De just do it fantasie

Nu ik weer gebruik maak van Instagram heb ik meer zin in rennen. Echt waar. Let op de uitdrukking ‘zin in’, dat is nog iets anders dan ‘gewoon doen’. Er lopen ook veel meer mensen op sportschoenen dan dat er sporten. Just Do It is vooral make believe. 

Ik kijk naar reels van mensen die als hindes boven het asfalt lijken te zweven, die de 10km lopen met het gemak waarmee ik de afstand tussen bureau en koffiezetapparaat afleg. Ze zijn gelukkig. In gedachten zie ik mezelf ook zo de zwaartekracht tarten, door de straten, parken, langs de rivier, kilometers achter elkaar, de zon in de rug, de wind door het haar.

Er is een groot verschil tussen het scherm en de werkelijkheid. Daarom kijken we er zo graag naar. Zoals een film echt spanning oproept, zo roepen dit soort beelden het gevoel op dat je het ook aan het doen bent, alleen door er naar te kijken. Het is porno zonder seks.

Dinsdag, na een lange werkdag ontbreekt iedere puf maar knaagt wel het besef dat ik nu echt moet gaan rennen. Over anderhalve week sta ik aan de start van de 10km. In de loop van de dag had ik nog gedroomd van een langere training, over de Erasmusbrug, door Katendrecht, ik zag beelden van mezelf tegen de ondergaande zon, snel, ontspannen, genietend. Maar toen ik mijn schoenen pakte voelde ik hoe de moed daarin gezonken was. Ik knoopte de veters en bedacht dat ik rustig aan moest doen. Vooral rustig aan doen.

Ik drukte de stopwatch in. Wat een raar woord bedenk ik nu terwijl ik dit schrijf omdat je juist niet stopt als je een stopwatch gebruikt. Ik zet mijn gedachtenstroom stil en google waar de term vandaan komt, lees dat de eerste stopwatch uit 1821 stamt maar kom niet achter de oorsprong van het woord. Wel leer ik dat ik eigenlijk geen stopwatch om mijn pols heb maar een chronometer. Zo heet een horloge met een stopwatchfunctie. Wat me in de war brengt omdat ik als kind een mechanische stopwatch had die chronometer werd genoemd. Ik zie het chroom glinsteren, hoor de seconden weer wegtikken. Wat een mooi ding was dat maar altijd verkeerd benoemd dus. Hoe meer je opzoekt, hoe meer kennis onjuist blijkt. Maar, je had het nog niet gemerkt, ik dwaal af.

De stopwatch ging lopen en ik ook. Mijn spieren voelden stijf en mijn passen te klein. Dat gaat misschien over dacht ik, straks als mijn lijf op gang komt. Het moet gewoon even overschakelen van denkwerk naar loopwerk.

Dat gebeurde niet. Het bleef allemaal roestig. Ik rende in slow motion zonder dat het kunstmatig vertraagd hoefde worden en werd in korte tijd ingehaald door drie verschillende kerels. Een rende er zelfs met een grote rugzak om. Misschien was hij op weg naar Santiago de Compostela. Of rennen pelgrims nooit? Ik google weer. Natuurlijk is er zoiets als de snelste pelgrim, al klinkt dat als een contradictio in termini, als speed meditatie. Het is een Nederlander die in nog geen vier maanden naar de bedevaartplaats in noordwest Spanje rende. Hij is nu op weg naar het zuiden van Portugal. 

Mijn gedachten dwaalden verder af. Soms denk ik er over om die pelgrimsroute ook af te leggen. Wandelend. Ooit. Ik zie mezelf lopen, door Noord-Frankrijk, langs de voet van de Pyreneeën, de kust van Baskenland. Ik google nog even ‘hoe lang’ etcetera. Dat kost vier maanden. Gaat niet gebeuren.

Een vrouw rende me voorbij. Weer een. Ze verdween snel uit zicht, zo hard ging ze. Zou er sprake zijn van een demotivatie-complot? Of was ik gewoon veranderd in een slak, zoals die kerel in dat verhaal van Kafka in een insect was veranderd? Ik had vandaag ook te weinig gedronken, realiseerde ik me. Dat gebeurt vaker als ik de hele dag achter het scherm zit. Dan denk ik er niet aan. Soms ga ik eten terwijl ik eigenlijk dorst heb. Ik weet het en werk toch een cracker naar binnen. Wie heeft er controle over wat ik doe? Mijn hersenen en ratio of een heel boostersysteem van amper controleerbare impulsen?

