesde. Ik stelde mijn sporthorloge in, want al hou ik niet van competitie, ik ben dol op registreren. Als ik iets niet registreer heb ik het gevoel dat ik het niet gedaan heb.
Ik begon baantjes te trekken. Het was lang geleden dat ik echt gezwommen had, realiseerde ik me, op een paar snelle onderdompelingen in zee na. Dat mocht je geen zwemmen noemen.
Ik gleed door het water, probeerde mijn benen en armen in harmonie te bewegen. Dat lukte aanvankelijk amper maar ging steeds beter. 300 meter al, lekker. Maar was het ook snel? Was ik niet als een slak die denkt dat hij aan het sprinten is? Ik duwde de gedachte van me af. Er was niemand anders in het zwembad. Geen toeschouwers langs de kant.
Ineens moest ik weer denken aan The Swimmer van John Cheever, een legendarisch verhaal uit de jaren zestig over een man op een pool party in de suburbs van New York die besluit via de zwembaden in de achtertuinen van zijn buren naar huis te zwemmen. De openingszin luidt “It was one of those midsummer Sundays when everyone sits around saying, “I drank too much last night.” Die zin bevat eigenlijk al de kern van het verhaal. Je hebt iets gedaan waarvan je achteraf denkt dat je het beter had kunnen laten. Of juist niet.
Tijdens zijn zwemtocht valt het leven van Neddy Merril uit elkaar. Beetje bij beetje kom je er tijdens de hallucinante vertelling achter dat zijn leven helemaal geen feestje was.
Ik bewoog mijn armen door het water. Het week zonder weg te gaan. Ik hoorde de golven, het gekletter. Bewoog ik me eigenlijk wel goed? Of zag ik er weer belachelijk uit? Er keek niemand dus dat kon niet. Belachelijk ben je alleen maar in de ogen van anderen, zelfs als je jezelf zo ziet. Dat kun je alleen zijn als je je eigen toeschouwer bent. Er zijn mensen die daar voortdurend mee bezig zijn. Alsof ze naast een spiegel leven. Ik meen altijd dat ze bewuster leven dan ik. Ik besloot mezelf niet belachelijk te vinden.
Ik dacht aan een vriendin die drie keer per week een uur zwemt. Ik vroeg haar eens hoe ver ze dan zwom maar weet alleen nog dat ik er van onder de indruk was. En dat ik het nooit zou kunnen.
Na een half uur hees ik mezelf op de kant. 800 meter. Het zei me eigenlijk niks. Cijfers zijn alleen maar van belang in verhouding tot anderen. In hun eentje stellen ze niks voor. Een 10 is alleen maar wat waard vanwege de zesjes. Zonder gevoel van prestatie droogde ik me af.
Even later lag ik op de bank The Swimmer te herlezen. Dat klinkt intellectueel maar was niets meer dan een goedkope truc. Het is een kort verhaal maar ook uitgegeven als boek en zelfs verfilmd. Dus kan ik het mee laten tellen voor de Reading Challenge van 2024 waarbij ik me in januari en public had voorgenomen 50 boeken te lezen. Dat lukte natuurlijk niet. Ik moest nu een sprint maken om het aantal te halen. Veel dunne boekjes. Al werd die uitdaging op deze manier wel als een wielerwedstrijd met te weinig deelnemers. Dit was officieel het veertigste boek dat ik las dit jaar maar wie houd ik voor de gek? Goodreads? Of toch mezelf?
Toevallig is dat precies waar The Swimmer over gaat.
PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Abonneer je hier gratis.