Ik rende verder. Het was zwaar. Ik twijfelde of ik kampte met een beschadigde wilskracht of een verwelkte conditie. Misschien beide. Tot ik hulp kreeg uit onverwachte hoek. Op een ponton langs de rivier zag ik visdiefjes, hun vaste pleisterplaats als ze in Rotterdam zijn. De aanblik gaf me moed. Ik bedoel, als deze kleine wezens in staat zijn tot een vlucht van Nigeria naar hier, waarom zou ik dan geen 5km kunnen halen? We zijn gemaakt om te rennen, dan moet je dat ook doen. Als zij niet trainen, halen ze die trektocht ook niet. Het hielp.

Ik rende langs een bankje waar mensen sigaretten consumeerden. De rook sloeg op mijn longen, ik moest hoesten. Als ze het hoorden dachten ze vast dat ik me aanstelde. Mensen zijn geen visdiefjes. Ze hebben de neiging alles kapot te maken, ook zichzelf. Aan impulsen kun je makkelijk geld verdienen, aan de ratio minder.

Ik keek op mijn chronometer. Het tempo lag laag, net iets meer dan 7 minuten per kilometer, de rode lijn die ik eigenlijk niet wil overschrijden. Maar ja, rode lijnen die zijn niks waard, die zijn make believe. Terwijl het vorige week nog zo lekker ging. Ik begon te denken aan opgeven maar dat was geen optie. Ik moet mijn lichaam er toe zetten, zelfs tot sneller te lopen. Parijs komt immers dichterbij. Strompelen door Parijs wil ik mezelf besparen. Ik merkte weer eens hoe motiverend het is om je in te schrijven voor dat soort evenementen. Anders was ik nu geheid op de bank blijven liggen.

3,5 km. Nog even. Een minuut of tien. Ineens kreeg ik een ingeving: laat ik de laatste km zo hard rennen als ik kan. Dat duurt maar een paar minuten, het moet te doen zijn.

4 km. Ik maakte vaart. Veel vaart. Het ging lekkerder dan ik ooit had kunnen bevroeden. De stappen werden groter, nu rende ik echt. Alsof er een vliegwiel in werking was gezet. Het Park was gevuld met relaxende mensen. Mooi zo. Ik presteer beter met publiek, ben niet voor niets journalist geworden.

Mijn hartslag ging omhoog, mijn ademhaling ging sneller, het bloed stroomde, ik kon het bijna voelen. Het geluid van mijn schoenzolen die landden op het stabilisé klonk als muziek. Zou ik dit ook 10 km vol kunnen houden? Vast niet maar nu wel tot het eind.

In een bocht zaten wat jongens op een bankje. Ik rende er langs en ging voor mijn gevoel zo hard dat ik moest oppassen dat ik in de bocht niet onderuit zou gaan, zoals bij schaatsen. Nog 1 minuut. 

Ik sprintte. En klokte bij 5 kilometer. De laatste kilometer had ik gelopen in 5’41’’. Dat is sneller dan mijn doel van 10 km/u. Ik hijgde. Druppels liepen over mijn voorhoofd. Ik was uitgeput. Een gevoel van geluk stroomde door mijn lichaam.

PS: Iedere zondagavond verstuur ik In de Week, een zeer persoonlijke nieuwsbrief over wat ik de voorbije week zag, las, meemaakte en dacht. Doe net als meer dan tweeduizend andere lezers en abonneer je hier gratis.

3 Comments

  • Heerlijk verhaal Francisco. Veel is herkenbaar, ik kijk regelmatig naar video’s van ultralopers. Dat wil ik ook. Dat de denk nu al meer dan 5 jaar.
    Inschrijven en naar dat doel toewerken, werkt!

  • doet me denken aan een strip van Hein de Kort die k op mijn koelkast had geplakt. waarin Dirk eeen meditatieclaas in gaat en roept dat ie wil leren wedstrijs mediteren.; ‘ik mediteer jullie d’r allemaal uit watjes’.
    Hilarisch

  • Mooi, die eindsprint he en dat je pas voelt dat hard(er) kan wanneer je hard(er) gaat. Paris t’attend.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.